ECLI:NL:RBLEE:2010:BM0966

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98927 - HA ZA 09-769
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van supporter voor boete opgelegd aan betaald voetbalclub na incident tijdens wedstrijd

In deze zaak vorderde de betaald voetbalclub Cambuur Leeuwarden betaling van een boete die aan hen was opgelegd door de KNVB, als gevolg van een incident waarbij een supporter, aangeduid als [Z], een bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle gooide tijdens een wedstrijd op 22 mei 2009. Cambuur stelde dat [Z] aansprakelijk was voor de schade die zij had geleden door de boete van € 12.500,- die hen was opgelegd. De rechtbank diende te beoordelen of [Z] daadwerkelijk het bierflesje had gegooid en of hij aansprakelijk kon worden gehouden voor de gevolgen daarvan.

De rechtbank oordeelde dat Cambuur onvoldoende bewijs had geleverd dat [Z] de dader was van het gooien van het bierflesje. Hoewel [Z] door de politie als verdachte was aangemerkt, was hij niet vervolgd door het Openbaar Ministerie, wat betekende dat er geen strafrechtelijk vonnis was dat als bewijs kon dienen. Cambuur had ook geen overtuigend bewijs overgelegd dat [Z] daadwerkelijk het bierflesje had gegooid, en de rechtbank wees erop dat de bewijslast bij Cambuur lag.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de vordering van Cambuur moest worden afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat [Z] het bierflesje had gegooid. De rechtbank veroordeelde Cambuur in de proceskosten van [Z], die op € 1.220,00 waren vastgesteld. Dit vonnis werd uitgesproken op 14 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 98927 / HA ZA 09-769
Vonnis van 14 april 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap
CAMBUUR-LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
advocaat: mr. I. Grijpma, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[Z],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. W.A. Bruinsma-Woudstra, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna "Cambuur" en "[Z]" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie d.d. 2 maart 2010
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. Cambuur is een voetbalclub, waarvan het eerste elftal deelneemt aan wedstrijden in de eerste divisie van het betaald voetbal.
2.2. Op de toegangsbewijzen voor de wedstrijden van Cambuur wordt verwezen naar de toepasselijkheid van de KNVB standaardvoorwaarden. Krachtens artikel 8 lid 1 jo. lid 3 van deze voorwaarden is het verboden om in het stadion met (onder meer) flessen te gooien.
2.3. Naar aanleiding van de resultaten in de reguliere competitie in het seizoen 2008/2009 heeft Cambuur meegedaan aan de play-offs voor een plaats in de eredivisie in het daaropvolgende seizoen. In het kader van deze play-offs heeft op 22 mei 2009 in het stadion van Cambuur aan het Cambuurplein te Leeuwarden de wedstrijd tussen Cambuur en FC Zwolle plaatsgevonden. [Z] was als toeschouwer bij deze wedstrijd aanwezig op de noordtribune van het stadion.
2.4. Tijdens de eerste helft van voornoemde wedstrijd is vanaf de noordtribune een bierflesje in de richting van Diederik Boer, de keeper van FC Zwolle, gegooid. Dit bierflesje is op het speelveld terechtgekomen. Als gevolg daarvan heeft de scheidsrechter de wedstrijd tijdelijk gestaakt, gedurende ongeveer 12 minuten.
2.5. De politie te Leeuwarden heeft [Z] aangehouden als verdachte van het gooien van het bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle. Naar aanleiding daarvan heeft Cambuur bij brief van 2 juli 2009 een lokaal stadionverbod voor onbepaalde tijd aan [Z] opgelegd.
2.6. De aanklager betaald voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna te noemen: KNVB) heeft Cambuur bij brief van 14 juli 2009 het volgende medegedeeld:
"Uw club wordt in staat van beschuldiging gesteld op grond van artikel 19 juncto artikel 20 lid 2 sub a van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal voor wanordelijkheden door aanhang van uw club bij gelegenheid van de op 22 mei 2009 gespeelde wedstrijd Cambuur Leeuwarden - FC Zwolle, te weten het gooien van een bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle, dan wel in het doelgebied van de keeper van FC Zwolle waardoor de scheidsrechter de wedstrijd tijdelijk heeft stilgelegd en/of het afsteken van vuurwerk.
