Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiseres, geboren op [datum] 1933, heeft sinds 1 januari 1983 in de vorm van een eenmanszaak haar onderneming "[X]" te [plaats] gedreven.
1.2 Op 25 september 2000 is de camping getaxeerd door NVM-taxateur [A]. Doel van de taxatie luidt: “Het verkrijgen van inzicht in de onderhandse verkoopwaarde vrij van permanente huur of gebruiksrechten, een en ander t.b.v. afwegingen in verband met verkoopoverwegingen en fiscale gevolgen”. Ten aanzien van de waardering vermeldt het taxatierapport onder meer: ”(…) Het object is gewaardeerd enerzijds vanuit het financiële perspectief, rekening houdend met de gegevens uit de balans en resultatenrekening van 1999, zoals deze door [B] accountants te [plaats] zijn verstrekt. Basiselementen in deze berekening zijn de nettowinst over 1999 en de cash flow. Anderzijds is gewaardeerd vanuit de basiswaarden van het onroerend goed zelf, opgebouwd vanuit een grondwaarde van f 10,-- per m2 en de gecorrigeerde vervangingswaarde van de opstallen. Deze resultaten zijn vergeleken met recent verkochte vergelijkbare objecten, waarna de definitieve waarde is vastgesteld. (…)”.
1.3 Het taxatieraport concludeert tot een onderhandse vrije verkoopwaarde in vrij te aanvaarden staat van f 427.000 en een executiewaarde van f 380.000.
1.4 Het taxatierapport is opgesteld om de mogelijkheden te bezien om de onderneming van eiseres in te brengen in een vennootschap onder firma (v.o.f.) met haar dochter, mevrouw [dochter], en haar schoonzoon, de heer [schoonzoon]. In zijn brief van 13 november 2000 concludeert accountant [B] ten aanzien van het wijzigen van de ondernemingsvorm dat het voor de dochter en schoonzoon van eiseres financieel niet aantrekkelijk is om de onderneming geheel of gedeeltelijk over te nemen.
1.5 Eiseres, haar dochter en haar schoonzoon besluiten niettemin tot het aangaan van een v.o.f.. Bij brief van 19 februari 2001 informeert de heer [B] verweerder dat de onderneming van eiseres per 17 maart 2001 zal worden ingebracht in v.o.f. [X]. Deze ingangsdatum is gekozen omdat op dat moment de werkloosheidsuitkering van de heer [schoonzoon] eindigde.
1.6 Met ingang van 18 maart 2001 wordt v.o.f. [X] opgericht met als firmanten, eiseres, haar dochter en haar schoonzoon. Volgens artikel 4 van de oprichtingsakte van de v.o.f. wordt door iedere vennoot ingebracht al zijn kennis, arbeid en vlijt. Door eiseres wordt voorts ingebracht: “Het in eigendom door haar onder de naam [X] uitgeoefend bedrijf met inbegrip van de handelsnaam en de goodwill, zulks onder de verplichting van de vennootschap om alle per 18 maart 2001 ten laste van gemeld bedrijf komende schulden voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen, een en ander volgens de fiscale door de accountant op te maken balans weergevende de toestand op 18 maart 2001 en voorts onder de volgende bepalingen:
1. Elke actie tot ontbinding of vernietiging is uitgesloten
2. (…)
3. Alle winsten en verliezen, voortvloeiende uit de bedrijfsuitoefening seders (bedoeld zal zijn sedert) 18 maart 2001 komen ten gunste en ten laste van de vennootschap.
4. (…)
5. De stille reserves van het onroerend goed en het inventaris zijn tot een bedrag van f 140.000 voorbehouden aan de inbrenger, zijnde vennoot sub 1”.
1.7 De camping wordt tegen de getaxeerde waarde in de v.o.f. ingebracht. Gelet op het gemaakte voorbehoud stille reserves wordt er geen overdrachtswinst aangegeven in eiseres’ aangifte IB/PVV over het jaar 2001.
1.8 Naar aanleiding van een advertentie waarin [Y] recreatiebedrijven te koop vraagt, neemt de heer [schoonzoon] contact op met dit bedrijf. Op 13 april 2001 vindt er een gesprek plaats tussen de heer [schoonzoon] en een vertegenwoordiger van [Y], die te kennen geeft een potentiële koper voor de camping te hebben die daarvoor een flinke prijs zou willen betalen.
