Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
in het geding tussen
[eiseres] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,
gemachtigde [gemachtigde 2] .
Procesverloop
f75.000).
Motivering
f267.183).
f75.000) heeft verrekend. Voorts is de rechtbank van oordeel dat naar volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 16 december 2005, nr. 41 587, BNB 2006/73, in onderhavige aanslagen ligt besloten de beschikking dat het verlies van 1997 en 1999 nihil bedraagt (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking). De rechtbank vat eiseres' bezwaren tegen de aanslagen tevens op als een bezwaar tegen de in de aanslagen besloten liggende verliesvaststellingsbeschikkingen over de jaren 1997 en 1999. In aanmerking genomen dat verweerder op laatstbedoeld bezwaren niet afzonderlijk uitspraak heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat in de bestreden uitspraken op bezwaar ook het bezwaar tegen de verliesvaststellingsbeschikking ongegrond is verklaard (vergelijk HR 16 december 2005, nr. 41 588, BNB 2006/74).
De administratieplichtige die niet of niet volledig voldoet aan de vordering gegevensdragers voor raadpleging beschikbaar te stellen, wordt geacht niet volledig te hebben voldaan aan een bij artikel 52 van de AWR opgelegde verplichting, tenzij de administratieplichtige aannemelijk maakt dat de afwezigheid van de gegevensdragers of de inhoud daarvan het gevolg is van overmacht.
3.3 Niet in geschil is dat eiseres administratieplichtige is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet voldaan heeft aan de op haar rustende administratieve verplichtingen. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres, mede gelet op de voorafgaande correspondentie vermeld onder 1.6 tot en met 1.12, eerst bij brief van 5 oktober 2007 aan verweerder meedeelt dat de benodigde stukken
grotendeelsklaar liggen en dat eiseres tijdens het hoorgesprek op 15 februari 2008 te kennen heeft gegeven dat de jaarstukken 1997 niet zijn aangepast aan de vaststaande (en in bezwaar en beroep bevestigde) voorafgaande jaren.
3.4 Nu de sanctie van artikel 27e AWR dient te worden toegepast, is het aan eiseres om te doen blijken dat en in hoeverre de (bij de bestreden uitspraak gehandhaafde) correcties van verweerder onjuist zijn. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd, daarin niet is geslaagd.
3.7 Voor zover eiseres een beroep doet op de foutenleer is de rechtbank van oordeel dat deze stelling geen hout snijdt, omdat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt welke fouten het betreft.
3.10 Door eiseres wordt niet betwist dat zij het aan haar uitgereikte aangiftebiljet niet heeft ingediend. Nu vaststaat dat eiseres de aangifte nimmer heeft ingediend, heeft zij niet de vereiste aangifte gedaan.
f75.000).
3.15 Voor zover eiseres een beroep doet op de foutenleer is de rechtbank van oordeel dat deze stelling geen hout snijdt, omdat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt welke fouten het betreft.