ECLI:NL:RBLEE:2010:BL6960

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880527-09 PROM
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van politieagenten en rijden onder invloed met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 5 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 15 november 2009 in Leeuwarden betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte, een man met een verleden als kickbokser, werd beschuldigd van zware mishandeling van twee politieagenten, vernieling van een politieauto en rijden onder invloed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een verkeerscontrole, zich hevig verzette tegen zijn aanhouding. Tijdens deze confrontatie heeft hij een hoofdagent met gebalde vuist geslagen, waardoor het slachtoffer ernstig letsel opliep, waaronder een schedelfractuur. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol was, met een ademalcoholgehalte van 455 microgram.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880527-09
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/745175-07
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 19 februari 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijzing en mondelinge aanvulling justitie van de tenlastelegging door de officier ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2009 te [Leeuwarden], (althans) in de gemeente
Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer1] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven,
met dat opzet met kracht en/of met gebalde vuist in/tegen het gezicht/hoofd
van die [slachtoffer1] heeft geslagen en/of gestompt (tengevolge waarvan die
[slachtoffer1] met haar hoofd op geasfalteerd wegdek is gevallen), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Artikel 287 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 15 november 2009 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, aan een ambtenaar te weten [slachtoffer1] (hoofdagent van
politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar
bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelfractuur
(links) en/of een kneuzinghaard van de hersenen (rechts) en/of een
fractuur/breuk in de gehoorgang (met (gedeeltelijk) gehooruitval) (links)),
heeft toegebracht, door deze [slachtoffer1] opzettelijk met kracht en/of gebalde
vuist in/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen (tengevolge waarvan
die [slachtoffer1] met haar hoofd op geasfalteerd wegdek is gevallen),
terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Artikel 302 lid 1 juncto artikel 304 aanhef en onder 2 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 15 november 2009 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer1]
(hoofdagent van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige
uitoefening van haar bediening, (met kracht en/of gebalde vuist) in/tegen het
gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt (waardoor die [slachtoffer1] met haar
hoofd op geasfalteerd wegdek is gevallen),
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelfractuur
(links) en/of een kneuzinghaard van de hersenen (rechts) en/of een
fractuur/breuk in de gehoorgang (met (gedeeltelijk) gehooruitval) (links)),
althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Artikel 300 lid 2 juncto artikel 304 aanhef en onder 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 15 november 2009 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer2] (agent
van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, (met kracht en/of gebalde vuist) in/tegen het gezicht heeft
geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(Artikel 300 lid 1 juncto artikel 304 aanhef en onder 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 15 november 2009 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (met kenteken
[kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie
Friesland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
hebbende hij met kracht geschopt tegen de linkervoorportier van voornoemde politieauto, waardoor de linkervoorportier ingedeukt raakte;
(Artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 15 november 2009 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig
heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8,
tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 455 microgram, in
elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn;
(Artikel 8 lid 2 onder a Wegenverkeerswet 1994)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2., 3. en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
- tenuitvoerlegging van de op 27 december 2007 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot een bedrag van € 18.355,13;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] tot een bedrag van € 250,00;
- ten aanzien van beide benadeelde partijen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van de toe te wijzen bedragen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank stelt met betrekking tot de onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten op grond van de hier na te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Verdachte reed op 15 november 2009 in Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, slingerend in zijn auto over de weg en werd derhalve staandegehouden door verbalisanten [slachtoffer2] en [verbalisant]. Verdachte stapte direct nadat hij was gestopt uit zijn auto. Hij liep naar de politieauto, welke was voorzien van het kenteken [kenteken], en trapte een deuk in het linkervoorportier van die politieauto2. Hierna stapten voornoemde verbalisanten uit de politieauto en zij hebben getracht verdachte aan te houden. Verdachte heeft zich hevig verzet tegen de aanhouding. Daarbij sloeg verdachte verbalisant [slachtoffer2] met gebalde vuist tegen het gezicht; tengevolge van deze klap kreeg [slachtoffer2] een bloedneus en ondervond hij pijn3. Daarna draaide verdachte zich om in de richting van hoofdagent van politie [slachtoffer1], die inmiddels ter assistentie ter plaatse was gekomen. Verdachte sloeg haar opzettelijk met kracht en met gebalde vuist vol tegen haar hoofd tengevolge waarvan zij met haar hoofd op het geasfalteerde wegdek viel4. [slachtoffer1] heeft tengevolge hiervan een schedelfractuur links, een kneuzinghaard van de hersenen rechts en een fractuur van de linker gehoorgang met gedeeltelijk gehooruitval opgelopen5. Verdachte is bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden op 3 december 2004 onherroepelijk veroordeeld terzake van wederspannigheid en zware mishandeling tot, onder meer, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken6.
