ECLI:NL:RBLEE:2010:BM0815

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/485
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking rapport veerverbindingen Waddeneilanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 12 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De verzoekster, Terschellinger Stoomboot Maatschappij B.V. (TSM), heeft bezwaar gemaakt tegen de openbaarmaking van een rapport, opgesteld door RebelGroup in opdracht van de minister van Verkeer en Waterstaat, dat betrekking heeft op de veerverbindingen naar de Waddeneilanden. TSM stelt dat de in het rapport gepresenteerde winstmarges van haar veerverbindingen onterecht zijn overdreven, wat leidt tot negatieve beeldvorming en onevenredige benadeling, vooral gezien de aanstaande concessieregelgeving. De minister heeft echter besloten het rapport in geanonimiseerde vorm openbaar te maken, wat TSM niet accepteert zonder verdere anonimisatie van haar gegevens.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat TSM ontvankelijk is in haar verzoek en dat er sprake is van een spoedeisend belang. De rechter heeft het rapport en de geanonimiseerde versie ervan ingezien en geconcludeerd dat de minister op goede gronden heeft besloten het rapport niet verder te anonimiseren. De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat de winstmarges in het rapport zijn gebaseerd op aannames en dat TSM de mogelijkheid heeft om de negatieve beeldvorming te corrigeren door haar eigen financiële gegevens openbaar te maken. De rechter heeft het schorsingsverzoek van TSM afgewezen, met de verwachting dat het besluit van de minister in bezwaar stand zal houden. De proceskosten zijn niet toegewezen.

De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen rechtsmiddel tegen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/485
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2010 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
Terschellinger Stoomboot Maatschappij B.V.,
gevestigd te West-Terschelling,
verzoekster (hierna: TSM),
gemachtigde: mr. J.A. van der Kolk, advocaat te Rotterdam,
en
de minister van Verkeer en Waterstaat,
verweerder (hierna: de minister),
gemachtigde: mr. A.C.W.E. Ruyken, werkzaam bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2010 heeft de minister het verzoek van de Eigen Veerdienst Terschelling B.V. (hierna: EVT) tot openbaarmaking van het door RebelGroup in opdracht van de minister opgestelde rapport "Business Case Waddenveren" ingewilligd, met dien verstande dat het rapport in een geanonimiseerde versie openbaar gemaakt zal worden, twee weken na dagtekening van het besluit van 2 maart 2010.
Tegen dit besluit heeft TSM bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij zich bij brief van 16 maart 2010 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek het besluit van 2 maart 2010 te schorsen teneinde te voorkomen dat het rapport hangende de bezwaarschriftprocedure openbaar gemaakt zal worden.
Bij brief van 17 maart 2010 heeft de minister de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend, waaronder het rapport en de geanonimiseerde versie hiervan. Bij brief van 26 maart 2010 heeft TSM, ter onderbouwing van haar bezwaarschrift, haar omzet- en resultaatcijfers over de jaren 2007, 2008 en 2009 aan de minister verstrekt. De minister heeft deze gegevens vervolgens in het geding gebracht.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 29 maart 2010. Namens TSM is [naam], directeur van TSM, verschenen, bijgestaan door mr. A.Th. Meijer, kantoorgenoot van mr. Van der Kolk. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. De EVT, die met toepassing van artikel 8:26 van de Awb is aangemerkt als derde belanghebbende, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.A.H. Stam en mr. M. Kuijper, advocaten te Amsterdam.
Motivering
Geschil
1.1 TSM is van opvatting dat de in het rapport "Business Case Waddenveren" gepresenteerde winstmarges (verschil tussen kosten en opbrengsten) op de door haar onderhouden veerverbindingen schromelijk worden overdreven en dat hierdoor de beeldvorming rond TSM nadelig wordt beïnvloed en dat uitgerekend op een moment dat concessieregelgeving aanstaande is. Het belang van openbaarmaking van het rapport weegt daarom niet op tegen het belang van TSM om onevenredige benadeling te voorkomen. TSM heeft hieraan toegevoegd dat zij op zich zelf geen bezwaar heeft tegen openbaarmaking van het rapport indien het op haar en de door haar onderhouden veerverbindingen betrekking hebbende cijfermateriaal wordt geanonimiseerd, in aanvulling op hetgeen reeds is geanonimiseerd. Het gaat er TSM uiteindelijk om dat de gegevens in het rapport op geen enkele wijze tot haar te herleiden zijn. TSM heeft het rapport daarom verder geanonimiseerd en er mee ingestemd dat deze versie van het rapport kenbaar is gemaakt aan EVT.
