Beoordeling van het geschil
3.1 Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep moet ongeschiktheid
-zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn- worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Daarbij rechtvaardigt het niet beschikken over de eigenschappen, mentaliteit en instelling voor het op goede wijze vervullen van de functie nog niet zonder meer een ongeschiktheidsontslag. Daartoe is in het algemeen vereist dat de betrokken ambtenaar op zijn functioneren is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit is slechts anders in een als uitzonderlijk aan te merken situatie waarin het bieden van een verbeterkans niet zinvol zou zijn.
3.2 Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat eiseres op 22 augustus 2007 kennis heeft genomen van het rapport van de NRK en de bijgevoegde aanbiedingsbrief en dat zij op basis daarvan diezelfde dag per e-mail een conclusie van de inhoud van het rapport heeft doorgespeeld aan [journalist]. De rechtbank wijst erop dat eiseres enkele in de aanbiedingsbrief gebruikte termen als "dieperliggende problematiek" en "kritische massa" heeft overgenomen in de e-mail. [journalist] heeft ter zitting verklaard dat hij het rapport zelf niet van eiseres heeft gekregen en dat hij bij het schrijven van het artikel voor de Leeuwarder Courant geen gebruik heeft gemaakt van de informatie van eiseres, omdat hij over andere bronnen beschikte. Dit neemt niet weg dat eiseres met haar e-mail tenminste een voorschot op de inhoud van het rapport heeft prijsgegeven. De rechtbank overweegt verder dat het voor eiseres zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat het hier ging om vertrouwelijke informatie die op dat moment (nog) niet naar buiten mocht worden gebracht. Dit geldt temeer nu de leden van de begeleidingscommissie zelf op dat moment nog geen kennis hadden genomen van deze stukken. De vertrouwelijkheid van de onderzoeksopdracht volgt uit de beslotenheid van de presidiumvergadering waarin deze was vastgesteld. [adjunct-griffier] heeft dit desgevraagd op 22 augustus 2007 nog aan eiseres bevestigd. Op het rapport zelf is vermeld dat dit strikt vertrouwelijk is en op de enveloppe waarin het rapport zat, gericht aan de leden van de begeleidingscommissie, staat bovendien "persoonlijk". Eiseres werkte voorts al jaren voor de provincie Fryslân en uit hoofde van haar functie moet het voor haar duidelijk zijn geweest dat zij geen informatie over het onderzoek door de NRK naar buiten mocht brengen. Zelfs al zou twijfel over de status van het rapport mogelijk zijn -quod non- dan nog had eiseres in ieder geval moeten weten dat het rapport volgens de gebruikelijke procedure eerst doorgestuurd had moeten worden aan de leden van de begeleidingscommissie, die daarover zouden beraadslagen. Aan eiseres kwam op geen enkele manier de bevoegdheid toe om op voorhand, in afwijking van de gebruikelijke procedures mededelingen over de inhoud van het rapport naar buiten te brengen. Overigens leidt de rechtbank uit de aanhef van de email aan [journalist] af dat eiseres zich wel degelijk bewust is geweest van de vertrouwelijkheid van de gegevens die zij naar buiten bracht.
3.3 Voorts acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat eiseres de sporen van haar handelen heeft trachten te wissen en dat zij na de verschijning van het artikel in de Leeuwarder Courant niet direct openheid van zaken heeft gegeven. Het standpunt van eiseres dat zij de e-mail aan [journalist] uit haar bestand "verzonden items" en ook uit de prullenbak heeft verwijderd in het kader van een regelmatige opschoning van de mailbestanden, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu uit het door verweerder ingestelde onderzoek is gebleken dat andere mails uit eerdere perioden niet zijn gewist. Nadat het artikel van [journalist] in de Leeuwarder Courant was gepubliceerd, is verweerder direct een onderzoek gestart naar de vraag wie informatie aan de pers had verstrekt. Eiseres heeft op diverse momenten de gelegenheid gehad om te vertellen dat er contact tussen haar en [journalist] is geweest op 22 augustus 2007 en hoe dat contact is verlopen. Eiseres heeft echter steeds gezwegen en verzwegen. Eerst in het gesprek op 30 augustus 2007, nadat zij werd geconfronteerd met het door verweerder uitgevoerde onderzoek naar verzonden e-mails, en waaruit bleek dat eiseres op 22 augustus 2007 meegenoemde e-mail aan [journalist] had verzonden, heeft zij erkend deze te hebben verstuurd.
3.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder uit de hiervoor genoemde gedragingen van eiseres kunnen concluderen dat zij ongeschikt geacht moet worden voor haar functie als statengriffier. Verweerder heeft voldoende beargumenteerd dat de ongeschiktheid niet alleen voortvloeit uit het versturen van één enkele e-mail aan de pers, maar dat de ongeschiktheid juist wordt versterkt door het verdoezelen van de e-mail, het niet meewerken aan het onderzoek en het verzwijgen van haar contacten met [journalist] (tot het moment dat zij met feiten op dit punt door verweerder werd geconfronteerd).
3.5 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval voldoende aanleiding was om eiseres te ontslaan, zonder haar een verbeterkans te bieden. De rechtbank benadrukt dat de functie van statenadviseur bij uitstek een vertrouwensfunctie is en dat het vertrouwen in dit geval ernstig is geschaad. De rechtbank acht het tekenend dat eiseres zelfs na het gesprek met [adjunct-griffier], waarin haar duidelijk is geïnstrueerd dat de opdracht tot het onderzoek niet naar buiten gebracht mocht worden, weliswaar niet de onderzoeksopdracht zelf, maar wel informatie over de uitkomst van het onderzoek aan een journalist heeft verstrekt. Ter zitting heeft eiseres in dit verband aangegeven dat zij van mening was dat wél informatie naar buiten gebracht moest worden. Ook de opstelling van eiseres nadat het krantenartikel was verschenen, waarbij zij geen openheid van zaken heeft gegeven, heeft ernstig afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat verweerder in haar mocht stellen. Daarnaast acht de rechtbank zwaarwegend dat eiseres zich niet bewust lijkt te zijn van de ernst van de gedragingen. Zij spreekt consequent over een inschattingsfout en volhardt in haar mening dat het hier niet om vertrouwelijke informatie ging. Daarbij heeft zij verklaard in een voorkomend geval weer een dergelijk bericht te verzenden. Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres gelet op haar positie moeten beseffen dat haar gedrag niet door de beugel kon. Eiseres heeft het door haar handelwijze voor zichzelf onmogelijk gemaakt om nog geloofwaardig te functioneren in een positie waarin zij voortdurend met vertrouwen te maken heeft. Een verbeterkans zou gelet hierop niet zinvol zijn.
3.6 Gelet op het vorenstaande was verweerder bevoegd eiseres met toepassing van artikel B.9, aanhef en onder h, van de CAP, te ontslaan. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder bij afweging van belangen in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.