RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885001-09
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 december 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.Y. Li, advocaat te Groningen.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het telastegelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Geldigheid dagvaarding
De raadsman heeft ter terechtzitting nietigheid van de dagvaarding bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet duidelijk is of verdachte wederrechtelijk verblijf verschaffen aan illegale vreemdelingen wordt telastegelegd, strafbaar gesteld in artikel 197a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, of het in dienst nemen van illegale vreemdelingen, strafbaar gesteld in artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht, of dat verdachte beide feiten worden telastegelegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Het tweede gedachtestreepje in de telastelegging, dat werkzaamheden door vreemdelingen laten verrichten behelst, dient blijkens de tekst der telastelegging te worden beschouwd als een feitelijke omschrijving van de telastegelegde mensensmokkel uit winstbejag. Deze omschrijving ziet niet op hetgeen zelfstandig is strafbaar gesteld in artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de telastelegging ondubbelzinnig blijkt welk strafbaar feit hier aan verdachte wordt ten laste gelegd. Er is derhalve geen sprake van een obscuur libel. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], nu verdachte met betrekking tot hen reeds een bestuursrechtelijke boete heeft opgelegd gekregen door de Arbeidsinspectie voor overtreding van artikel 2 lid 1 van de Wet arbeid vreemdelingen. De strafrechtelijke vervolging zou in strijd zijn met het ne bis in idem beginsel dat is opgenomen in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en het una via beginsel.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Het beginsel ne bis in idem houdt een garantie in tegen een dubbele vervolging wegens hetzelfde feitelijk gebeuren als waarvoor men reeds eerder is veroordeeld. Deze eerdere uitspraak dient onherroepelijk te zijn. De rechtbank constateert dat bij verdachte van een dusdanige uitspraak geen sprake is. Voorts is de rechtbank niet gebleken van een aanwijzing die een strafrechtelijke vervolging door het openbaar miniserie in de weg staat, indien reeds een bestuurlijke boete is opgelegd. Derhalve is artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing en is evenmin het una via beginsel geschonden. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank past met betrekking tot het telastegelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2009, onder meer inhoudende:
Ik ben eigenaresse van [bedrijf], gevestigd aan het adres [adres] te Leeuwarden.
Ik wist dat de mensen die 3 december 2008 bij mij zijn aangetroffen illegaal in Nederland verbleven. Zij kwamen af en toe langs om bij mij te overnachten. Als ze zagen dat ik het druk had, hielpen ze mij met opruimen, schoonmaken en masseren.
[slachtoffer 2] logeerde soms één of twee dagen bij mij. Ik heb haar 12 euro per uur betaald voor werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor [slachtoffer 1]. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] huurden ongeveer twee maanden een kamer bij mij. Zij betaalden 250 euro. [slachtoffer 5] verbleef ook bij mij en werkte weleens bij mij in de zaak.
2. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlage, RC-nr. 08/711, opgemaakt op 3 december 2008, voor zover dit inhoudt:
Op 3 december 2008 zijn de volgende personen aangetroffen in het pand gelegen aan [adres] te Leeuwarden:
- [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats], China.
- [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats], China.
- [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats], China.
- [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats], China.
- [slachtoffer 3], geboren op [geboorteplaats] 1977 te [geboorteplaats], China.
Allen zonder vaste woon- of verblijfplaats ten lande.
3. Het in wettelijke vorm d.d. 3 december 2008 opgemaakte proces-verbaal van politie (proces-verbaalnr. 01102008-G-06) onder meer inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik ben Chinese. Ik ben illegaal. In het pand waar ik ben aangetroffen in Leeuwarden heb ik gisteravond schoonmaakwerkzaamheden gedaan en ik ben daar blijven slapen. Ik doe soms werkzaamheden om geld te verdienen. Ik ken de bazin nauwelijks. Er verblijven Chinezen in dit pand.
4. Het in wettelijke vorm d.d. 3 december 2008 opgemaakte proces-verbaal van politie (proces-verbaalnr. 01102008-G-07) onder meer inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik ben Chinese en ik ben illegaal. Ik was in dit pand om te werken. Ik mocht daar gratis eten en overnachten. Ik werkte voor bazin. Ik deed massages. Ik maakte vooral schoon. Ik sliep op de eerste etage.
5. Het in wettelijke vorm d.d. 4 december 2008 opgemaakte proces-verbaal van politie (proces-verbaalnr. 01102008-G-10) onder meer inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik heb de Chinese nationaliteit. Ik ben onrechtmatig in Nederland. Ik huur met mijn vriend een kamer in dit pand.
6. Het in wettelijke vorm d.d. 4 december 2008 opgemaakte proces-verbaal van politie (proces-verbaalnr. 01102008-G-11) onder meer inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5]:
Ik ben hier illegaal. Ik ben in februari 2007 hier in Leeuwarden in dit pand terechtgekomen. Ik kon hier logeren. Ik let weleens op de winkel als de eigenaresse naar boven gaat.