1.2 De minister handhaaft zijn besluit van 2 maart 2010 en is van opvatting dat er geen aanleiding bestaat om het rapport verder te anonimiseren, op een wijze zoals TSM voorstaat. EVT heeft zich in hoofdzaak achter dit standpunt geschaard.
Beoordeling van het geschil
2.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om TSM te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat TSM een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het besluit van 2 maart 2010 in bezwaar geen stand zal houden.
2.2 De voorzieningenrechter heeft met toestemming van partijen en met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van het rapport "Business Case Waddenveren", de geanonimiseerde versie hiervan en de omzet- en resultaatcijfers van TSM over de jaren 2007, 2008 en 2009.
2.3 Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) -voor zover van belang- blijft het verstrekken van informatie ingevolge de WOB achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken derden. Deze beoordeling is voorbehouden aan, in dit geval, de minister. De voorzieningenrechter laat daarom de door TSM geanonimiseerde versie van het rapport onbesproken.
2.4 Blijkens het rapport "Business Case Waddenveren", dat betrekking heeft op de veerverbindingen naar de Friese Waddeneilanden, waaronder de door TSM onderhouden veerverbindingen naar Vlieland en Terschelling, heeft RebelGroup onderzocht of het aanbod van personenvervoer van en naar deze Waddeneilanden in een situatie zonder concessies het maatschappelijke gewenste kwaliteits-, kwantiteits- en prijsniveau zal hebben. Hierbij is als uitgangspunt genomen het maatschappelijke gewenste kwaliteits-, kwantiteits- en prijsniveau, zoals dat thans is vastgelegd in de huidige openbare dienstcontracten met de reders, zoals TSM. Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft RebelGroup een business case van de huidige reders opgesteld en geanalyseerd wat het vervoeraanbod zal zijn zonder concessies. Hierbij heeft RebelGroup gebruik gemaakt van publiekelijk beschikbare (financiële) informatie van andere reders of maritieme dienstverleners, zoals de TESO (veerverbinding Den Helder-Texel) en de provincie Zeeland (veerverbinding Breskens-Vlissingen). RebelGroup was hiertoe genoodzaakt, omdat de reders die de veerverbindingen naar de Friese Waddeneilanden onderhouden, zoals TSM, geen financiele informatie presenteren. Ter zitting heeft TSM dat bevestigd en aangegeven dat het niet in haar natuur als familiebedrijf ligt buitenstaanders, zoals -naar de voorzieningenrechter begrijpt- EVT, inzicht te geven in haar bedrijfsgegevens. Hier heeft TSM aan toegevoegd dat, indien RebelGroup TSM om financiële gegevens had gevraagd, zij deze gegevens misschien wel had verstrekt. Wat hier ook van zij, duidelijk is dat de bevindingen van RebelGroup niet zijn gebaseerd op (financiële) informatie die afkomstig is van TSM zelf. Dit betekent dat volstrekt duidelijk is dat de in het rapport gepresenteerde winstmarges op de door TSM onderhouden veerverbindingen louter aannames en inschattingen betreffen. Zoals de minister ter zitting terecht heeft opgemerkt, is dit in het rapport ook meermalen nadrukkelijk aangegeven. Het rapport laat in dat opzicht niets aan duidelijkheid te wensen over. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat RebelGroup zich blijkens het rapport verplaatst heeft in de theoretische situatie dat de minister geen concessies zal verlenen. Ook dit wijst er op dat slechts sprake is van aannames en inschattingen. Bovendien kan TSM de onjuistheid van de aannames en inschattingen en de volgens TSM hierdoor ontstane negatieve beeldvorming corrigeren onder meer door de werkelijk behaalde winstmarges openbaar te maken. Dat TSM om haar moverende redenen er voor kiest om dit niet te doen, betekent niet dat de minister daarom gehouden is het rapport op dit punt (verder) te anonimiseren.
2.5 Alles overziend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de minister op goede gronden geen aanleiding heeft gezien het rapport verder te anonimiseren dan hij heeft gedaan. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het besluit van 2 maart 2010 in bezwaar stand zal houden. Voor het schorsen van dit besluit bestaat dan ook geen aanleiding, zodat het schorsingsverzoek zal worden afgewezen.
Proceskosten
3.1 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het schorsingsverzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2010.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.