ECLI:NL:RBLEE:2009:BO2757

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98387 - FA RK 09-1332
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling vaderschap na geslachtsverandering

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 2 december 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het vaderschap. Verzoekster sub 1, geboren als man, heeft in 2005 een geslachtsverandering ondergaan en is sindsdien als vrouw geregistreerd. Verzoekster sub 2, de partner van verzoekster sub 1, heeft de rechtbank verzocht vast te stellen dat verzoekster sub 1 de vader is van hun minderjarige kind, [X], dat in 2009 is geboren na een IVF-behandeling met het ingevroren sperma van verzoekster sub 1. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:207 BW, dat bepaalt dat het vaderschap van een man kan worden vastgesteld indien hij als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met de verwekking van het kind. De rechtbank concludeert echter dat verzoekster sub 1 ten tijde van de IVF-behandeling en de geboorte van het kind geen man meer was, waardoor zij niet als juridische vader kan worden erkend. De rechtbank heeft ook het belang van het kind in overweging genomen, maar oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de ontwikkeling van het kind wordt geschaad door het ontbreken van verzoekster sub 1 als juridische vader. De rechtbank wijst het verzoek af, maar wijst op de mogelijkheid van adoptie door verzoekster sub 1 als een alternatieve route om juridische ouder te worden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 98387 / FA RK 09-1332
beschikking vaststelling vaderschap van de meervoudige familiekamer d.d. 2 december 2009
inzake
[verzoekster sub 1],
wonende te [woonplaats],
en
[verzoekster sub 2],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S.C. Bosch,
belanghebbende:
de minderjarige [X],
geboren [in 2009] in [woonplaats],
vertegenwoordigd door haar bijzondere curator
mr D.M. Velthuis-Leutenegger.
Procesverloop
Verzoekster sub 2 heeft de rechtbank verzocht - op grond van artikel 1:207 BW - vast te stellen dat verzoekster sub 1 de vader is van de minderjarige [X]. Subsidiair hebben verzoeksters de rechtbank verzocht om op grond van artikel 3 IVRK vast te stellen dat verzoekster sub 1 de vader is van voormelde minderjarige.
De rechtbank heeft bij beschikking van 26 augustus 2009, alvorens verder te beslissen, een bijzondere curator benoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een brief d.d. 22 september 2009 van de advocaat van verzoeksters, vergezeld van een brief van Verilabs gevestigd te Leiden d.d. 2 september 2009 en een DNA-rapport vaderschapsanalyse d.d. 31 augustus 2009.
De mondelinge behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009.
Motivering
Verzoekster sub 1 is geboren als [A]. Vanaf 2001 heeft zij hulp gezocht bij het Gender team. In 2005 heeft zij een geslachtsaanpassende operatie ondergaan. Voordat zij aan voormelde medische behandeling is begonnen, heeft zij haar sperma laten invriezen bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Bij beschikking van deze rechtbank van 11 mei 2005 is gelast dat het in de geboorteakte van verzoekster sub 1 voorkomende woord “zoon” zou worden gewijzigd in “dochter” en zijn tevens de voornamen gewijzigd. Deze latere vermelding van de last tot wijziging is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van [woonplaats] aan de geboorteakte van verzoekster sub 1 toegevoegd op 15 augustus 2005.
Verzoekster sub 1 en verzoekster sub 2, die elkaar in 2001 hebben leren kennen, zijn op 20 juni 2008 in [woonplaats] met elkaar gehuwd. In de tweede helft van 2008 heeft in het UMCG een IVF behandeling plaatsgevonden met het sperma van verzoekster sub 1 bij verzoekster sub 2. [X] is [in 2009] in [woonplaats] geboren als kind van verzoekster sub 2.
Uit het door verzoekster sub 1 en verzoekster sub 2 overgelegde deskundigenrapport d.d. 31 augustus 2009 van Verilabs Nederland B.V. blijkt, dat uit het DNA-onderzoek van verzoekster sub 2, verzoekster sub 1 en de minderjarige de conclusie kan worden getrokken dat met meer dan 99,999% zekerheid is aangetoond dat verzoekster sub 1 de biologische vader is van de minderjarige.