Verweren
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer had.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot veroordeling van verdachte terzake van het onder 1. primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat de door verdachte uitgedeelde vuistslag, gelet op zijn forse postuur en zijn jarenlange kickbokservaring, gelijk kan worden gesteld aan een forse klap met een honkbalknuppel.
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte heeft beoogd het slachtoffer van het leven te beroven. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank overweegt dat de kans dat het slachtoffer als gevolg van één harde vuistslag tegen het hoofd zou komen te overlijden, naar algemene ervaringsregels, niet aanmerkelijk te noemen is. Voorts overweegt de rechtbank dat de omstandigheden dat verdachte een getraind kickbokser is en een fors postuur heeft, naar haar oordeel niet de conclusie rechtvaardigen dat een harde vuistslag van verdachte vergelijkbaar is met een forse klap met een honkbalknuppel. Bij een forse klap met een honkbalknuppel bestaat er immers nog een aanzienlijk zwiepeffect dat er voor zorgt dat zo'n klap extra hard aan komt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het hem onder 1. primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft voorts gepleit voor vrijspraak van verdachte terzake van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe -kort gezegd- het volgende aangevoerd. Verdachte was vier tot vijf keer met pepperspray in het gezicht gespoten. De verbalisanten verklaren dat zij zagen dat dit het beoogde effect had. Verdachte zag derhalve nog maar heel weinig en hij kan zich niet herinneren dat hij een politieagent(e) heeft geslagen. Verdachte voelde op een bepaald moment dat hij in de rug werd geduwd, hij heeft zich toen omgedraaid en vervolgens met zijn vuist uitgehaald. Later bleek hem dat hij daarbij het slachtoffer [slachtoffer1] had geraakt. Verdachte kon niet voorzien dat [slachtoffer1] het later bij haar geconstateerde letsel op zou lopen. Het is immers geen feit van algemene bekendheid of een 'logisch' gevolg dat iemand een dergelijk letsel wordt toegebracht tengevolge van één enkele klap. De raadsman is bovendien van mening dat het rechtstreekse causale verband tussen de klap tegen het hoofd en het ontstane letsel niet bewezen kan worden, omdat in rechte niet kan worden vastgesteld of het slachtoffer het letsel heeft opgelopen door de klap die zij heeft gekregen of tengevolge van de daaropvolgende ongelukkige val met haar hoofd op het wegdek.
Op basis van de verklaringen van de getuigen [slachtoffer2], [getuige1] en [getuige2] stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer met kracht en met gebalde vuist vol tegen het hoofd sloeg. Verdachte was kort daarvoor diverse malen pepperspray in het gezicht gespoten. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat het zicht van verdachte op dat moment verminderd was.
Gelet echter op de verklaringen van voornoemde getuigen oordeelt de rechtbank dat verdachte, ondanks zijn verminderde zicht, niet zo maar in het wilde weg sloeg, maar dat hij het slachtoffer met volle kracht een goed gemikte vuistslag tegen het hoofd gaf. Tengevolge van deze klap viel zij met haar hoofd op het geasfalteerde wegdek.
