ECLI:NL:RBLEE:2010:BL9479

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/830
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor fitnesscentrum in Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap onder firma "V.O.F. De Kleer Sportcentra", handelend onder de naam Fitplan Leeuwarden, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. Fitplan Leeuwarden had bezwaar gemaakt tegen de ongegrondverklaring van hun bezwaar tegen de bouwvergunning die was verleend aan Healthclub Leeuwarden voor de bouw van een fitnesscentrum op het perceel Klaverdijkje 76b te Leeuwarden. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, waarbij het college op 9 maart 2009 het bezwaar van Fitplan ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwaanvraag op 4 maart 2008 was ingediend en dat het fitnesscentrum twee dansruimten, groepsruimten, een spinningruimte en consultingkamers zou bevatten.

De rechtbank heeft de motivering van het college beoordeeld en geconcludeerd dat het college bevoegd was om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan op basis van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Fitplan Leeuwarden voerde aan dat het college niet bevoegd was om deze vrijstelling te verlenen en dat hun bedrijfsbelangen in het geding waren. De rechtbank oordeelde echter dat het college in redelijkheid kon stellen dat het fitnesscentrum geen bovenlokale functie had en dat het gebruik geen onevenredige hinder zou toebrengen aan omringende functies.

De rechtbank concludeerde dat het college terecht de bouwvergunning had verleend, omdat aan de vereisten van artikel 44 van de Woningwet was voldaan. Het beroep van Fitplan Leeuwarden werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding om een partij te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 09/830
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in de gedingen tussen
de vennootschap onder firma “V.O.F. De Kleer Sportcentra”, handelend onder de naam Fitplan Leeuwarden (hierna: Fitplan Leeuwarden),
gevestigd te Leeuwarden,
eisers,
gemachtigde: mr. M. Onrust, juridisch adviseur,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden (hierna: het college),
verweerder ,
gemachtigde: E. Hoekstra en G. Keuning, beide werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2009 heeft het college het bezwaar van Fitplan Leeuwarden ingediend tegen de aan de besloten vennootschap Healthclub Leeuwarden (vergunninghoudster) met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleende reguliere bouwvergunning ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Fitplan Leeuwarden beroep.
Op grond van artikel 8.26, eerste lid, van de Awb is vergunninghoudster in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Zij heeft van deze gelegenheid gebruikt gemaakt.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 12 november 2009. Fitplan Leeuwarden en het college zijn verschenen bij hun gemachtigde. Vergunninghoudster is niet verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Op 4 maart 2008 heeft vergunninghoudster een bouwaanvraag ingediend. Blijkens de bouwtekeningen ziet de aanvraag op de bouw van een fitnesscentrum op het perceel Klaverdijkje 76b te Leeuwaarden. Het fitnesscentrum bevat twee "dance" ruimten met een oppervlakte van circa 125 m2 en 255 m2, twee groepsruimten met een oppervlakte van circa 52 m2 en 46 m2, een spinningruimte van 104 m2 en 8 consultingkamers, elk circa 15 m2 groot.
1.2 Bij het bestreden besluit heeft het college, onder overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften van 5 maart 2009, het bezwaar ongegrond verklaard.
Het geschil
2.1 Fitplan Leeuwarden kan zich om diverse redenen niet verenigen met het bestreden besluit. Samengevat is aangevoerd dat het college in het onderhavige geval niet bevoegd is tot verlenen van vrijstelling ex artikel 19, tweede lid, van de WRO en dat haar bedrijfsbelangen zich tegen de vrijstelling verzetten.
2.2 Het college heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het bevoegd was voor dit bouwplan vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO te verlenen, nu het te bouwen fitnesscentrum, anders dan Fitplan Leeuwarden meent, niet is gelegen op een bedrijventerrein en geen bovenlokale functie heeft. Verder kon, aldus het college, na afwegen van alle belangen, in redelijkheid voor het bouwplan vrijstelling worden verleend. In dit verband is overwogen dat de WRO niet tot doel heeft om concurrentieverhoudingen te regelen.
Beoordeling van het geschil
3.1 Het bestreden besluit moet beoordeeld worden aan de hand van de WRO en de Woningwet, zoals die luidde voor 1 juli 2008, in aanmerking genomen dat de bouwaanvraag voor die datum is ingediend.
3.2 Ingevolge artikel 44 van de Woningwet mag alleen en moet de bouwvergunning geweigerd worden indien -voor zover hier van belang- het bouwen in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
3.3 Ingevolge het bestemmingsplan "Recreatiegebied Kalverdijkje” rust op de gronden waarop het fitnesscentrum is gesitueerd de bestemmingen “bijzondere doeleinden”, “openbaar groen, berm, talud, groen en”, “water”. De rechtbank stelt vast en tussen partijen is ook niet in geschil dat deze bestemmingen het bouwplan niet toestaan.
3.4 Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
3.5 Het college heeft gebruik gemaakt van de door het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college van gedeputeerde staten) bij besluit van 18 november 2005 vastgestelde - en in het Provinciaal blad van Fryslân (nr. 20) van 17 augustus 2006 gepubliceerde - lijst met categorieën van vrijstellingen waarvoor tevoren geen verklaring van geen bezwaar is vereist (hierna: de provinciale lijst). Onder categorie B2, onder o, van de provinciale lijst, voor zover thans van belang, vallen vrijstellingen ten hoeve van (bouw)projecten, wijziging van het gebruik daaronder begrepen, in bestaand stedelijke gebied (bebouwde kom) voor lokale sport-, recreatieve- en welzijnsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen als wegen en groen, dit met uitzondering van projecten op een bedrijventerrein en mits het projecten betreft die behoren tot categorie 1 en 2, of projecten die naar aard en milieubeheer daarmee vergelijkbaar zijn, zoals bedoeld in de “VNG-brochure”.