7. Het in wettelijke vorm d.d. 4 december 2008 opgemaakte proces-verbaal van politie (proces-verbaalnr. 01102008-G-13) onder meer inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik heb de Chinese nationaliteit. Ik heb geen rechtmatig verblijf in Nederland. Ik ben in dit pand in Leeuwarden terechtkomen, omdat mijn vriendin hier al verbleef. Van de eigenaresse kon ik een kamer huren. Mijn vriendin is genaamd [slachtoffer 4]. Ik betaalde 250 euro voor ons beiden.
Bovenstaande wettige bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang beschouwd - houden de redengevende feiten en omstandigheden in waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte het hierna bewezenverklaarde feit heeft begaan.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat het verkregen bewijs naar aanleiding van de doorzoeking door de rechter-commissaris buiten beschouwing dient te worden gelaten. Verdachte en de getuigen zijn aangetroffen op de [adres 2] te Leeuwarden en niet op [adres] te Leeuwarden. Er is geen machtiging tot binnentreden afgegeven voor het eerstgenoemde adres. De verkregen bewijzen zijn derhalve onrechtmatig verkregen en dienen niet te kunnen worden gebezigd als bewijs. De raadsman bepleit dan ook vrijspraak voor het telastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende. De rechter-commissaris heeft blijkens het daarvan opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 december 2008 het perceel [adres] te Leeuwarden doorzocht ter inbeslagneming. In dit pand zijn verdachte en de getuigen aangetroffen. De rechter-commissaris was gerechtigd dit pand te betreden en te doorzoeken. Dat dit pand tevens een ingang aan een ander adres heeft, zoals is gebleken uit hetgeen verdachte en de raadsman ter terechtzitting hebben verklaard, doet hier niet aan af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewijsmiddelen naar aanleiding van de doorzoeking niet onrechtmatig zijn verkregen en derhalve niet dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting vrijspraak bepleit voor het telastegelegde, omdat bij verdachte geen sprake was van winstbejag. Zij zou hebben gehandeld uit humanitaire overwegingen.
De rechtbank overweegt het volgende. Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een kamer heeft verhuurd aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voor 250 euro en dat zij [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] onderdak heeft verschaft en werkzaamheden heeft laten verrichten in haar salon, terwijl zij wist dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld uit winstbejag nu zij van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geld heeft ontvangen en daarmee daadwerkelijk is verrijkt. Door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] werkzaamheden te laten verrichten, al dan niet in ruil voor onderdak, heeft zij de beschikking gehad over relatief goedkope arbeidskrachten waardoor zij in een economische gunstiger toestand is komen te verkeren. Niet is vereist dat verdachte in bedrijfseconomische zin 'winst' heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het telastegelegde bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 april 2007 tot en met 3 december 2008 te Leeuwarden anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, immers
- heeft verdachte aan een of meer van de hierboven vermelde personen een kamer verhuurd en/of beschikbaar gesteld die deel uitmaakte van een pand gelegen aan het adres [adres] te Leeuwarden, in welk pand zij, verdachte, tevens haar onderneming genaamd [bedrijf] dreef en
- heeft verdachte een of meer van de hierboven vermelde personen werkzaamheden laten verrichten in haar bedrijf te weten het doen van massages en schoonmaakwerkzaamheden, terwijl verdachte wist dat dat verblijf wederrechtelijk was.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
Een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl zij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte is schuldig aan mensensmokkel. Zij heeft in ruil voor hulp in haar onderneming (een hair en beautysalon) onderdak verschaft aan personen van wie zij wist dat deze illegaal in Nederland waren. Verdachte heeft tevens een kamer verhuurd aan personen van wie zij wist dat deze illegaal in Nederland waren.
Verdachte heeft met deze handelwijze voordeel behaald. Ook heeft ze illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland in de hand gewerkt en heeft zij bijgedragen aan het frustreren van het beleid van de Nederlandse overheid met betrekking tot het weren van illegalen in Nederland. Mensensmokkel is daarenboven een zeer ernstig feit waarbij de grondrechten van personen in het geding zijn, in het bijzonder het recht op persoonlijke vrijheid. Een strafmodaliteit in de vorm van een gevangenisstraf is daarom naar het oordeel van de rechtbank aan de orde.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt voorts dat verdachte in 2008 is veroordeeld voor overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. Zij heeft daarvoor een boete gekregen. Onlangs heeft verdachte wegens overtreding van diezelfde wet weer een bestuursrechtelijke boete opgelegd gekregen, het betrof daarbij overigens twee van de thans betrokken vreemdelingen. De rechtbank oordeelt verder dat, gezien de privéomstandigheden van verdachte, de kans dat zij opnieuw in aanraking zal komen met personen die illegaal in Nederland aanwezig zijn niet ondenkbaar is.
Naast een straf ter compensatie van de geschonden norm acht de rechtbank daarom een waarschuwing, in de vorm van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, voor verdachte op haar plaats. Al met al is de rechtbank van oordeel dat het in casu gepleegde onrecht afdoende gecompenseerd wordt door na te melden straf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. H. Mol en mr. F. Kleefmann, rechters, bijgestaan door mr. M.F. Alting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2009.
Mr. Mol en mr. Kleefmann zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.