ECLI:NL:RBLEE:2009:BK5988

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/924
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van ambtenaar wegens vertrouwelijke informatieverstrekking aan de pers

In deze zaak gaat het om het ontslag van eiseres, werkzaam als statenadviseur bij de Provincie Fryslân, wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor haar functie. Eiseres heeft vertrouwelijke informatie over een onderzoeksopdracht aan de Noordelijke Rekenkamer (NRK) verstrekt aan de pers, wat leidde tot een publicatie in de Leeuwarder Courant. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de hoogte was van de vertrouwelijkheid van de informatie en dat zij opzettelijk heeft geprobeerd sporen van haar handelen te wissen door de e-mail aan de journalist uit haar verzonden items en prullenbak te verwijderen. Eiseres heeft in haar verweer aangevoerd dat zij niet ongeschikt was en dat haar gedrag niet als ernstig genoeg kon worden beschouwd om ontslag te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt echter dat het vertrouwensverlies door haar handelen zo groot was dat ontslag gerechtvaardigd was zonder dat een verbetertraject aan de orde was. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt het ontslag.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/924
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 december 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. N.A. Sjoer, advocaat te Utrecht,
en
Provinciale Staten van de provincie Fryslân (PS),
verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Schaap, advocaat te Zwolle.
Procesverloop
Bij brief van 19 maart 2008 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar, waarbij het aan eiseres verleende ontslag op grond van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP), in stand is gebleven. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 15 oktober 2009. Eiseres is in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Op verzoek van eiseres is als getuige gehoord [journalist], voorheen werkzaam als journalist bij de Leeuwarder Courant. Verweerder is verschenen bij gemachtigde, bijgestaan door
[griffier], griffier van Provinciale Staten.
Motivering
1.1 Eiseres was sinds 1 november 1984 werkzaam in dienst van de provincie Fryslân. Met ingang van 1 september 2003 is zij in dienst getreden van verweerder, in de functie van secretaris statencommissies bij de Statengriffie van de Provincie Fryslân, ook wel aangeduid als statenadviseur. Uit hoofde van haar functie was eiseres onder meer belast met de ondersteuning en advisering van statenleden en met het voeren van het secretariaat voor één of meerdere statencommissies.
1.2 In de loop van 2007 is in verband met de (financiële) gang van zaken rond het zogenoemde 'project Tijdelijke Huisvesting' ophef ontstaan, die ook in de locale pers de nodige aandacht heeft gekregen. Naar aanleiding van een onderzoeksrapport van Deloitte en Touche, waarvan de inhoud leidde tot het vertrek van een drietal gedeputeerden en tot een disciplinaire straf voor de algemeen directeur van de provincie, hebben PS aan de Noordelijke Rekenkamer (NRK) gevraagd een aanvullend onderzoek te verrichten naar het proces rond het 'project Tijdelijke Huisvesting'. Tevens is een begeleidingscommissie ingesteld, bestaande uit leden van PS (fractievoorzitter), die het contact met de NRK moest onderhouden. Eiseres was aangesteld als ambtelijk secretaris van deze begeleidingscommissie.
1.3 Op 22 augustus 2007 is eiseres telefonisch benaderd door [journalist], journalist van de Leeuwarder Courant (hierna: [journalist]), met de vraag of de onderzoeksopdracht aan de NRK door de provincie openbaar kon worden gemaakt. Naar aanleiding van deze vraag heeft eiseres overlegd met de adjunct-griffier, [adjunct-griffier], die haar desgevraagd meedeelde dat de opdracht niet aan [journalist] mocht worden verstrekt. Vervolgens bleek dat die dag een op 20 augustus 2007 gedateerd eerste rapport van bevindingen van de NRK bij verweerder was binnengekomen, vergezeld van een begeleidende brief. Eiseres heeft daarop een e-mailbericht aan [journalist] gestuurd met in de aanhef de tekst : "onderwerp: ssssssssssssttttttttt" (…) "Ha [voornaam journalist],". Vervolgens heeft zij in het mailbericht meegedeeld dat de opdracht aan de NRK niet zou worden verstuurd en heeft zij de namen van de leden van de begeleidingscommissie vermeld. Zij heeft haar mailbericht met de volgende tekst afgesloten: "Voor jouw informatie, vertrouwelijk...... het antwoord van de rekenkamer is net binnengekomen. Zij hebben grote vragen bij de toegevoegde waarde van een nieuw onderzoek. Voor openstaande vragen dient PS GS te benaderen. De dieperliggende problematiek is die van de organisatiecultuur en het onvoldoende organiseren van kritische massa (tja, ze hebben mij en jou immers niet betrokken!!!)".