Naar het oordeel van de rechtbank is de kans dat verdachte [slachtoffer1] met deze handeling zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aanmerkelijk. Verdachte is een man met een fors postuur en hij heeft bovendien een jarenlange training in kickboksen gehad. Het is algemeen bekend dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat de reële kans bestaat dat een harde, gerichte klap op het hoofd tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich ervan bewust is dat hij, als geoefend vechtsporter, met één enkele klap iemand ernstig letsel toe kan brengen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen door haar hard met zijn vuist tegen haar hoofd te slaan. De rechtbank acht het overigens niet van wezenlijk belang of het letsel reeds is ontstaan door de klap tegen het hoofd of dat dit is ontstaan door de val met het hoofd op het wegdek. Immers heeft verdachte eveneens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer tengevolge van de klap met haar hoofd op het verharde wegdek zou vallen en daarmee de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou bekomen op de koop toegenomen.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde feit -met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering- de volgende bewijsmiddelen toe:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 maart 2010;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal bedienaar ademanalyse-apparaat, proces-verbaalnummer 2009118738-2 d.d. 15 november 2009.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 15 november 2009 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, aan een ambtenaar te weten [slachtoffer1], hoofdagent van politie, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelfractuur (links) en een kneuzinghaard van de hersenen (rechts) en een fractuur/breuk in de gehoorgang met gedeeltelijk gehooruitval (links), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer1] opzettelijk met kracht en gebalde vuist tegen het hoofd te slaan tengevolge waarvan die [slachtoffer1] met haar hoofd op geasfalteerd wegdek is gevallen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 15 november 2009 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer2], agent van politie, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht en gebalde vuist tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 15 november 2009 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (met kenteken [kenteken]) heeft beschadigd;
4.
hij op 15 november 2009 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 455 microgram bleek te zijn.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair Zware mishandeling.
2. Mishandeling.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
4. Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu er geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid verdachte
Verdachte is door een psychiater en door een psycholoog onderzocht. Zij kwamen tot de volgende bevindingen. Volgens de psychiater was er bij verdachte tijdens het plegen van de delicten sprake van een ziekelijke storing der geestvermogens, te weten een posttraumatische stress stoornis (PTSS) en een gebrekkige ontwikkeling met kenmerken van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis.
De psycholoog concludeerde dat er bij verdachte tijdens het plegen van de delicten sprake was van een ziekelijke stoornis in de vorm van een periodieke explosieve stoornis, matig ernstige depressieve klachten en een partiële PTSS.
De psycholoog adviseert verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren ten aanzien van het ten laste gelegde met betrekking tot beide agenten en de beschadiging van de dienstauto. De psychiater acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar ten aanzien van de delicten waarvan hij verdacht wordt.
Gelet op voornoemde adviezen en de achtergronden van verdachte zoals deze de rechtbank zijn gebleken, komt zij tot het oordeel dat de gepleegde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan het overige -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feit te hebben schuldig gemaakt, welke zaak derhalve hiermee is afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling, mishandeling, vernieling en rijden onder invloed. Het delict zware mishandeling is gepleegd ten opzichte van een dienstdoende politieagente en bij de mishandeling was eveneens een politiefunctionaris het slachtoffer.
Het is een buitengewoon ernstige zaak dat gezagsdragers die zorgen voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid op straat en andere functionarissen, zoals ambulancepersoneel en brandweerlieden, meer en meer tot object worden gemaakt waarop onlustgevoelens, intolerantie en blinde agressiviteit naar hartenlust worden afgereageerd. In dronkenschap, zucht naar sensatie en agressie wordt de leefbaarheid van de samenleving in het publieke domein afgebroken. Zo ook bij verdachte op de bewuste avond. Verdachte tolereerde niet dat hij door de politie naar aanleiding van zijn rijgedrag werd gecontroleerd en deelde zijn vriendin nog telefonisch mee: "nu wordt het oorlog". Uiteindelijk zijn er meer dan zes politieagenten, pepperspray, de wapenstok en een politiehond voor nodig geweest om verdachte onder controle te kunnen krijgen.
