ECLI:NL:RBLEE:2010:BM2152

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8/10
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 13 april 2010 een wrakingsverzoek behandeld van een verdachte, die zich niet kon vinden in de onpartijdigheid van de rechter, mr. [X]. De verzoeker, die gedetineerd was in P.I. Noord, stelde dat mr. [X] bevooroordeeld was, omdat zij eerder betrokken was bij veroordelingen van hem, die later door het gerechtshof waren vernietigd. Daarnaast verwees hij naar een uitzending van het televisieprogramma Netwerk, waarin mr. [X] zich had uitgelaten over de rechtsgang, wat volgens de verzoeker zijn vrees voor een eerlijk proces versterkte.

Tijdens de zitting van de wrakingskamer op dezelfde dag, werd het wrakingsverzoek toegelicht door de verzoeker en zijn raadsman, mr. H.C.L. Crozier. Mr. [X] verdedigde zich door te stellen dat haar eerdere betrokkenheid bij zaken tegen de verzoeker niet betekende dat zij niet onbevooroordeeld zou zijn in de huidige zaak. De officier van justitie, mr. H.J. Mous, steunde de afwijzing van het wrakingsverzoek, stellende dat eerdere veroordelingen geen grond voor wraking opleveren.

De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat mr. [X] vooringenomen was. Het wrakingsverzoek werd dan ook afgewezen, en de rechtbank besloot tot onverwijlde mededeling van deze uitspraak aan alle betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Wrakingskamer
Parketnummer: 17/880581-09
Volgnummer: 8/10
Uitspraak ex artikel 515 Wetboek van Strafvordering d.d. 13 april 2010
van de meervoudige wrakingskamer, inzake het op 13 april 2010 door:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, Leeuwarden,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsman: mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek
ingediende verzoek tot wraking van mr. [X] (hierna te noemen: mr. [X]), voorzitter van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank.
PROCESVERLOOP
1.1. Ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 13 april 2010 is een aanvang gemaakt met de behandeling van de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak onder bovengenoemd parketnummer.
1.2. Verzoeker heeft onmiddellijk na het uitroepen van de zaak de wraking voorgedragen van mr. [X] voornoemd. Mr. [X] heeft niet in de wraking berust.
1.3. Het wrakingsverzoek is behandeld ter terechtzitting van de meervoudige wrakingskamer van 13 april 2010. Verzoeker is verschenen, vergezeld van zijn raadsman en zij hebben het wrakingsverzoek nader toegelicht. Mr. [X] is eveneens verschenen en heeft een toelichting gegeven. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. H.J. Mous, die het standpunt van het Openbaar Ministerie heeft verwoord.
1.4. De wrakingskamer heeft na een schorsing mondeling uitspraak gedaan. Deze uitspraak vormt daarvan de schriftelijke uitwerking.
OVERWEGINGEN
Het standpunt van verzoeker
2. Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag.
Mr. [X] heeft in 2005 meegewerkt aan een uitzending van het televisieprogramma Netwerk. Dit betrof een politierechterzitting waar verzoeker moest verschijnen. Verzoeker was het niet eens met het vonnis van mr. [X] in die zaak. Verzoeker stelt dat hij het voorts niet eens is met hetgeen de voorzitter in Netwerk heeft gezegd over de rechtsgang in het algemeen. De uitlatingen van mr. [X] in Netwerk hebben de onpartijdigheid van mr. [X] beïnvloed. Ook heeft verzoeker vaker als verdachte voor mr. [X] gestaan. Veroordelingen die zij jegens verzoeker heeft uitgesproken, bleken achteraf - na vrijspraak door het gerechtshof - onterecht te zijn. Uit het voorgaande leidt verzoeker af dat mr. [X] ten opzichte van hem bevooroordeeld is. Verzoeker is daarom bevreesd dat hij geen eerlijk proces krijgt.
Het standpunt van mr. [X]
3. Mr. [X] bevestigt dat zij in 2006 heeft meegewerkt aan een uitzending van het televisieprogramma Netwerk. Er is in dat kader met toestemming van verzoeker een opname gemaakt van de politierechterzitting waar hij terechtstond. Voorts heeft mr. [X] een interview aan Netwerk gegeven, dat niet zag op de persoon van verzoeker, maar op de rechtsgang in het algemeen. Verzoeker dient volgens mr. [X] als een zogeheten 'veelpleger' te worden aangemerkt, die zij al meerdere keren als verdachte tegenover zich heeft gehad op een strafzitting. Dat enkele feit brengt echter niet met zich dat mr. [X] niet onbevooroordeeld tegenover verzoeker staat in deze strafzaak. Mr. [X] bekijkt elke strafzaak van verzoeker op zijn eigen merites. Mr. [X] wijst er ten slotte nog op dat volgens vaste jurisprudentie de eerdere betrokkenheid van een rechter bij een andere strafzaak tegen de verdachte in beginsel nog geen grond voor wraking oplevert. Het wrakingsverzoek dient volgens mr. [X] dan ook te worden afgewezen.
