Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 302146 \ VZ VERZ 09-546
beschikking van de kantonrechter d.d. 18 januari 2010
De besloten vennootschap Sonac Burgum B.V.,
hierna te noemen: Sonac,
gevestigd te Burgum,
verzoekster,
gemachtigde: mr. W.M. Veldjesgraaf,
[werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. H.J.A. van Dijk.
1.1. Sonac heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 december 2009, verzocht de tussen haar en [werknemer] gesloten arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog bestaat, te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
1.2. Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 8 januari 2010.
1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 januari 2010. De gemachtigde van Sonac heeft voorafgaand aan de zitting producties in het geding gebracht. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is met partijen uitvoerig gecorrespondeerd over de vraag of er bij de behandeling van het verzoek getuigen gehoord zullen worden. De kantonrechter heeft daarbij aan partijen laten weten geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid die artikel 284 lid 2 Rv hem biedt. Partijen hebben ter zitting hun standpunt nader toegelicht waarbij de gemachtigden van partijen gebruik hebben gemaakt van een pleitnotitie. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. De beschikking is bepaald op heden.
Als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [werknemer], thans 55 jaar oud, is sedert 19 juli 1971 in dienst bij Sonac, laatstelijk in de functie van 1e elektricien tegen een bruto salaris van € 2.000,00 per vier weken (exclusief vakantietoeslag).
2.2. Op enig moment zijn medewerkers van de Technische Dienst van Sonac (hierna TD) begonnen met het verzamelen van koper uit het afval van Sonac. Zij hebben dit koper verkocht. De opbrengst kwam ten goede aan de personeelspot van Sonac. Op een gegeven moment is besloten om de opbrengst van het koper op te bergen in de kluis die onder beheer stond van de heer [A] (hierna [A]). Van deze opbrengst werden feesten ten behoeve van de TD bekostigd. Tevens is het afscheid van het voormalige hoofd van de TD, [B], (hierna [B]) betaald met geld afkomstig uit de zogenaamde koperpot. [werknemer] heeft aan de Stichting KinderKanker (Kika) een bedrag van € 1.000,00 gedoneerd welk bedrag afkomstig was uit de koperpot.
2.3. In de periode 2007-2008 is een deel van het bedrijfspand van Sonac gesloopt. Koper dat bij deze sloop vrijkwam is -grotendeels- ten behoeve van de koperpot van de TD verkocht.
2.4. [werknemer] heeft meermalen met zijn auto en een aanhanger koper weggebracht. [C], (hierna [C]) werkzaam bij Sonac en [werknemer] hebben in januari 2008 tijdens werktijd met een bedrijfsvrachtwagen koper met een gewicht van 4.851 kg weggebracht. De opbrengst van deze lading koper bedroeg € 6.808,85.
2.5. [D] (hierna [D]) voormalig TD-medewerker, is medio 2009 bij het vertrek van [B]s aangesteld als Hoofd TD. Nadat [D] een bedrag ad € 7.500,00 in de kluis bij [A] aantrof heeft de directie het Nederlands Recherche Bureau (hierna NRB) verzocht om de herkomst van dit bedrag te onderzoeken.
2.6. Na aanleiding van de uitkomst van het onderzoek is [werknemer] middels brief van 1 december 2009 op staande voet ontslagen.
3. Het standpunt van Sonac
3.1. Sonac stelt zich, met verwijzing naar de onderzoeksresultaten van het NRB, op het standpunt dat [werknemer] de initiatiefnemer en de uitvoerder is geweest van het plan om het koper van Sonac te verkopen en aan te wenden ten behoeve van feesten van de TD. Voorts heeft [werknemer], hoewel de directie had aangegeven de stichting KiKa niet te willen sponsoren, een bedrag van € 1.000,00 uit de koperpot opgenomen ten behoeve van de stichting Kika.
3.2. Naar de mening van Sonac had [werknemer] moeten begrijpen dat het sloopmateriaal aan Sonac toebehoorde en dat derhalve de opbrengst van het sloopmateriaal niet aan de TD maar aan Sonac toekwam.
3.4. Volgens Sonac levert het bovenstaande een dringende reden op die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
3.5. Sonac stelt verder dat haar vertrouwen in [werknemer] door het gebeuren is geschaad. Zij stelt dat door de handelwijze van [werknemer] wrevel is ontstaan tussen de medewerkers van de andere afdelingen enerzijds en de medewerkers van de TD anderzijds als gevolg van de door de TD gegeven dure bedrijfsfeesten. Bovendien heeft [werknemer] geen berouw getoond van zijn daden als gevolg waarvan Sonac twijfelt aan de integriteit van [werknemer]. Naar de mening van Sonac is de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord geraakt en moet ook om deze reden de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.