Verdachte wijt zijn gedrag hoofdzakelijk aan de trauma's die hij heeft opgelopen tijdens zijn uitzending als militair naar het voormalig Joegoslavië. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin, naar steeds vaker blijkt, militairen verkeren die zijn uitgezonden geweest naar oorlogsgebieden. Het is de rechtbank ambtshalve uit meerdere andere zaken bekend dat het vaker voor komt dat veteranen met allerlei verwerkingsproblemen rondlopen. Toch ontslaat dit iemand die in enige mate een posttraumatische stresstoornis heeft opgelopen niet van de verplichting om zijn verantwoordelijkheid te nemen door gebruik te maken van de hulpverlening om ontsporingen zoals in deze zaak te voorkomen. Verdachte was ten tijde van het delict slechts in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar en er zijn geen aanwijzingen dat dit in de voorliggende periode anders was. Verdachte had dus anders met zijn problemen kunnen en moeten omgaan. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat agressieve delicten steeds vaker aan de orde waren, hetgeen voor hem ook een signaal had moeten zijn om hulp te zoeken en niet langer zijn problemen op de samenleving af te wentelen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij alleen gemotiveerd is hulpverlening te accepteren als de gevangenisstraf niet te lang is. De rechtbank acht deze opmerking tekenend voor de wijze waarop verdachte zijn verantwoordelijkheid nog steeds uit de weg gaat.
Gelet op de ernst van de delicten, zeker nu de slachtoffers politiefunctionarissen zijn en de grote impact die de zware mishandeling op het slachtoffer en haar gezin heeft, dient verdachte een forse gevangenisstraf te worden opgelegd. De rechtbank zal echter een minder langdurige gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij de poging tot doodslag niet bewezen heeft verklaard. Tevens houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit de rapporten van de psychiater, psycholoog en reclassering blijken. Om de noodzakelijke hulpverlening - mede ter bescherming van de samenleving - mogelijk te maken, zal de rechtbank, gelet op de twijfelachtige motivatie van verdachte, deze in een gedwongen kader opleggen. De rechtbank zal daarom bij een voorwaardelijke deel van de straf bijzondere voorwaarden opleggen, een en ander zoals hierna te bepalen.
Benadeelde partijen
[slachtoffer1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade tot een bedrag van € 397,75 en de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 12.000,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De verzochte vermeerdering met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade is eveneens toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat het meer-gevorderde deels niet in een rechtstreeks verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit en deels niet van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat ten tijde van het wijzen van dit vonnis nog niet is te voorzien in hoeverre de benadeelde partij blijvend letsel over zal houden ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag niet bij wijze van voorschot opleggen, zoals gevorderd, nu dit niet past in het wettelijk systeem (zie HR 19 maart 2002, NJ 2002, 497). De benadeelde partij is in het niet toe te wijzen deel van de vordering niet ontvankelijk.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 27 december 2007, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 januari 2008. Bij vordering d.d. 15 februari 2010 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 27 december 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 36f, 43a, 57, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling via het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 12.397,75 (zegge: twaalfduizend driehonderdzevenennegentig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2009.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen een som geld ten bedrage van € 12.397,75 (zegge: twaalfduizend driehonderdzevenennegentig euro en vijfenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/745175-07:
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Leeuwarden d.d. 27 december 2007 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. Y. Huizing, rechters, bijgestaan door mr. E.R. Jepkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2010.
Mr. Huizing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
--------------------------------------------------------------------------------
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met nummer 2009118738-1, PLCODE: 02GL, gesloten op 21 december 2009.
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 19 februari 2010, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2009, pagina's 39 en 40 en het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 november 2009, pagina 91.
3 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2009, pagina 41, het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 november 2009, pagina's 83 en 84 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2009, pagina 43.
4 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2009, pagina 41, het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2009, pagina 33 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2009, pagina 43, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige2] d.d. 15 november 2009, pagina 63.
5 Brief MCL d.d. 4 januari 2010 inhoudende een verklaring van neuroloog [naam], als bijlage gevoegd bij het Verslag letselonderzoek d.d. 13 januari 2010 en het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2009, pagina 33.
6 Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 februari 2010.