ECLI:NL:RBLEE:2010:BL3692

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880416-09 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer en vervoer van grote hoeveelheden hasjiesj vanuit Marokko naar Nederland

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 11 februari 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer en het vervoer van ongeveer 10.000 kilogram hasjiesj vanuit Marokko naar Nederland. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 29 januari 2010 heeft plaatsgevonden. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. W. Boonstra, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van grote hoeveelheden hasjiesj, een middel dat onder de Opiumwet valt. De tenlastelegging omvatte verschillende locaties, waaronder IJmuiden en Kornwerderzand, en meerdere vaartuigen die betrokken waren bij de smokkeloperatie.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze vordering in haar uitspraak grotendeels overgenomen. De verdediging voerde aan dat de invoer van 10.000 kilogram hasjiesj niet bewezen kon worden, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, onder andere door verklaringen van medeverdachten en de aangetroffen hasjiesj op een van de betrokken schepen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de smokkeloperatie, hoewel hij niet de initiatiefnemer was. Hij had aanzienlijke nautische kennis en ervaring en was betrokken bij de aankoop en aanpassing van het moederschip. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 15.000 euro. De rechtbank sprak de hoop uit dat de voorwaardelijke straf de verdachte zou weerhouden van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880416-09
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Zeist,
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 januari 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2008 en/of het jaar 2009
(tot en met 8 augustus 2009), in elk geval in de periode van 1 juni 2009 tot
en met 8 augustus 2009, te of bij IJmuiden, (althans) in de gemeente Velsen,
en/of te of bij Den Helder, (althans) in de gemeente Den Helder, en/of te of
bij Kornwerderzand, (althans) in de gemeente Wûnseradiel, en/of
een of meerdere (andere) (haven/kust)plaats(en) in Nederland en/of
elders in (de territoriale wateren van) Nederland, te weten aan boord van
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 1]" en/of
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 2]" en/of
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 3]" en/of
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 4]" en/of
- een of meerdere ander(e) vaartuig(en)/schip/schepen
en/of anderszins en/of
buiten (de territoriale wateren van) Nederland (boven Terschelling),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) (te weten (totaal) ongeveer 10.000 kilo, in elk geval
(telkens) ongeveer 3400 kilo) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars
en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
met een vaartuig/schip (genaamd "[schip 4]") paketten hasjiesj opgehaald
vanuit Marokko en/of (vervolgens) met dat/het/een vaartuig/schip ("[schip 4]") (door)varen naar de Noordzee, althans een vaarwater in (de buurt van)
Nederland, en (vervolgens) (aldaar) een of meerdere vaartuig(en)/schip/schepen
ontmoet voor het overladen van die pakketten hasjiesj van dat/het/een
vaartuig/schip ("[schip 4]") naar die een of meerdere ander(e)
vaartuig(en) schip/schepen, te weten
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 1]" en/of
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 2]" en/of
- een vaartuig/schip genaamd "[schip 3]" en/of en/of (vervolgens)
die/een (grote) hoeveelheid hasjiesj op die een op meerdere andere
vaartuig(en)/schip/schepen overgebracht/overgezet (en aldus verdeeld over die
een op meerdere andere vaartuig(en)/schip/schepen) en/of (vervolgens) met die
een op meerdere andere vaartuig(en)/schip/schepen) verder/terug gevaren
naar/in de richting van Kornwerderzand en/of een of meerdere ander(e)
(kust/haven)plaats(en) in Nederland en/of aldus die hasjiesj binnen het
grondgebied van Nederland gebracht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd en/of aanwezig gehad;
(artikel 3 onder A en/of B en/of C ivm artikel 11 lid 2 en/of 3 en/of 4 en/of
5 van de Opiumwet)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten het volgende vast.