4. Het standpunt van [werknemer]
4.1. [werknemer] ontkent dat hij gezien moet worden als "het brein" achter het idee om koper te verkopen ten behoeve van de TD. [werknemer] stelt dat het een collectief idee is geweest en dat ook collectief uitvoering is gegeven aan dit idee. [werknemer] stelt verder dat de leidinggevende van de TD, [B]s, toestemming heeft verleend voor de verkoop van het koper om daarmee de koperpot te vullen. Met betrekking tot het bedrag van € 1.000,00 stelt [werknemer] dat hij én de directie van Sonac én de TD om een bijdrage heeft verzocht. De directie heeft geweigerd, maar van de TD had hij toestemming om een bedrag van € 1.000,00 uit de koperpot te halen.
4.2. [werknemer] betwist dat er als gevolg van de TD-feesten een scheve verhouding is ontstaan tussen de medewerkers van de TD en de overige medewerkers van Sonac. [werknemer] betwist tevens dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk is, stellende dat hij, gelet op alle reacties die hij heeft ontvangen, nog met 98% van zijn collega's door één deur kan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1. De kantonrechter heeft zich er van vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5.2. Sonac heeft bezwaar gemaakt tegen de omstandigheid dat [werknemer] pas vlak voor de geplande zittingsdatum zijn verweerschrift heeft ingediend. Sonac stelt dat zij in haar processuele belangen is geschaad nu zij niet meer heeft kunnen reageren op de bezwaren die [werknemer] heeft met betrekking tot het door het NRB uitgevoerde onderzoek.
5.3. De kantonrechter overweegt dat inherent aan de onderhavige procedure is dat de verweerder nog op de dag van de mondelinge behandeling van het verzoek verweer mag voeren. In het onderhavige geval is er voorafgaand aan de zitting een uitvoerige correspondentie gevoerd over de vraag of er tijdens de zitting getuigen moesten worden gehoord. Gelet hierop had van [werknemer] wel verwacht mogen worden dat hij zijn bezwaar dat de verklaringen die zijn opgetekend door het NRB niet zijn ondertekend, in een eerder stadium van de procedure naar voren zou hebben gebracht. Dit temeer daar het verzoek van Sonac op deze verklaringen is gebaseerd en deze verklaringen in rechtstreeks verband stonden met het verzoek van [werknemer] tot het horen van getuigen. De kantonrechter zal derhalve voorbijgaan aan de stelling van [werknemer] dat, nu de verklaringen zoals opgetekend door NRB niet zijn ondertekend, aan deze verklaringen geen waarde mag worden toegekend.
5.4. Hoewel de kantonrechter ter zitting heeft overwogen om nadere getuigen te horen omtrent de vraag of [werknemer] toestemming had om koper te verkopen ziet de kantonrechter, na partijen te hebben gehoord en de stukken te hebben herlezen, onvoldoende grond om in deze procedure, die zich in beginsel ook niet leent voor nadere bewijsvoering (MvT, Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 157-158), getuigen op te roepen.
5.5. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken kan worden opgemaakt dat het -merendeels- [werknemer] is geweest die koper heeft weggebracht en dat het ook -voornamelijk- [werknemer] is geweest die geld uit de koperpot haalde om personeelsfeesten te organiseren. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit deze omstandigheden echter niet zonder meer worden afgeleid dat enkel en alleen [werknemer] de bedenker en de uitvoerder is geweest van het idee om koper van Sonac te verkopen ten behoeve van het personeel van de TD. Uit de verklaringen blijkt eerder dat de verkoop van koper ten behoeve van de TD een binnen de TD breed gedragen gedachte was waaraan door [werknemer] actief uitvoering werd gegeven. Uit de overgelegde verklaringen zoals opgenomen door het NRB blijkt voldoende dat de medewerkers van de TD, voor zover zij niet meewerkten aan het inzamelen van het koper, op de hoogte waren van het bestaan van de bijdrage aan de personeelspot middels het verkopen van koper. Voorts is van belang dat niemand binnen de TD zich klaarblijkelijk geroepen voelde om de verkoop van koper ten behoeve van de koperpot aan te kaarten bij directie. Bovendien is door [werknemer] gemotiveerd weersproken dat hij als initiator kan worden aangeduid.
5.6. De kantonrechter overweegt dat het er op grond van de overgelegde verklaringen meer de schijn van heeft dat de inzameling, zoals [werknemer] stelt, gebeurde met toestemming danwel met instemming van de leidinggevende van de TD, [B].