1.9 Op 18 april 2001 brengt [Y] een offerte uit aan de heer [schoonzoon] voor de bemiddeling bij verkoop van de camping, gevolgd door een bedrijfsprofiel van mei 2001 waarin een vraagprijs voor de camping wordt genoemd van f 2.000.000.
1.10 De heer [schoonzoon] heeft voorafgaand aan zijn onder 1.9 bedoelde contacten met [Y] zijn schoonmoeder, eiseres, hiervan niet in kennis gesteld. Eerst naar aanleiding van de door [Y] genoemde vraagprijs heeft hij zijn schoonmoeder, op de hoogte gebracht en pas toen is haar verkoopbedoeling ontstaan.
1.11 Op 1 februari 2002 wordt tussen de firmanten en de heer [C] een koopovereenkomst gesloten, waarbij de camping wordt verkocht voor f 1.550.000. De akte van overdracht van 16 mei 2002 laat de volgende uitsplitsing zien van deze koopsom:
Registergoederen f 473.796
Inventaris en gereedschap f 77.130
Chalet f 123.408
Goodwill f 875.666
Totale verkoopprijs f 1.550.000 (€ 703.360)
1.12 De totale boekwinst in 2002 met betrekking tot de verkoop van de camping bedraagt € 555.496. Deze boekwinst is als volgt berekend:
Verkoopopbrengst € 703.360
af: Boekwaarde € 147.864
Boekwinst € 555.496
1.13 De drie vennoten hebben elk het verschil tussen hun aandeel in de opbrengst minus de boekwaarde in hun aangiften IB/PVV 2002 verantwoord, waarbij rekening is gehouden met een door eiseres gemaakt voorbehoud stille reserves tot een bedrag van € 155.700. De door eiseres aangegeven stakingswinst bedraagt € 288.965. Dit is als volgt berekend:
Totale boekwinst € 555.496
af: voorbehoud stille reserves € 155.700
€ 399.796 * 1/3 = € 133.265 aandeel eiseres
€ 155.700
€ 288.965 aangifte eiseres
1.14 Rekening houdend met het onder 1.13 genoemde bedrag aan stakingswinst doet eiseres aangifte IB/PVV 2002 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 269.677 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 3.665.
1.15 Verweerder heeft na gedane vooraankondiging en correspondentie dienaangaande bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2002 het inkomen uit werk en woning als volgt vastgesteld:
aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 269.677
bij: meer winst verkoop camping € 489.000
bij: correctie nagekomen bedrijfskosten € 10.063
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 768.740
De betreffende aanslag heeft een dagtekening van 12 augustus 2005.
1.16 Eiseres komt tegen deze belastingaanslag bij brief van 18 augustus 2005 in bezwaar. Naar aanleiding van de vervolgens tussen partijen over de aanslag IB/PVV 2002 gevoerde discussie, neemt verweerder het standpunt in dat de in 2002 gerealiseerde waarde ook reeds in 2001 in de onderneming aanwezig was. Deze waarde in het economisch verkeer moet volgens verweerder het uitgangspunt zijn bij het aangaan van de vennootschap onder firma. Daarmee heeft eiseres zich in 2001 slechts een deel van de in de onderneming aanwezige stille reserves voorbehouden; de overige stille reserves zijn overgedragen. Verweerder becijfert de in 2001 bij het aangaan van de v.o.f. gerealiseerde overdrachtswinst op
€ 284.325 en legt over dit bedrag aan eiseres een navorderingsaanslag op.
1.17 Voor het jaar 2002 berekent verweerder uiteindelijk het inkomen uit werk en woning als volgt:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 269.677
bij: meer winst overdracht camping € 226.595
bij: correctie nagekomen bedrijfskosten € 10.063
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 506.335
Met dagtekening 9 mei 2008 doet verweerder uitspraak op bezwaar waarbij de aanslag overeenkomstig voormelde berekening wordt verminderd.
1.18 Bij brief van 18 juni 2008 heeft eiseres tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Onder procedurenummer 08/1236 is eiseres' beroep geregistreerd tegen de uitspraak op bezwaar, waarbij verweerder de onder 1.16 bedoelde navorderingsaanslag IB/PVV 2001 heeft gehandhaafd.