Op 7 juli 2009 is het schip de [schip 4] vanuit IJmuiden, in de gemeente Velsen, vertrokken met onder meer drie medeverdachten als bemanningsleden aan boord om voor de kust van Marokko ongeveer 10.000 kilogram hasjiesj op te halen. Nadat deze hoeveelheid hasjiesj aan boord was genomen is de [schip 4] teruggevaren in de richting van Nederland. Op 7 augustus 2009 heeft de [schip 4] drie zeiljachten, waaronder de [schip 1] en de [schip 2]2, ontmoet op een afgesproken punt op de Noordzee buiten de territoriale wateren van Nederland. Aldaar zijn de pakketten met hasjiesj met behulp van rubberboten overgeladen van de [schip 4] naar die drie zeiljachten.3 Vervolgens zijn twee mededaders met het zeiljacht de [schip 1] naar Kornwerderzand, in de gemeente Wûnseradiel, gevaren en aldaar op 8 augustus 2009 aangekomen4 en zijn de [schip 2] en het derde zeiljacht naar Kornwerderzand of één of meer andere kustplaatsen in Nederland gevaren5. Aldus hebben verdachte en zijn medeverdachten tezamen en in vereniging die hasjiesj binnen het grondgebied van Nederland gebracht, aanwezig gehad en vervoerd.
Verweer
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat de invoer van 10.000 kilogram hasjiesj niet bewezen kan worden. De raadsman is van mening dat slechts de op de [schip 1] aangetroffen en in beslag genomen hoeveelheid van ongeveer 3.440 kilogram bewezen kan worden verklaard. Nu het overige deel van de met de "[schip 4]" vervoerde pakketten nimmer is aangetroffen en ook uit de verklaringen van de medeverdachten niet blijkt dat zij daadwerkelijk zelf hebben geconstateerd dat dit hasjiesj betrof zal verdachte daarvan moeten worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat de pakketten die op de [schip 2] en het derde zeiljacht zijn overgeladen tegelijkertijd met de op de [schip 1] aangetroffen pakketten voor de kust van Marokko aan boord van de [schip 4] waren gebracht. Er is niet betwist dat de pakketten die op de [schip 1] zijn aangetroffen allemaal hasjiesj bevatten en evenmin is betwist dat het plan was om 10.000 kilogram hasjiesj vanuit Marokko in te voeren. Gelet op vorenstaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast staat dat ook de niet aangetroffen en niet onderzochte pakketten hasjiesj bevatten.
De rechtbank zal bewezen verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer, het aanwezig hebben en het vervoeren van ongeveer 10.000 kilogram hasjiesj.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 8 augustus 2009, te of bij IJmuiden, in de gemeente Velsen, en/of te of bij Kornwerderzand, in de gemeente Wûnseradiel, en elders in (de territoriale wateren van) Nederland en buiten de territoriale wateren van Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en vervoerd en aanwezig heeft gehad, grote hoeveelheden te weten totaal ongeveer 10.000 kilo, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk met een schip genaamd "[schip 4]" pakketten hasjiesj opgehaald vanuit Marokko en zijn zij vervolgens met dat schip "[schip 4]" doorgevaren naar de Noordzee en hebben zij vervolgens aldaar meerdere vaartuigen ontmoet voor het overladen van die pakketten hasjiesj van het schip "[schip 4]" naar die meerdere andere vaartuigen, te weten
- een vaartuig genaamd "[schip 1]" en
- een vaartuig genaamd "[schip 2]" en
- een vaartuig en
vervolgens die grote hoeveelheid hasjiesj op die andere vaartuigen overgezet en aldus verdeeld over die andere vaartuigen en vervolgens met die andere vaartuigen gevaren naar Kornwerderzand en/of een of meerdere ander(e) (kust/haven)plaats(en) in Nederland en aldus die hasjiesj binnen het grondgebied van Nederland gebracht en vervoerd en aanwezig gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
Eendaadse samenloop van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de in artikelen 3, onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verboden.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft samen met anderen een zeer grote hoeveelheid van ongeveer 10.000 kg hasjiesj per schip van Marokko naar Nederland gesmokkeld. Deze hasjiesj is op de Noordzee overgeladen op drie zeiljachten, voor verder transport vanaf het moederschip naar havenplaatsen in Nederland. Verdachte lijkt niet de initiatiefnemer tot deze smokkel te zijn geweest, maar hij heeft met zijn grote nautische kennis en ervaring een essentiële rol gespeeld. Verdachte heeft het moederschip aangekocht, technisch laten aanpassen, laten certificeren en laten verzekeren. Hij is ook naar Spanje en Portugal afgereisd om reparaties aan het moederschip te verrichten. Verdachte heeft aan het transport zelf nauwelijks deelgenomen, waardoor hij uit het zicht bleef en minder risico liep. Verdachte werd een aanzienlijke beloning in het vooruitzicht gesteld. Dit onderstreept de belangrijke positie die hij in de organisatie innam. Verdachte heeft op geen enkel moment de beslissing genomen zich terug te trekken uit deze smokkel. Hij zou dat naar eigen zeggen wel hebben gewild, maar niet hebben gekund omdat hij werd bedreigd. Deze bedreiging is echter onvoldoende aannemelijk geworden.
Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het illegale circuit van invoer, distributie en verkoop van een verboden verdovend middel. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze smokkel aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald. Hoewel het gebruik van hasjiesj in de opvatting van de wetgever minder risico's voor de volksgezondheid oplevert dan het gebruik van harddrugs, wil dit nog niet zeggen dat ook de grootschalige handel in, en import en export van hasjiesj relatief onschadelijk zijn. Hiermee kunnen geweld, bedreigingen en ripdeals hand in hand gaan.
Over verdachte is een voorlichtingsrapport uitgebracht. Uit dit rapport blijkt dat verdachte een zelfverzekerde, intelligente en zelfredzame indruk maakt op de rapporteur. Verdachte is eerder veroordeeld, maar niet voor overtreding van de Opiumwet.
Nu sprake is van een grote hoeveelheid hasjiesj die in het recente verleden is ingevoerd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur en een forse geldboete een passende bestraffing is. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast legt de rechtbank ook een geldboete op. De hoogte daarvan bepaalt zij op 15.000 euro. De rechtbank spreekt de hoop uit dat de voorwaardelijke gevangenisstraf verdachte ervan weerhoudt opnieuw in de fout te gaan. De geldboete dient mede tot afschrikking, ook in financieel opzicht, van anderen die zulke smokkel overwegen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 15.000,-- (zegge: vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 110 dagen hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. F. Kleefmann, rechters, bijgestaan door mr. E.R. Jepkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2010.
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de bijlagen waarnaar wordt verwezen zijn opgenomen bij het proces-verbaal, dossiernummer 45596-A, respectievelijk op ambtsbelofte en ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden opsporingsambtenaar van FIOD-ECD, Belastingdienst FIOD-ECD kantoor Amsterdam, gesloten op 7 januari 2009. (De rechtbank ziet deze datering als een kennelijke verschrijving en leest: 7 januari 2010). De stukken waarna wordt verwezen zijn als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal, dossiernummer 45596-A, respectievelijk op ambtsbelofte en ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden opsporingsambtenaar van FIOD-ECD, Belastingdienst FIOD-ECD kantoor Amsterdam, gedateerd op 7 januari 2009. (De rechtbank ziet deze datering als een kennelijke verschrijving en gaat er vanuit dat het proces-verbaal is gesloten op 7 januari 2010). De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt.
2 proces-verbaal van ingestelde forensische onderzoeken d.d. 6 oktober 2009 (AH073, pagina's 33 tot en met 40 en pagina's 43 tot en met 47) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 18 augustus 2009 (V06-01, pagina 3 laatste alinea).
3 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 31 augustus 2009 (V03-04, pagina's 2 en 4) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 10 augustus 2009 (V04-01, pagina's 3 en 4).
4 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 6] d.d. 14 augustus 2009 (V01-04, pagina 3) en proces verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 7] d.d. 13 augustus 2009 (V02-04, pagina's 2 en 3)
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 september 2009 (V08-02, pagina 4), proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 september 2009 (V08-04, pagina's 2 en 3), proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2009 (AH001), proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2009 (AH007), proces-verbaal van ingestelde forensische onderzoeken d.d. 6 oktober 2009 (AH073, pagina's 10 tot en met 32), een proces-verbaal van ambtshandeling d.d 19 november 2009 (AH084) en een ander geschrift, te weten een verslag van onderzoek, opgemaakt en ondertekend door Ing. A.G.A. Sprong op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige d.d. 27 november 2009 (AH084a).