5.6.1 [E], de direct leidinggevende van [werknemer], heeft verklaard:
"(…)Ja, ik weet dat er een geldbedrag is ontstaan door de verkoop van koper. Ik weet er niet alles van. Ik heb gehoord dat dit geregeld is met voormalig medewerker [B] toenmalig hoofd. Deze heeft [werknemer] hiervoor toestemming gegeven. Hetgeen mij hieraan het meest stoorde is dat ik de baas ben van [werknemer] en ik door hem gepasseerd ben geworden. Iedereen binnen de Technische Dienst weet ervan. (…)"
5.6.2. [E] heeft verder verklaard:
"(…)[werknemer] heeft enkele malen er op aangedrongen dat het wel mooi zou zijn dat we het koper voor td doelen zouden kunnen wegbrengen(…)Ettelijke keren dit afgewezen. Totdat [werknemer] bij me kwam en verteld dat hij met [B] had gesproken en toestemming had gekregen het koper voor eigen gebruik van de td weg te brengen. Ben ogenblikkelijk naar [B] gegaan en heb hem gevraagd hoe het zat, ik was het namelijk niet met de situatie eens. Hij bleef van mening dat het wel kon.(…)"
5.6.3. [A] is eveneens telefonisch gehoord. Door het NRB is terzake dit gesprek genoteerd:
"(…)[A] vertelde dat hij nooit direct opdracht heeft gekregen van [B] om het geld in de kluis te bewaren. Echter weet ik wel dat [B] het wist, omdat ik hem vaker heb gezegd dat er veel geld in de pot zat.(…) Ik weet ook dat er een bedrag van € 1.000,00 is uitgehaald voor de sponsoring van de stichting Kika. [werknemer] heeft mij dit gevraagd en ja, ik ben er een beetje gevoelig voor en heb gezegd dat het mag omdat het voor een goed doel is.(…) Voordat [B] hier werkte is zoiets nooit gebeurd, toen werd het afval koper door de firma Eekels zelf meegenomen."
5.6.4. [C] heeft verklaard:
"(…)Ik weet waarom ik hier zit en kan zeggen dat ik 1x een lading koper met een gewicht van 4851 kg vorig jaar rond januari 2008 van het bedrijf Sonac naar ijzer & metaalhandel van Veen heb getransporteerd. Ik heb dit samen met [werknemer] opgeladen en met een bedrijfsvrachtwagen weggebracht. Dit was geregeld met [B](…)."
5.6.5. [B] is telefonisch gehoord. Door het NRB is terzake dit gesprek genoteerd:
"(…)[B] verklaarde dat hij op de hoogte was van het potje bij de technische dienst. Hij wist hoe dit was ontstaan, maar hij heeft er niets aan gedaan. Hij vertelde dat dit al zo was voordat hij in functie kwam. Ik weet ook de hoogte van het bedrag niet wat in het potje zat. Ik heb ook nooit formeel toestemming gegeven om dit te doen. Ik wist dat het geld werd bewaard in de kluis bij [A], echter heb ik daar ook nooit formeel toestemming voor gegeven. Dat het geld gebruikt werd om bij te leggen aan feestjes wist ik wel ja, maar dat er een bedrag ad € 1.000,00 is uitgehaald voor een sponsoring wist ik niet."
5.7. Uit deze verklaringen komt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate naar voren dat [B], als leidinggevende van de TD, zijn impliciete instemming heeft betoond met het verkopen van koper ten behoeve van de TD en dat [werknemer] niet eigenmachtig heeft gehandeld. De verklaring van [B] maakt dit niet anders. Dat hij formeel geen toestemming zou hebben gegeven maakt niet dat hij zich niet zodanig zou hebben opgesteld of heeft uitgelaten dat het voor de TD duidelijk was dat [B] achter de verkoop van koper stond. Voorts is van belang dat door [werknemer] ter zitting nauwkeurig omschreven is wanneer, waar en op welke wijze door [B] toestemming is verleend.
5.8. Voor de vaststelling dat [werknemer] niet eigenmachtig handelde is tevens van belang dat op enig moment in januari 2008 voor het vervoer van koper een bedrijfsvrachtwagen is gebruikt. Dat [werknemer] deze bedrijfswagen zelf heeft geregeld is door Sonac op geen enkele wijze onderbouwd. Zo is gesteld noch gebleken dat een 1e elektricien de bevoegdheid heeft om zelfstandig over het gebruik van bedrijfsvrachtwagens te beslissen. Gelet op de functie van [werknemer] binnen Sonac, acht de kantonrechter het, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, dan ook niet aannemelijk dat [werknemer] zonder instemming dan wel toestemming van een leidinggevende in staat is geweest beslag te leggen op een bedrijfsvrachtwagen, deze samen met een collega te laden met koper en aldus weg te rijden naar een opkoper waarbij onweersproken is dat deze actie onder reguliere werktijd heeft plaatsgevonden en waarbij de kosten van het transport voor rekening van Sonac kwamen.