Verzoekster sub 2 heeft de rechtbank primair verzocht over te gaan tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van verzoekster sub 1 op grond van artikel 1:207 eerste lid BW nu verzoekster sub 1 ermee heeft ingestemd dat haar ingevroren sperma via IVF bij verzoekster sub 2 is ingebracht, hetgeen de verwekking van het kind tot gevolg heeft gehad. Het verzoek is, gelet op artikel 1:207 BW, tijdig door verzoekster sub 2 ingediend.
Verzoeksters hebben hun subsidiaire verzoek gegrond op het in artikel 3 IVRK genoemde belang van het kind. Zij achten het in het belang van [X] om verzoekster sub 1, wiens achternaam zij draagt en wiens biologische kind zij is, ook juridisch als vader te hebben.
De bijzondere curator stelt zich -zakelijk weergegeven- op het standpunt dat het belang van de minderjarige bij het hebben van twee juridische ouders voorop dient te staan. De stand van de medische wetenschap en de wettelijke regeling sluiten niet goed op elkaar aan.
De raad voor de kinderbescherming sluit zich aan bij het standpunt van de bijzondere curator en maakt geen bezwaar tegen inwilliging van het verzoek.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1: 28c BW heeft de wijziging van de vermelding van het geslacht van verzoekster sub 1 haar gevolgen, die uit dit boek voortvloeien, vanaf de dag waarop de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de akte van geboorte een latere vermelding toevoegt van de last tot wijziging. Dat brengt met zich mee dat verzoekster sub 1 sinds 15 augustus 2005 aangemerkt moet worden als een vrouw.
[X] is [in 2009] geboren. Het verzoek is gegrond op artikel 1:207 BW, blijkens welk artikel het vaderschap van een man - op de grond dat de man als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad - door de rechtbank kan worden vastgesteld.
Aan de grond van laatstvermeld artikel is niet voldaan. Verzoekster sub 1 was zowel ten tijde van de IVF behandeling als ten tijde van de geboorte van de minderjarige geen man meer. De consequentie daarvan is dat zij dan geen juridische vader kan worden. Een en ander staat aan toewijzing van het primaire verzoek in de weg.
De rechtbank heeft vervolgens de wetsgeschiedenis geraadpleegd teneinde te achterhalen of dit gevolg conform de bedoeling van de wetgever is geweest. Hieruit komt naar voren dat de wetgever heeft willen voorkomen dat kinderen worden geboren uit ouders met een “juridisch” geslacht dat tegengesteld is aan hun biologisch geslacht. Om die reden is daarom in artikel 1: 28 BW opgenomen dat de man die zijn geslacht wil laten aanpassen, nimmer meer in staat moet kunnen zijn om kinderen te verwekken. Dat het voor transseksuelen na de geslachtswijziging met een IVF-behandeling toch nog mogelijk is om met hun ingevroren sperma de biologische ouders te worden van een kind, betekent nog niet dat zij daarom ook de juridische ouders kunnen zijn. Wellicht zal in de toekomst bij wet mogelijk worden gemaakt dat beide biologische ouders dan ook de juridische ouders worden. Dit is echter een keuze van rechtspolitieke aard en van openbare orde. Toewijzing van het verzoek zou naar zijn aard buiten de rechtsvormende taak van de rechter vallen.
Verzoeksters hebben zich subsidiair beroepen op artikel 3 lid 1 IVRK:
“ Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.”
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk gemaakt dat de minderjarige [X] in haar ontwikkeling wordt geschaad indien verzoekster sub 1 niet in haar geboorteakte staat vermeld als haar juridische vader. Wat zwaarder weegt, nu en in de toekomst, is een liefdevol gezinsleven met verzoeksters en een doordachte statusvoorlichting waar - zoals de raad ter zitting heeft geadviseerd - te zijner tijd professionele hulp bij kan worden ingeroepen. Bovendien staat de weg van adoptie door verzoekster sub 1 open, waardoor verzoekster sub 1 toch haar juridische ouder kan worden. Dat verzoekster sub 1 de biologische ouder is van [X], staat door middel van het onderzoeksrapport van Verilabs voldoende vast.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het primaire en subsidiaire verzoek zal afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mrs. I.M. Dölle, voorzitter, M. van der Hoeven en A. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 2 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
(fn: 20)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.