Blijkens het besluit van 18 november 2005 is voor vrijstellingen vallend in één van in dit besluit genoemde categorieën geen verklaring van geen bezwaar vereist indien de vrijstelling voldoet aan de in het besluit onder punt 3 genoemden voorwaarden, waaronder -voor zover hier van belang- de voorwaarde dat het project geen onevenredig hinder en/of beperkingen toebrengt aan omringende functies en bestemmingen.
3.6 De rechtbank ziet in hetgeen Fitplan Leeuwaarden heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het college niet beschikte over de voor het verlenen van de vrijstelling vereiste bevoegdheid beschikte. Daartoe wordt als volgt overwogen.
3.6.1 Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van het besluit van 18 november 2005 mee dat onder bedrijventerrein moet worden verstaan een bedrijventerrein als bedoeld in het geldende bestemmingsplan. De in de voorwaarde genoemde functies en bestemmingen zien verder op de ingevolge het geldende bestemmingsplan aan de omringende gronden toegekende bestemmingen en functies. De rechtbank stelt vast dat het bouwplan niet gelegen is op gronden bestemd voor bedrijven. Evenmin grenst het aan gronden met een bedrijfsbestemming.
3.6.2 Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat het fitnesscentrum geen bovenlokale functie heeft. Een voorziening als de onderhavige heeft naar zijn aard een lokaal karakter. De omvang en het specifieke aanbod van voorzieningen kunnen aanleiding zijn voor de conclusie dat het project gekenschetst moet worden als een sport- welzijnvoorziening met een bovenlokaal verzorgingsgebied, maar daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. In dit verband wijst de rechtbank erop dat niet is gesteld dat het onderhavige fitnesscentrum zich voor wat betreft het aanbod voorzieningen zich specifiek onderscheid van een gebruikelijke fitnessschool. Verder kan, in aanmerking genomen dat het fitnesscentrum gesitueerd is op een sportcomplex in een grote stad, in redelijkheid niet gezegd worden dat het bijzonder groot is. Ook in de door Fitnes Leeuwarden gestelde omstandigheid dat het fitnesscentrum gelegen is aan de rand van de stad biedt, gezien de aard van de voorziening, onvoldoende grond voor het oordeel dat het fitnesscentrum niet overwegend zal voorzien in een lokale behoefte. Ter zitting is namens Fitplan Leeuwarden voorts aangevoerd dat uit de reactie van het college van 1 1juni 2001 op het Masterplan sport- en Leisurepark en ontwikkelingsperspectief Kalverdijkje Noord- volgt dat sprake is van een voorziening met een bovenlokaal karakter. Dit betoog faalt, nu die reactie niet ziet op het onderhavige bouwproject maar op een door CV sport en leisurepark Kalverdijkje op 31 oktober 2000 en 6 april 2001 ingediend Masterplan onderscheidenlijk aangepast Masterplan en die plannen substantieel verschillen met het onderhavige bouwproject.
3.6.3 In aanmerking genomen dat de gronden grenzend aan de bouwlocatie bestemd zijn voor overwegend sportvelden en groen heeft het college zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het onderhavige gebruik geen onevenredige hinder of beperkingen toebrengt aan omringende functies en bestemmingen.
3.7 Fitplan Leeuwaarden betoogt dat het college niet in redelijkheid van zijn vrijstellingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken, omdat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. De komst van het fitnesscentrum zal verstrekkende invloed hebben op het klantenaanbod van haar sportcentrum voor fitness, aerobic e.d., dat op circa 100 meter afstand is gelegen van het fitnesscentrum. Ingevolge artikel 3:4, eerste lid, van de Awb weegt het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Nu volgens vaste rechtspraak de WRO tot doel heeft het gebruik van de ruimte goed te ordenen en niet om concurrentieverhoudingen van belanghebbenden te reguleren, dient eerst rekening gehouden te worden met de door Fitnes Leeuwarden gestelde belangen indien het vergunde fitnesscentrum zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het in het verzorgingsgebied aanwezige voorzieningenpatroon. De rechtbank stelt vast dat het college niet heeft beoordeeld of die situatie zich hier voordoet. In aanmerking genomen dat Leeuwarden circa 90.000 inwoners kent en eerst sprake kan zijn van duurzame ontwrichting als het bestaande voorzieningenniveau op grote schaal verdwijnt, kon het college evenwel naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid zonder nader distributief planologisch onderzoek op het standpunt stellen dat die situatie zich hier niet voordoet. Om die reden en het feit dat Fitplan Leeuwarden geen feiten en argumenten heeft aangevoerd waaraan enig vermoeden ontleend kan worden dat vestiging van het vergunde fitnesscentrum zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het bestaande voorzieningenniveau, ziet de rechtbank geen grond om het bestreden besluit vanwege voormeld motiveringsgebrek te vernietigen.
3.8 Nu verder niet in geschil is dat aan de overige vereisten van artikel 44 van de Woningwet wordt voldaan, heeft het college terecht de bouwvergunning verleend. Het beroep is daarom ongegrond.
3.9 De rechtbank ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2010.
w.g. B.M. van der Doef
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.