5.9. Gelet op het bovenstaande is voorshands onvoldoende komen vast te staan dat de gedragingen van [werknemer] een dringende reden opleveren die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
5.10. Sonac heeft voorts de stelling betrokken dat [werknemer] zelfstandige een bedrag van € 1.000,00 uit de door de verkoop van koper gevormde koperpot heeft gehaald ten behoeve van de stichting KiKa. Dit feit levert volgens Sonac eveneens een dringende reden op. De kantonrechter overweegt dat uit de stukken die stelling van Sonac niet volgt. Immers, uit de hiervoor weergegeven verklaring van [A] blijkt al dat [werknemer] in ieder geval toestemming had van [A] om het bedrag ad € 1.000,00 uit de koperpot te halen. Deze verklaring ondersteunt de stelling van [werknemer] dat hij aan de medewerkers van de TD toestemming heeft verzocht om een bedrag ad € 1.000,00 uit de koperpot te mogen aanwenden ten behoeve van de stichting KiKa. Dat [B], als leidinggevende, geen weet had van de bijdrage aan de stichting Kika maakt de stelling van [werknemer] dan ook niet ongeloofwaardig. Nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat [werknemer] op eigen houtje heeft besloten om de koperpot aan te spreken ten behoeve van de stichting KiKa, vormt ook de uitgave aan voornoemde stichting geen grond voor een dringende reden.
5.11. De kantonrechter is wel met Sonac van oordeel dat [werknemer], gelet op de omvang van de koperhandel en de bedragen die het verkochte koper opbracht, had moeten begrijpen dat deze bedragen niet zonder meer aan de TD konden worden toebedeeld. Echter, deze omstandigheid kan in het onderhavige geval niet leiden tot de ontbinding van de overeenkomst. Voor dit oordeel is van belang dat Sonac ten aanzien van [A], die als beheerder van de kluis ook op de hoogte was van het bedrag, of andere medewerkers die allen op de hoogte waren van de koperhandel, geen reden heeft gezien om de arbeidsovereenkomst met deze personen te ontbinden. Gelet op het bovenstaande is onvoldoende onderbouwd dat de handelwijze van [werknemer] zodanig is dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord is geraakt in die zin dat van Sonac niet meer verwacht mag worden dat zij [A] als 1e elektricien in dienst houdt. Hierbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de leden van de TD niet meer met [werknemer] willen samenwerken. Dat bij de andere afdelingen bij Sonac wrevel is ontstaan, zoals Sonac stelt, heeft Sonac toch ook (deels) aan haar eigen houding te wijten. Het was blijkens de stukken algemeen bekend dat de TD dure personeelsfeesten hield. Het had dan ook op de weg van Sonac gelegen om te onderzoeken hoe het mogelijk was dat de TD zich personeelsfeesten kon permitteren die afweken van de bij haar gebruikelijke standaard. Dit onderzoek heeft zij om haar moverende redenen nagelaten. Voorts staat vast dat er tijdens werktijd -en dus in de volle openbaarheid- op kosten van Sonac en met gebruikmaking van personeel en materiaal (vrachtwagen) van Sonac koper werd vervoerd en dat het hier geen standaardwerkzaamheden van -personeel van- Sonac betrof. Ook in dit gebruik van bedrijfsmiddelen heeft Sonac klaarblijkelijk geen aanleiding gevonden om een onderzoek in te stellen. Gelet op deze omstandigheden moet geoordeeld worden dat de gestelde wrevel niet (geheel) aan [werknemer] kan worden verweten.
5.12. De kantonrechter overweegt dat het enkele feit dat [werknemer] geen berouw heeft getoond eerder een onderbouwing is van zijn stelling dat hij met toestemming van zijn leidinggevende handelde dan dat hieruit moet worden afgeleid dat [werknemer] zich in de toekomst wederom met soortgelijke activiteiten zal gaan bezighouden. Bovendien heeft Sonac, als werkgever, middels het uitvoeren van controle zelf in de hand of voornoemde activiteiten, waar een hele afdeling van op de hoogte was, zich in de toekomst zullen herhalen. Het niet tonen van berouw kan dan ook niet worden aangegrepen als argument om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Hierbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat [werknemer], bij een dienstverband van 38,5 jaar, ooit eerder is aangesproken op verduistering van goederen van Sonac.
5.13. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.
5.14. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2010 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.