1.4 Op 25 augustus 2007 heeft de Leeuwarder Courant een artikel van de hand van [journalist] gepubliceerd onder de kop "Integriteit is zoek bij de provincie", waarin onder meer wordt vermeld dat de NKR in een vertrouwelijke brief aan de Friese staten heeft laten weten dat er sprake is van "een dieper liggende problematiek", dat "de cultuur te wensen overlaat" en dat "binnen het ambtelijk apparaat sprake is van onvoldoende kritische massa".
1.5 Verweerder heeft in een persbericht afstand genomen van de publicatie in de Leeuwarder Courant, omdat daarin volgens verweerder ten onrechte de suggestie is gewekt dat de NRK zich kritisch zou hebben uitgelaten over integriteit en organisatiecultuur binnen de provincie. Bovendien heeft verweerder een onderzoek laten instellen naar de vraag door wie de vertrouwelijke informatie aan de pers is verstrekt. In dit kader zijn gesprekken gevoerd met de medewerkers en is onderzoek gedaan naar het elektronische berichtenverkeer. Daarbij is het e-mailbericht van eiseres van 22 augustus 2007 achterhaald. Gebleken is dat eiseres de e-mail uit haar bestand "verzonden items" en ook uit de prullenbak heeft verwijderd. Eiseres heeft (nadat zij aanvankelijk niets heeft gemeld over haar contact met [journalist]) tijdens een gesprek op 30 augustus 2007 bevestigd dat zij de e-mail heeft verzonden.
1.6 Bij besluit van 1 november 2007 heeft verweerder eiseres, met toepassing van artikel B.9, aanhef en onder h, van de CAP, met ingang van 15 november 2007 ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van haar functie anders dan wegens ziekte. Dit besluit is na bezwaar -in afwijking van een advies van de Ambtenarenkamer van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften en klachten van de provincie Fryslân- gehandhaafd bij het bestreden besluit van 19 maart 2008.
Geschil
2.1 Verweerder baseert zijn besluit op het standpunt dat eiseres welbewust vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan de pers en dat zij daarnaast heeft getracht de sporen van haar gedrag uit te wissen. Verweerder stelt dat het bieden van een verbetertraject hier niet aan de orde is, omdat eiseres heel goed wist dat zij iets deed wat volstrekt ontoelaatbaar was. Verweerder betoogt verder dat vertrouwelijkheid de meest basale verplichting is die een secretaris van een statencommissie in acht moet nemen en dat eiseres die vertrouwelijkheid welbewust heeft geschonden. Daarbij heeft zij getracht de sporen van haar gedrag uit te wissen en heeft zij onwaarheden verkondigd. Van een inschattingsfout is geen sprake geweest, aldus verweerder.
