Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen - voor zover hier van belang - de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
3.2 Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
3.3 Ingevolge artikel 1 van de Legesverordening worden onder de naam "leges" rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Legesverordening worden de leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
3.4 Ingevolge onderdeel 6.1.1, aanhef en onder c, van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening (hierna: de Tarieventabel) bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning of een lichte bouwvergunning, indien de bouwkosten meer bedragen dan € 100.000,00 € 1.973,00 vermeerderd met voor elke € 500,00 boven de € 100.000,00 € 5,70. Ingevolge onderdeel 6.3.12 van de Tarieventabel wordt het in onderdeel 6.1.1 genoemde tarief verdubbeld, indien de vergunning wordt verleend ter opheffing van een illegale situatie (legalisatievergunning).
3.5 Tussen partijen is niet in geschil dat de bouwvergunning in dit geval is verleend ter opheffing van een illegale situatie. Het geschil spitst zich toe op de vraag of onderdeel 6.3.12 van de Tarieventabel, waarop de verdubbeling van de aan [eiser] opgelegde bouwleges is gebaseerd, verbindend is.
3.6 Bij de parlementaire behandeling is opgemerkt dat gemeenten op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regelen, zelf invulling kunnen geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Die heffingsmaatstaven kunnen binnen een verordening variëren. Het staat gemeenten dan ook vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid en de praktijk van belastingheffing (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 65-67 en 77-78). Daarbij geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de door de gemeente verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband is vereist. Voor onverbindendverklaring van (een onderdeel van) een gemeentelijke belastingverordening is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een uitspraak van de Hoge Raad van 14 augustus 2009 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BI1943).
3.7 In dit geval zijn de bouwleges gebaseerd op twee verschillende heffingsmaatstaven, te weten het in behandeling nemen van de bouwaanvraag en het verlenen van de legalisatievergunning. Beide heffingsmaatstaven zijn neergelegd in de (Tarieventabel die onderdeel uitmaakt van de) Legesverordening. Zowel het in behandeling nemen van een bouwaanvraag als het verlenen van een legalisatievergunning kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte dienst, zoals bedoeld in artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. Daarnaast geldt dat geen van beide heffingsmaatstaven afhankelijk is gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
3.8 Ter zitting heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaard dat de verdubbeling van de bouwleges in een geval als het onderhavige is bedoeld als financiële prikkel om te zorgen dat conform de geldende regelgeving een bouwvergunning wordt aangevraagd. Gelet op het feit dat het gemeenten in beginsel vrijstaat die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met hun beleid en het feit dat geen rechtstreeks verband is vereist tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de door de gemeente verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat de verdubbeling van de bouwleges op grond van deze doelstelling is geoorloofd.
3.9 De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat onderdeel 6.3.12 van de Tarieventabel in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. Onderdeel 6.3.12 van de Tarieventabel kent een vast, objectief en onderscheidend criterium voor de vaststelling van het verhoogde tarief. Gelet op het hiervoor beschreven doelstelling van het verhoogde tarief acht de rechtbank de verdubbeling van het tarief niet onevenredig.
3.10 Op grond van de voorgaande overwegingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding onderdeel 6.3.12 van de Tarieventabel onverbindend te achten.
3.11 Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat hij niet in staat is de dubbele bouwleges te betalen overweegt de rechtbank dat economische en persoonlijke omstandigheden in het kader van het heffen van bouwleges geen rol spelen.
3.12 Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.