ECLI:NL:RBLEE:2009:BK4461

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/683
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toevoeging voor wijziging voornaam wegens ontbreken ernstige belemmering in het sociaal functioneren

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 12 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.M. Hidding, en de Raad voor Rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. K.A. Hofstra. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een toevoeging om rechtsbijstand te verkrijgen voor een verzoek tot voornaamswijziging. De Raad had deze aanvraag afgewezen op 27 oktober 2008, met als reden dat de kosten van de rechtsbijstand niet in redelijke verhouding stonden tot het belang van de zaak. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Raad verklaarde dit bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 november 2009. Eiseres stelde dat zij hinder ondervond van haar huidige voornaam, wat haar maatschappelijk functioneren zou belemmeren. Zij voerde aan dat de naamswijziging noodzakelijk was om haar geloof, als lid van de Rooms-Katholieke kerk, uit te kunnen oefenen. De Raad daarentegen stelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij ernstig belemmerd werd in haar functioneren door haar huidige voornaam.

De rechtbank oordeelde dat de Raad zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij van haar oorspronkelijke voornaam zodanige hinder ondervond dat zij ernstig werd belemmerd in haar maatschappelijk functioneren. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat er geen sprake was van een belemmering van de vrijheid van godsdienst. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en zag zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/683
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. I.M. Hidding, advocaat te Nieuw-Amsterdam,
en
de Raad voor Rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: de Raad), verweerder,
gemachtigde: mr. K.A. Hofstra, werkzaam bij de Raad.
Procesverloop
Bij brief van 18 februari 2009 heeft de Raad [eiseres] mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar van 16 februari 2009 betreffende de toepassing van de Wet op de rechtsbijstand (WRB). Tegen dit besluit heeft [eiseres] beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 5 november 2009. Namens de Raad is haar gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Op 11 september 2008 heeft de gemachtigde van [eiseres] een aanvraag om een toevoeging, als bedoeld in de WRB, ingediend ten behoeve van het verlenen van rechtsbijstand in verband met het bijstaan van eiseres terzake het indienen van een verzoek tot voornaamswijziging.
1.2 Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft de Raad de toevoegingsaanvraag afgewezen op de grond dat de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.
1.3 Bij het bestreden besluit heeft de Raad het bezwaar tegen het besluit van 27 oktober 2008 ongegrond verklaard.
Geschil
2.1 De gemachtigde van [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de Raad ten onrechte heeft geweigerd een toevoeging te verlenen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [eiseres] in haar maatschappelijk functioneren aantoonbaar hinder ondervindt van het feit dat zij geen drie voornamen heeft. De naamswijziging is gebaseerd op het gewoonterecht van de Rooms-Katholieke kerk, waartoe zij behoort. [eiseres] vindt het belangrijk haar geloof uit te kunnen oefenen in overeenstemming met dit gewoonterecht. Door de weigering van de toevoeging wordt [eiseres] belemmerd in de uitoefening van haar recht op vrijheid van godsdienst. Uit het feit dat de rechtbank de voornaamswijziging heeft toegewezen, blijkt dat de rechtbank kennelijk van mening is dat sprake is van zwaarwichtige belangen voor voornaamswijziging. Voorts wijst de gemachtigde van [eiseres] op een brief van [pastoor] van 19 september 2008.
2.2 De Raad handhaaft het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] niet zodanige hinder ondervindt van de huidige voornaam, dat zij ernstig in haar maatschappelijk functioneren wordt belemmerd, zodat wijziging niet direct noodzakelijk is.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, van de WRB wordt geen rechtsbijstand verleend indien de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.
3.2 De Raad hanteert in dit kader het beleid dat geen toevoeging wordt verleend voor een naamswijziging, tenzij de rechtzoekende zodanige hinder ondervindt van de huidige voornaam, dat hij ernstig in zijn maatschappelijk functioneren wordt belemmerd. Dit beleid is naar het oordeel van de rechtbank niet kennelijk onredelijk of anderszins rechtens onjuist te achten.
3.3 Vast staat dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op het verlenen van rechtsbijstand bij een verzoek tot voornaamswijziging. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij van haar oorspronkelijk voornaam zodanige hinder ondervond, dat zij ernstig werd belemmerd in haar maatschappelijk functioneren. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 1999 (gepubliceerd onder LJN AI5692). De rechtbank is in het bijzonder van oordeel dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder de naamswijziging niet gedoopt kon worden en geen lid kon worden van de Rooms-Katholieke kerk of dat zij haar geloof niet kon uitoefenen. Dit kan met name niet worden afgeleid uit de brief van [pastoor]. Van een belemmering in de uitoefening van het recht op vrijheid van godsdienst is dan ook geen sprake. Uit het feit dat de rechtbank Dordrecht het verzoek tot naamswijzing heeft toegewezen kan niet worden afgeleid dat de oorspronkelijke naam leidde tot een ernstige belemmering in het maatschappelijk functioneren.
3.4 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2009.
w.g. E.M. Visser
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.