De aanklager betaald voetbal, die naast het meldingsformulier incidenten en wanordelijkheden ondermeer kennis heeft genomen van de rapportage van scheidsrechter J. Wegereef, de auditrapportage van de heer [A] en de verklaringen van uw club d.d. 9 juni 2009 en 2 juli 2009 is bereid in deze zaak van verdere vervolging af te zien, indien het in de bijlage vermelde strafvoorstel wordt geaccepteerd.
(…)
Schikkingsvoorstel (Overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 Reglement Tuchtrechtspraak BV)
Nr. 08.067
Cambuur Leeuwarden wordt, mede gelet op de aard en ernst van het strafbare feit en rekening houdend met de strafkaart waarop meerdere aantekeningen voorkomend vanwege wanordelijkheden, een geldboete opgelegd van € 12.500,=.
(…)"
2.7. Cambuur is op 21 juli 2009 met vorenbedoeld schikkingsvoorstel akkoord gegaan, waarna Cambuur de geldboete van € 12.500,- aan de KNVB heeft voldaan.
2.8. Cambuur heeft [Z] bij brief van 6 augustus 2009 gesommeerd om de boete die door de KNVB aan Cambuur is opgelegd binnen zeven dagen aan Cambuur te voldoen. [Z] is niet tot betaling overgegaan.
2.9. Bij brief van 23 november 2009 heeft de Politie Fryslân [Z] medegedeeld:
"Op maandag 25 mei 2009 is aangifte gedaan van zware mishandeling. Dit incident is gepleegd te het Cambuurplein 44, 8921 RG Leeuwarden, op vrijdag 22 mei 2009 te 20.15 uur. U bent als verdachte aangemerkt van dit incident.
Namens het Openbaar Ministerie deel ik u het volgende mee:
Het Openbaar Ministerie heeft de zaak bestudeerd en besloten dat zij niet tot vervolging overgaat. (…)"
3. Het geschil
3.1. Cambuur vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [Z] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 12.500,-, vermeerderd met wettelijke rente, nasalaris, buitengerechtelijke kosten ad € 904,- en proceskosten.
3.2. [Z] concludeert tot afwijzing van de vordering van Cambuur, met veroordeling van Cambuur - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding.
4. De standpunten van partijen
4.1. Cambuur legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [Z] is degene is die het bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle heeft gegooid. Ter onderbouwing daarvan voert Cambuur aan dat [Z] door de politie als verdachte is aangemerkt van dit feit en dat uit de zich in het politiedossier bevindende verklaring van [Z] blijkt dat [Z] erkent dat hij een bierflesje in de richting van het veld heeft gegooid. Voorts heeft een zekere [B] [Z] herkend als degene die het bierflesje heeft gegooid en heeft [B] daaromtrent op 26 mei 2009 een verklaring afgelegd.
[Z] is volgens Cambuur aansprakelijk voor de schade die Cambuur heeft geleden als gevolg van het incident met het bierflesje, zijnde de door de KNVB opgelegde boete van € 12.500. Primair baseert Cambuur de aansprakelijkheid van [Z] op onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW. Het is volgens Cambuur in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid om in een voetbalstadion met bierflesjes te gooien. Subsidiair is [Z] voor genoemde schade aansprakelijk op grond van een toerekenbare tekortkoming zijnerzijds jegens Cambuur, bestaande uit schending van artikel 8 lid 1 jo. lid 3 van de KNVB standaardvoorwaarden, die bepalen dat het verboden is om in een voetbalstadion met flesjes te gooien.