2.2 Eiseres voert aan dat de gestelde ongeschiktheid voor de functie niet gemotiveerd en overtuigend is aangetoond. Zij betoogt dat zij de inhoud van de onderzoeksopdracht aan de NRK en het rapport van de NRK niet aan de pers heeft verstrekt en dat haar e-mail niet de bron is geweest voor de negatieve publiciteit. Volgens eiseres zijn de genoemde stukken bovendien aan te merken als openbare stukken in de zin van de Wet Openbaarheid van Bestuur, zodat van vertrouwelijke stukken geen sprake was. Eiseres betwist verder dat zij haar gedrag zou hebben verheimelijkt en dat zij onwaarheden zou hebben verkondigd. Hiernaast meent eiseres dat haar ten onrechte geen verbeterkans is geboden. Als zij een onjuiste inschatting heeft gemaakt en de e-mail niet had mogen versturen, had verweerder haar op haar gedrag moeten aanspreken, alvorens de verstrekkende maatregel van ontslag wegens functieongeschiktheid op te leggen. Ten slotte stelt eiseres dat het ontslagbesluit disproportioneel en in strijd met het evenredigheidsbeginsel is.
Beoordeling van het geschil
3.1 Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep moet ongeschiktheid
-zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn- worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Daarbij rechtvaardigt het niet beschikken over de eigenschappen, mentaliteit en instelling voor het op goede wijze vervullen van de functie nog niet zonder meer een ongeschiktheidsontslag. Daartoe is in het algemeen vereist dat de betrokken ambtenaar op zijn functioneren is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit is slechts anders in een als uitzonderlijk aan te merken situatie waarin het bieden van een verbeterkans niet zinvol zou zijn.
3.2 Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat eiseres op 22 augustus 2007 kennis heeft genomen van het rapport van de NRK en de bijgevoegde aanbiedingsbrief en dat zij op basis daarvan diezelfde dag per e-mail een conclusie van de inhoud van het rapport heeft doorgespeeld aan [journalist]. De rechtbank wijst erop dat eiseres enkele in de aanbiedingsbrief gebruikte termen als "dieperliggende problematiek" en "kritische massa" heeft overgenomen in de e-mail. [journalist] heeft ter zitting verklaard dat hij het rapport zelf niet van eiseres heeft gekregen en dat hij bij het schrijven van het artikel voor de Leeuwarder Courant geen gebruik heeft gemaakt van de informatie van eiseres, omdat hij over andere bronnen beschikte. Dit neemt niet weg dat eiseres met haar e-mail tenminste een voorschot op de inhoud van het rapport heeft prijsgegeven. De rechtbank overweegt verder dat het voor eiseres zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat het hier ging om vertrouwelijke informatie die op dat moment (nog) niet naar buiten mocht worden gebracht. Dit geldt temeer nu de leden van de begeleidingscommissie zelf op dat moment nog geen kennis hadden genomen van deze stukken. De vertrouwelijkheid van de onderzoeksopdracht volgt uit de beslotenheid van de presidiumvergadering waarin deze was vastgesteld. [adjunct-griffier] heeft dit desgevraagd op 22 augustus 2007 nog aan eiseres bevestigd. Op het rapport zelf is vermeld dat dit strikt vertrouwelijk is en op de enveloppe waarin het rapport zat, gericht aan de leden van de begeleidingscommissie, staat bovendien "persoonlijk". Eiseres werkte voorts al jaren voor de provincie Fryslân en uit hoofde van haar functie moet het voor haar duidelijk zijn geweest dat zij geen informatie over het onderzoek door de NRK naar buiten mocht brengen. Zelfs al zou twijfel over de status van het rapport mogelijk zijn -quod non- dan nog had eiseres in ieder geval moeten weten dat het rapport volgens de gebruikelijke procedure eerst doorgestuurd had moeten worden aan de leden van de begeleidingscommissie, die daarover zouden beraadslagen. Aan eiseres kwam op geen enkele manier de bevoegdheid toe om op voorhand, in afwijking van de gebruikelijke procedures mededelingen over de inhoud van het rapport naar buiten te brengen. Overigens leidt de rechtbank uit de aanhef van de email aan [journalist] af dat eiseres zich wel degelijk bewust is geweest van de vertrouwelijkheid van de gegevens die zij naar buiten bracht.
