ECLI:NL:RBLEE:2010:BL0126
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.H. Severein
- H. Mol
- F. Kleefmann
- Rechtspraak.nl
Mishandeling en noodweer in strafzaak tegen verdachte
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 21 januari 2010, stond de verdachte terecht voor mishandeling en het belemmeren van een politieagent in zijn taakvervulling. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 7 januari 2010 heeft plaatsgevonden. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J. van Rooij, heeft ontkend dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer heeft willen toebrengen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans bestond op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, waardoor de verdachte van het primair telastegelegde is vrijgesproken.
De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2008 in Leeuwarden opzettelijk mishandelend een persoon, te weten het slachtoffer, met een mes in het been heeft gestoken. Daarnaast heeft de verdachte op 21 november 2008 een politieagent belemmerd in zijn taak door zich te bemoeien met de aanhouding van een derde persoon. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte werd aangevallen door meerdere personen terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wijze van verdediging van de verdachte voldeed aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De rechtbank heeft de verdachte voor het onder 2 telastegelegde feit strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft geen toezicht door de reclassering noodzakelijk geacht. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter mr. M.H. Severein en de rechters mr. H. Mol en mr. F. Kleefmann betrokken waren.