ECLI:NL:RBLEE:2009:BK7610

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1683
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving Flora- en faunawet in verband met nieuwbouw Van der Valk Hotel te Sneek

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 23 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Vogelbeschermingswacht "Sneek en omstreken" en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.T. Hoen, had beroep aangetekend tegen de afwijzing van een verzoek tot handhavend optreden op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) met betrekking tot de nieuwbouw van het Van der Valk Hotel in Sneek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Sneek eerder vergunningen had verleend voor de bouw, maar dat de eiseres zich zorgen maakte over de impact op vleermuizen in het gebied. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uitvoerig besproken, waarbij het verzoek van eiseres om handhaving werd afgewezen omdat de werkzaamheden al waren uitgevoerd en er geen overtredingen van de Ffw waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er voldoende alternatief foerageergebied voor de vleermuizen beschikbaar was en dat de minister terecht geen handhavend optreden had bevolen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/1683
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
de vereniging Vogelbeschermingswacht "Sneek en omstreken",
gevestigd te Sneek,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.T. Hoen, advocaat te Assen,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder,
gemachtigde: mr. A. Ghallit, werkzaam bij het ministerie.
Procesverloop
Bij brief van 25 juni 2008 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de afwijzing van een verzoek tot handhavend optreden op grond van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw). Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend.
Op grond van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is Van der Valk Hotel Sneek Beheer B.V. (hierna: Van der Valk) door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 15 oktober 2009. Namens eiseres is voornoemde gemachtigde verschenen. Zij is bijgestaan door de heer Y. van der Werf, bestuurslid van de Vogelbeschermingswacht (hierna: Van der Werf). Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen I. Kerssies, werkzaam bij de Dienst Landelijke Gebied te Groningen. Namens Van der Valk heeft L. Grit ter zitting het woord gevoerd.
Motivering
Feiten
1.1 Bij besluiten van 30 oktober 2007 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek aan Van der Valk een kapvergunning, een bouwvergunning en vrijstelling verleend ten behoeve van het project "Nieuwbouw Hotel van der Valk", in de gemeente Sneek (hierna: het project). Het plangebied ligt direct ten zuiden van het Burgemeester Rasterhoffpark te Sneek, ten westen van de Rijksweg A7. Aan de besluitvorming ligt onder meer ten grondslag het rapport "Vleermuizen in en rond het Burgemeester Rasterhoffpark te Sneek" van Altenburg & Wymenga uit november 2006.
1.2 Bij e-mail van 13 december 2007 heeft Van der Werf namens eiseres aan verweerder gevraagd om handhavend op te treden tegen de gemeente in verband met de in het kader van het project uitgevoerde werkzaamheden zonder de vereiste ontheffingen op grond van de Ffw. Van der Werf verwijst naar vleermuizenonderzoek dat in en om het Rasterhoffpark in Sneek is uitgevoerd door mevrouw M. van Oosten (hierna: Van Oosten) van de Fryske Feriening foar Fjildbiologie. Bij e-mail van 20 december 2007 heeft Van der Werf het verzoek om handhavend op te treden nader toegelicht en heeft hij diverse bijlagen ingediend.
1.3 Verweerder heeft het verzoek voorgelegd aan de gemeente Sneek, die hierop bij brief van 31 januari 2008 heeft gereageerd. Hierbij is ook een reactie van het bureau Altenburg & Wymenga van 22 januari 2008 op de ingediende bezwaren ten aanzien van vleermuizen gevoegd. Verweerder heeft zich voorts gewend tot de Dienst Landelijk Gebied, welke dienst op 26 februari 2008 advies heeft uitgebracht.
1.4 Bij besluit van 29 februari 2008 heeft verweerder het verzoek tot handhavend optreden afgewezen. Verweerder is van mening dat eiseres niet als belanghebbende bij het verzoek kan worden aangemerkt, maar heeft voorts, ambtshalve oordelend, op inhoudelijke gronden geoordeeld dat een ontheffingsverzoek in het kader van de Ffw met betrekking tot vleermuizen achterwege kan blijven. Bij de beslissing op bezwaar heeft verweerder eiseres alsnog ontvankelijk geacht, en de bezwaren op inhoudelijke gronden niet-ontvankelijk verklaard met betrekking tot de reeds beëindigde activiteiten en ongegrond met betrekking tot de toekomstige activiteiten.
Geschil
2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de kap van de bomen en de boswal inmiddels heeft plaatsgevonden en dat de weg is aangelegd. Voor zover artikel 10 van de Ffw is overtreden heeft eiseres geen belang meer bij een besluit van verweerder over handhaving. Voor zover het bezwaar van eiseres ziet op toekomstige activiteiten, moet dit bezwaar volgens verweerder ongegrond verklaard worden. Verweerder stelt zich met verwijzing naar de onderzoeken die zijn verricht op het standpunt dat ten aanzien van de vleermuizen geen verbodsbepalingen worden overtreden, zodat er geen noodzaak bestaat tot het aanvragen/verlenen van een ontheffing voor deze soorten. In het plangebied bevinden zich geen vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen. Verder leidt de bouw van het hotel weliswaar tot een geringe afname van foerageergebied, maar is er in de omgeving van het plangebied voldoende (alternatief) foerageergebied beschikbaar. Verweerder verwijst tevens naar de natuurcompensatie aan de zuidkant van het Rasterhoffpark. Uit de onderzoeken is volgens verweerder voorts gebleken dat geen noemenswaardige verstoring van vliegroutes van vleermuizen zal optreden.