3.3 Voorts acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat eiseres de sporen van haar handelen heeft trachten te wissen en dat zij na de verschijning van het artikel in de Leeuwarder Courant niet direct openheid van zaken heeft gegeven. Het standpunt van eiseres dat zij de e-mail aan [journalist] uit haar bestand "verzonden items" en ook uit de prullenbak heeft verwijderd in het kader van een regelmatige opschoning van de mailbestanden, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu uit het door verweerder ingestelde onderzoek is gebleken dat andere mails uit eerdere perioden niet zijn gewist. Nadat het artikel van [journalist] in de Leeuwarder Courant was gepubliceerd, is verweerder direct een onderzoek gestart naar de vraag wie informatie aan de pers had verstrekt. Eiseres heeft op diverse momenten de gelegenheid gehad om te vertellen dat er contact tussen haar en [journalist] is geweest op 22 augustus 2007 en hoe dat contact is verlopen. Eiseres heeft echter steeds gezwegen en verzwegen. Eerst in het gesprek op 30 augustus 2007, nadat zij werd geconfronteerd met het door verweerder uitgevoerde onderzoek naar verzonden e-mails, en waaruit bleek dat eiseres op 22 augustus 2007 meegenoemde e-mail aan [journalist] had verzonden, heeft zij erkend deze te hebben verstuurd.
3.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder uit de hiervoor genoemde gedragingen van eiseres kunnen concluderen dat zij ongeschikt geacht moet worden voor haar functie als statengriffier. Verweerder heeft voldoende beargumenteerd dat de ongeschiktheid niet alleen voortvloeit uit het versturen van één enkele e-mail aan de pers, maar dat de ongeschiktheid juist wordt versterkt door het verdoezelen van de e-mail, het niet meewerken aan het onderzoek en het verzwijgen van haar contacten met [journalist] (tot het moment dat zij met feiten op dit punt door verweerder werd geconfronteerd).
3.5 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval voldoende aanleiding was om eiseres te ontslaan, zonder haar een verbeterkans te bieden. De rechtbank benadrukt dat de functie van statenadviseur bij uitstek een vertrouwensfunctie is en dat het vertrouwen in dit geval ernstig is geschaad. De rechtbank acht het tekenend dat eiseres zelfs na het gesprek met [adjunct-griffier], waarin haar duidelijk is geïnstrueerd dat de opdracht tot het onderzoek niet naar buiten gebracht mocht worden, weliswaar niet de onderzoeksopdracht zelf, maar wel informatie over de uitkomst van het onderzoek aan een journalist heeft verstrekt. Ter zitting heeft eiseres in dit verband aangegeven dat zij van mening was dat wél informatie naar buiten gebracht moest worden. Ook de opstelling van eiseres nadat het krantenartikel was verschenen, waarbij zij geen openheid van zaken heeft gegeven, heeft ernstig afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat verweerder in haar mocht stellen. Daarnaast acht de rechtbank zwaarwegend dat eiseres zich niet bewust lijkt te zijn van de ernst van de gedragingen. Zij spreekt consequent over een inschattingsfout en volhardt in haar mening dat het hier niet om vertrouwelijke informatie ging. Daarbij heeft zij verklaard in een voorkomend geval weer een dergelijk bericht te verzenden. Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres gelet op haar positie moeten beseffen dat haar gedrag niet door de beugel kon. Eiseres heeft het door haar handelwijze voor zichzelf onmogelijk gemaakt om nog geloofwaardig te functioneren in een positie waarin zij voortdurend met vertrouwen te maken heeft. Een verbeterkans zou gelet hierop niet zinvol zijn.
3.6 Gelet op het vorenstaande was verweerder bevoegd eiseres met toepassing van artikel B.9, aanhef en onder h, van de CAP, te ontslaan. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder bij afweging van belangen in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, voorzitter, en door mrs. E. de Witt en K.J. de Graaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2009.
w.g. E.M. Visser
w.g. P.R.M. Poiesz
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.