ECLI:NL:RBLEE:2010:BL9718

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885058-09 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. Severein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van minderjarigen aan het wettig gezag in het kader van echtscheiding en ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de politierechter zich gebogen over de onttrekking van minderjarigen aan het wettig gezag door de verdachte, die in de periode van 19 september 2008 tot en met 3 november 2008 haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], opzettelijk heeft onttrokken aan het gezag van hun vader, [de man]. De verdachte heeft, in strijd met de vastgestelde co-ouderschapsregeling, de kinderen ondergebracht op een voor de vader onbekend adres, waardoor hij niet in staat was om zijn gezag uit te oefenen. De verdachte en haar ex-echtgenoot hadden gezamenlijk het gezag over de kinderen, zoals vastgelegd in een overeenkomst van 3 maart 2008. De politierechter oordeelde dat de verdachte de kinderen aan het gezag van de vader heeft onttrokken door hen op een onbekende locatie te houden en niet aan de vader af te geven, wat in strijd was met de gemaakte afspraken.

De politierechter heeft de tenlastelegging bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De verdachte heeft zich beroepen op overmacht of noodtoestand, maar dit verweer werd verworpen. De rechter oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen andere opties had dan de kinderen aan het gezag van de vader te onttrekken. De politierechter heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de aard van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de vordering van de officier van justitie.

Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren, met een proeftijd van twee jaren. De rechter heeft geoordeeld dat, hoewel de gedragingen van de verdachte kwalijk waren, er geen feitelijke schade voor de kinderen was gebleken en dat de ouders inmiddels hun geschil hadden bijgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van het gezamenlijk gezag en de noodzaak om afspraken na te komen in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885058-09
verkort vonnis van de politierechter d.d. 31 maart 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 17 maart 2010.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J. Pieters, advocaat te Sneek, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 19 september 2008 tot en met 3 november
2008,
te Oosterzee, in de gemeente Lemsterland, althans in Nederland,
opzettelijk (een) minderjarige(n), te weten [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2],
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan
het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige
uitoefende, immers heeft verdachte daar toen [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2]
(telkens) niet naar school gebracht en/of die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2]
ondergebracht op een voor [de man] onbekend adres, zodat die [de man] die
[minderjarige 1] en/of die [minderjarige 2] niet kon meenemen/ophalen en/of heeft
verdachte zich (telkens) niet aan de vastgestelde co-ouderschapsregeling
gehouden;
(Art. 279 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Bewijsoverweging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij haar minderjarige kinderen heeft onttrokken aan het wettig gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die kinderen uitoefende. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en haar ex-echtgenoot [de man] na echtscheiding gezamenlijk het gezag over genoemde kinderen uitoefenen. Zij hebben de wijze waarop dit gezamenlijk gezag gestalte krijgt neergelegd in een vaststellingsovereenkomst van 3 maart 2008, welke overeenkomst is opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 23 april 2008. Verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van de politie van het Team Joure-Lemmer nr. 2008111465 verklaard dat zij na de zomervakantie van 2008 haar woning in Oosterzee met de kinderen heeft verlaten en met de kinderen op een voor [de man] onbekend adres heeft verbleven. In weerwil van hetgeen tussen haar en [de man] was afgesproken heeft verdachte volgens eigen zeggen het jongste kind niet meer naar de vader laten gaan.
Onder "onttrekken"in de zin van artikel 279 van het Wetboek van strafrecht moet worden verstaan: elk doen verkeren van de minderjarige buiten het wettig gezag. De politierechter is van oordeel dat degene die samen met een ander het gezag over een minderjarige uitoefent desondanks deze minderjarige aan het gezag van die ander kan onttrekken als, zoals in de onderhavige zaak, één der gezagsdragers het kind doet verblijven op een voor de andere gezagsdrager onbekende verblijfplaats en het in strijd met eerder gemaakte afspraken niet aan de andere gezagsdrager afgeeft. Verdachte heeft aldus beide kinderen onttrokken aan het gezag van [de man], omdat zij gedurende zekere tijd aan laatstgenoemde de mogelijkheid onthield op enigerlei wijze zijn gezag over de kinderen uit te oefenen. De politierechter vindt steun voor deze opvatting in de arresten van de Hoge Raad van 22 december 1953, NJ 1954, 478 en 15 februari 2005, LJN AR8250 alsmede in de doctrine: Noyon c.a., Het wetboek van strafrecht, aant. 1 op art. 279.
Verdachte heeft zich er bij monde van haar gemachtige ter terechtzitting op beroepen dat de vaststellingsovereenkomst van 3 maart 2008 zou zijn vervallen wegens verhuizing van [de man] naar Frankrijk. De politierechter verwerpt dit verweer, omdat verdachte blijkens haar verklaring bij de politie kennelijk uitging van de geldigheid van de overeenkomst ten tijde van de onttrekking van de kinderen aan het gezag van [de man], maar ook omdat voor de beoordeling van de vraag of de kinderen aan dat gezag zijn onttrokken niet bepalend is hoe het gezag door [de man] werd uitgeoefend, maar of hij gezag over de kinderen had. Dat gezag kwam hem ingevolge artikel 1:251, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege toe en was niet ontleend aan de vaststellingsovereenkomst.
Bewezenverklaring
De politierechter acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 19 september 2008 tot en met 3 november 2008, te Oosterzee, in de gemeente Lemsterland, althans in Nederland, opzettelijk minderjarigen, te weten [minderjarige 1] en [minderjarige 2], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ondergebracht op een voor [de man] onbekend adres, zodat die [de man] die [minderjarige 1] en die [minderjarige 2] niet kon meenemen/ophalen en heeft verdachte zich niet aan de vastgestelde co-ouderschaps-regeling gehouden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, meermalen gepleegd.
Verdachte heeft een beroep gedaan op overmacht of noodtoestand. Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet aannemelijk geworden dat verdachte heeft blootgestaan aan een drang waaraan zij geen weerstand kon bieden. Dat [de man] de kinderen niet naar verdachte terug wilde brengen, dat hij zijn financiële verplichtingen niet nakwam en dat [de man] met de kinderen naar Frankrijk wilde verhuizen is enkel gebaseerd op de verklaring van verdachte. Zelfs al zouden deze stellingen juist zijn, zijn zij volstrekt onvoldoende om het gepleegde feit te rechtvaardigen, omdat niet aannemelijk is geworden dat verdachte geen andere weg kon bewandelen dan de kinderen aan het gezag van [de man] te onttrekken. Zo had zij zich voor hulp tot de kinderbescherming kunnen wenden of de rechter om een uitspraak kunnen vragen. Het beroep op overmacht of noodtoestand wordt daarom verworpen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft haar kinderen onttrokken aan het gezag van de andere ouder. Hiermee heeft zij de rechten gefrustreerd die de andere ouder kon ontlenen aan de - ook door verdachte aanvaarde - vaststellingsovereenkomst waarin de uitoefening van het gezamenlijk gezag werd geregeld. Temeer nu het om jonge kinderen gaat die juist vanwege hun jeugdige leeftijd kwetsbaar zijn is verdachtes gedraging kwalijk te noemen. Daarbij komt dat zij het recht in eigen hand heeft genomen en geen alternatieven heeft gezocht. Daar staat tegenover dat van feitelijke schade voor de kinderen niet is gebleken en dat verdachte en haar ex-man inmiddels hun geschil hebben bijgelegd. Het ouderlijk gezag over de kinderen wordt weer gezamenlijk uitgeoefend. Onder deze omstandigheden kan de politierechter instemmen met de vordering van de officier van justitie en zal hij volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf, vooral bedoeld als waarschuwing aan het adres van verdachte en als mogelijkheid voor verdachte zich tijdens de proeftijd te rehabiliteren.
Toepassing van wetsartikelen
De politierechter heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt, dat deze werkstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, politierechter, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 maart 2010.