ECLI:NL:RBLEE:2009:BK7005
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.H. Severein
- M.J. Dijkstra
- F. Kleefmann
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaken met betrekking tot ontuchtige handelingen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 17 december 2009, stond de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie centraal in verband met de vervolging van de verdachte voor ontuchtige handelingen. De verdachte, geboren in 1972 en thans gedetineerd in PI Noord, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. van Rooij. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2009 en de ingediende stukken geoordeeld over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte voor de hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overwoog dat de raadsman en de officier van justitie betoogden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard voor feit 2, omdat het slachtoffer geen klacht had ingediend. De rechtbank stelde vast dat de ten laste gelegde delicten in de pleegperioden nog klachtdelicten waren, en dat de vervolging alleen mogelijk was indien het slachtoffer een klacht had ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen klacht was ingediend en dat het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk moest worden verklaard voor feit 2.
Met betrekking tot feit 1 oordeelde de rechtbank dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met een persoon die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De rechtbank stelde vast dat er zich een geval voordeed als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, omdat het slachtoffer ten tijde van de ontuchtige handelingen aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd. Hierdoor was vervolging zonder klacht mogelijk, en verklaarde de rechtbank het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging voor feit 1. Voor feit 5 oordeelde de rechtbank dat geen klacht vereist was voor de vervolging, en verklaarde het openbaar ministerie ook hiervoor ontvankelijk.
Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M.H. Severein als voorzitter, en de rechters mr. M.J. Dijkstra en mr. F. Kleefmann. De griffier was mr. J. Jukema-Teertstra. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 17 december 2009.