4.2. [Z] betwist dat hij, zoals Cambuur stelt, een bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle heeft gegooid. Uit de berichten op internet omtrent dit incident blijkt dat de vermoedelijke dader reeds dezelfde avond is opgepakt. [Z] daarentegen is pas op 25 mei 2009 door de politie aangehouden. Het enkele feit dat de politie hem als verdachte heeft aangemerkt, levert volgens [Z] niet voldoende bewijs op dat hij het bierflesje heeft gegooid. [Z] betwist ook dat hij in het verhoor bij de politie zou hebben erkend dat hij het bierflesje heeft gegooid. Hij is bovendien niet voor dit incident vervolgd door het Openbaar Ministerie. [Z] heeft slechts een gebroken bierflesje in de gracht tussen de noordtribune en het veld gegooid. [Z] stelt voorts dat het causale verband tussen de schade en de gestelde gedraging ontbreekt. Uit het schikkingsvoorstel van de KNVB blijkt namelijk dat de geldboete is opgelegd mede gelet op de aard van het feit en de strafkaart van Cambuur waarop meerdere aantekeningen van wanordelijkheden staan. De boete kan dus niet in zijn geheel een gevolg zijn van het - betwiste - handelen van [Z]. Ten slotte voert [Z] nog aan dat het transactiesysteem van de KNVB - waarbij aan clubs schikkingsvoorstellen worden gedaan - onvoldoende grondslag biedt voor verhaal van een aan een club opgelegde boete op een individuele supporter.
5. De beoordeling van het geschil
5.1. De rechtbank stelt voorop dat, alvorens kan worden beoordeeld of er sprake is van een onrechtmatige daad of van een toerekenbare tekortkoming van [Z] jegens Cambuur, eerst vast moet komen te staan dat [Z] degene is geweest die een bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle heeft gegooid op zodanige wijze dat dit flesje op het speelveld is terechtgekomen. De stelplicht en bewijslast dienaangaande rusten op Cambuur.
5.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Cambuur onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [Z] degene is die het bewuste bierflesje heeft gegooid. Weliswaar is [Z] op enig moment door de politie aangehouden als verdachte terzake, maar dat enkele feit betekent niet dat hij ook de dader is. Bovendien heeft het Openbaar Ministerie [Z] (schriftelijk) laten weten dat zij niet tot vervolging overgaat. Als gevolg van dit sepot is er geen sprake van een vonnis van de strafrechter dat in het kader van het bewijs zou kunnen worden gebruikt. Cambuur heeft zich er voorts op beroepen dat het politiedossier een verklaring van [Z] bevat, inhoudende dat hij erkent dat hij met een bierflesje heeft gegooid. Deze verklaring is echter niet overgelegd en bovendien volgt er niet uit dat dát bierflesje ook op het speelveld is terechtgekomen. Daar komt nog bij dat [Z] uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft betwist dat hij (heeft verklaard dat hij) een bierflesje op het speelveld heeft gegooid. Ten slotte beroept Cambuur zich nog op een verklaring van een zekere [B] van 26 mei 2009, waaruit zou volgen dat [B] [Z] heeft herkend als degene die het bierflesje op het speelveld heeft gegooid. Cambuur is echter in gebreke gebleven met het overleggen van de verklaring van deze [B], zodat de rechtbank - mede gezien de betwisting door [Z] - daaraan voorbij zal gaan.
5.3. Nu Cambuur in onvoldoende mate aan haar stelplicht heeft voldaan, zal zij niet tot (nadere) bewijslevering worden toegelaten. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat [Z] degene is geweest die een bierflesje in de richting van de keeper van FC Zwolle heeft gegooid op zodanige wijze dat dit flesje op het speelveld is terechtgekomen. Reeds daarom dient de vordering van Cambuur te worden afgewezen. Tegen die achtergrond kan al hetgeen partijen overigens nog te berde hebben gebracht onbesproken blijven.
5.4. Cambuur zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [Z] als volgt vastgesteld:
- vast recht € 316,00
- salaris van de advocaat € 904,00 (2,0 punt x € 452,00, tarief II)
-----------
Totaal € 1.220,00
6. De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering van Cambuur af,
veroordeelt Cambuur in de proceskosten, aan de zijde van [Z] tot op heden vastgesteld op € 1.220,00;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010.
fn 343?