ECLI:NL:RBLEE:2010:BL5440
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- Voorzitter onbekend
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de summiere tenlastelegging in strafzaak met betrekking tot skimmen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 15 februari 2010, stond de wijziging van de summiere tenlastelegging centraal. De verdachte was aangeklaagd voor skimmen, maar de officier van justitie had de oorspronkelijke tenlastelegging zodanig aangepast dat de verdenking met betrekking tot skimmen was komen te vervallen. De raadsman van de verdachte verzet zich tegen deze wijziging en stelt dat de verdachte hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank overweegt dat artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering de mogelijkheid biedt om de summiere tenlastelegging aan te passen, mits deze in overeenstemming is met de eisen van artikel 261 van hetzelfde wetboek. De rechtbank stelt vast dat de gewijzigde tenlastelegging voldoet aan de eisen, omdat deze haar grondslag vindt in hetzelfde feitencomplex als de oorspronkelijke tenlastelegging.
De rechtbank benadrukt dat de beginselen van een eerlijk proces en een behoorlijke procesorde vereisen dat toevoegingen aan de gewijzigde tenlastelegging niet zijn toegestaan, tenzij deze binnen het kader van de oorspronkelijke aanklacht vallen. In deze zaak is er geen sprake van een dergelijke toevoeging. De rechtbank concludeert dat het rechtvaardig is om de aanvankelijke verdenking die door de officier van justitie als vervallen is verklaard, uit de gewijzigde tenlastelegging te laten. Dit zou anders indruisen tegen de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot nadere omschrijving van de tenlastelegging toe en beveelt de wijziging van de tenlastelegging zoals in de vordering is omschreven. De uitspraak wordt vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.