2.2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar verzoek te beperkt heeft opgevat en dat het handhavingsverzoek zich ook richt op de waterfauna. Eiseres stelt daarnaast dat verweerder overhaast tot de conclusie is gekomen dat de baardvleermuis en de grootoorvleermuis niet in het plangebied voorkomen. Volgens haar dient meer onderzoek gedaan te worden over langere perioden, gedurende het hele jaar. Verder stelt eiseres dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de vraag of voldoende alternatief foerageergebied beschikbaar is. Niet onderzocht is welke gebieden daarvoor in aanmerking komen en gekwalificeerd kunnen worden als foerageergebied. Ook is niet voldoende onderzocht of de natuurcompensatie aan de zuidkant van het park zal worden gebruikt als foerageergebied, wanneer dit gedeelte als recreatiegebied zal worden gebruikt.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 10 van de Ffw is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Ingevolge artikel 11 van de Ffw is het verboden nesten, holen, of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Ingevolge artikel 112, eerste lid, van de Ffw is de minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
3.2 De rechtbank overweegt dat verweerder het verzoek om handhavend op te treden terecht heeft opgevat als zijnde gericht op vleermuizen. In de e-mail van Van der Werf is een duidelijk verband gelegd tussen het verzoek en het door Van Oosten uitgebrachte vleermuizenrapport. Hoewel in de e-mail van 20 december 2007 ook melding gemaakt wordt van watervogels die voorkomen in het gebied, is ten aanzien van die vogels geen expliciet verzoek tot handhaving gedaan.
3.3 Voor zover eiseres met haar beroep beoogt verontrusting van de in (de bomen van) het Rasterhoffpark levende vleermuizen te voorkomen, merkt de rechtbank op dat dit doel niet meer kan worden bereikt, omdat de kapwerkzaamheden inmiddels zijn voltooid. In zoverre heeft verweerder het beroep van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.4 Het beroep van eiseres is voorts gericht op het voorkomen van verdere verstoring van vleermuizen. Nu de werkzaamheden aan het hotel nog niet voltooid zijn en eiseres met haar beroep een oordeel van de rechtbank wil krijgen over de vraag of met die werkzaamheden in strijd met de Ffw wordt gehandeld, ziet de rechtbank in zoverre voldoende aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling van het besluit van verweerder.
3.5 Het verbod van artikel 11 van de Ffw ziet onder meer op de verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoorten (als de vleermuis). Vast staat dat in het plangebied diverse vleermuizensoorten voorkomen, maar dat zich in het plangebied geen vaste rust- of verblijfplaatsen bevinden. Foerageergebied wordt volgens vaste jurisprudentie niet gerekend tot een vaste rust- of verblijfplaats.
Van overtreding van artikel 11 Ffw is echter ook sprake indien de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaats wordt aangetast. Dit is bijvoorbeeld het geval als een ingreep de verbinding vernietigt tussen de voortplantingsplaats en het foerageergebied en er niet voldoende alternatieve migratieroutes en/of foerageerplaatsen overblijven.
3.6 Uit het door Altenburg & Wymenga uitgevoerde onderzoek blijkt dat geen noemenswaardige verstoring van vliegroutes zal plaatsvinden. Er is sprake van een kans op verstoring van de noordelijke vliegroute van meervleermuizen, maar die route is van marginale betekenis voor de soort. Verder zijn er aanpassingen mogelijk, mitigerende maatregelen, die de verstoring minimaliseren. Het gaat hier onder meer om snelheidsbeperkende maatregelen voor het autoverkeer, versterking van de begroeiing langs de vliegroutes en maatregelen om lichtverstoring te beperken of te voorkomen. Hetgeen door eiseres is aangevoerd geeft geen aanleiding tot twijfel aan de conclusies van Altenburg & Wymenga. Voorts heeft verweerder zich voldoende vergewist van de zorgvuldigheid van het verrichte onderzoek. Eiseres heeft de conclusies van Altenburg & Wymenga niet - bijvoorbeeld aan de hand van een tegenrapport - betwist en zij heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is.
3.7 Ten aanzien van het foerageergebied overweegt de rechtbank het volgende. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd door Altenburg & Wymenga blijkt dat de plannen om het hotel te realiseren consequenties hebben voor het foerageergebied van bepaalde soorten vleermuizen, maar dat voldoende alternatief foerageergebied aanwezig blijft. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de verkleining van het oppervlak aan foerageergebied als gevolg van de bouw van het hotel gering is in vergelijking tot de totale oppervlakte aan beschikbaar foerageergebied voor de genoemde soorten in het plangebied. Daarnaast worden door de natuurontwikkeling in het zuidelijk deel van het plangebied foerageermogelijkheden voor vleermuizen vergroot. Ten slotte zijn er mitigerende maatregelen mogelijk om lichtverstoring van bestaande foerageergebieden te voorkomen. Het standpunt van eiseres dat het compensatiegebied niet zou voldoen als alternatief foerageergebied volgt de rechtbank niet. Eiseres baseert zich op een veronderstelling en heeft niet aannemelijk gemaakt dat het rapport van Altenburg & Wymenga op dit punt zodanige onjuistheden bevat of leemten in kennis vertoont, dat verweerder zich hierop niet heeft mogen baseren.
3.8 De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht tot het oordeel is gekomen dat wat betreft vleermuizen geen overtreding heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden van het verbod neergelegd in artikel 11 van de Ffw. Er was daarom geen aanleiding voor verweerder om handhavend op te treden. Het beroep van eiseres moet dan ook ongegrond verklaard worden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzitter, en door mrs. E.M. Visser en K.J. de Graaf rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.