Het standpunt van de officier van justitie
4. De officier van justitie stelt dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen. De eerdere betokkenheid van een een rechter bij een andere strafzaak tegen dezelfde verdachte levert nog geen grond voor wraking op. Voorts wijst de officier van justitie erop dat uit de justitiële documentatie van verzoeker niet blijkt dat het het gerechtshof eerdere veroordelingen van verzoeker door mr. [X] heeft vernietigd.
De beoordeling
5. Een verzoek tot wraking is mogelijk indien sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke - door verzoeker aan te voeren - omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens één van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6. Uit de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt naar het oordeel van de wrakingskamer niet af te leiden dat mr. [X] subjectief - dus ten aanzien van de persoon van deze verdachte - vooringenomen was. Ook anderszins is dat niet aannemelijk geworden.
7. Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of de door verzoeker aangevoerde omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door hem geuite vrees dat mr. [X] jegens hem vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt daaromtrent als volgt.
8. Het enkele feit dat mr. [X] eerder betrokken is geweest bij strafzaken tegen verzoeker, waarin zij een veroordeling jegens verzoeker heeft uitgesproken, brengt naar het oordeel van de wrakingskamer niet met zich dat er sprake is van vooringenomenheid van mr. [X] jegens verzoeker. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd valt geen objectieve rechtvaardiging te vinden dat mr. [X] - als voorzitter van de strafkamer - bij de beoordeling van hetgeen verdachte wordt telastegelegd niet uitsluitend zal oordelen op de grondslag van de telastelegging en hetgeen in zijn zaak nog door verzoeker naar voren zal worden gebracht, maar zich zal laten leiden door hetgeen zij in eerdere zaken van verzoeker heeft beslist. Het behoort tot de normale, wettelijke taak van de rechter die heeft te beslissen omtrent de in art. 348 en 350 Sv. vermelde vragen, om slechts te oordelen op de grondslag van hetgeen verdachte is te laste gelegd en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting dienaangaande en daarbij hetgeen zij eerder heeft beslist in eerdere zaken tegen verdachte buiten beschouwing te laten (vgl. HR 18 mei 2004, LJN: AO5050).
9. Voorts overweegt de wrakingskamer dat, ook al zou er sprake zijn van vernietiging door het gerechtshof van uitspraken van mr. [X] in strafzaken tegen verzoeker - verzoeker heeft daarvan overigens geen enkel bewijs aangedragen - uit het enkele feit dat het gerechtshof anders zou hebben beslist dan mr. [X], nog niet volgt dat mr. [X] geacht moet worden vooringenomen te zijn jegens verzoeker.
10. Mr. [X] heeft ter terechtzitting van de wrakingskamer onweersproken gesteld dat zij zich in het televisieprogramma Netwerk slechts heeft uitgelaten over de rechtsgang in het algemeen. Niet gebleken is dat zij daarbij op enigerlei wijze is vooruitgelopen op toekomstige strafzaken tegen verzoeker, zoals de onderhavige. In de uitlatingen van mr. [X] in Netwerk kan dan ook geen grond voor vooringenomenheid van mr. [X] jegens verzoeker worden gevonden.
11. Gelet op het vorenstaande falen de door verzoeker aangedragen wrakingsgronden. Het wrakingsverzoek dient daarom te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst het wrakingsverzoek af;
beveelt onverwijlde mededeling van deze uitspraak aan verzoeker, de rechter mr. [X] en de officier van justitie mr. Mous.
Deze uitspraak is vastgesteld op 13 april 2010 door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. A.T. de Kwaasteniet en mr. C.M. Telman, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma als griffier.