ECLI:NL:RBLEE:2009:BK2796

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880059-09 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van kinderporno en ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden, stond de verdachte terecht op beschuldiging van verschillende seksuele delicten, waaronder kinderporno en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De zittingen vonden plaats op 20 augustus, 25 augustus, 31 augustus en 28 oktober 2009. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.C. Tuinenburg. De officier van justitie eiste vrijspraak voor een aantal beschuldigingen, maar ook veroordeling voor andere, met een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk.

De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de aangeefsters niet gebruikt mochten worden voor het bewijs, omdat het recht op ondervraging was geschonden. De rechtbank oordeelde dat de verdediging voldoende gelegenheid had gehad om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te verifiëren door het bekijken van video-opnames van de verhoren. De rechtbank verwierp het verweer en concludeerde dat de verklaringen van de aangeefsters te veel tegenstrijdigheden vertoonden om als bewijs te dienen.

Met betrekking tot de telasteleggingen oordeelde de rechtbank dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste beschuldigingen, waaronder het vertonen van schadelijke films aan minderjarigen en het bezit van kinderporno. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte actief de films had vertoond of dat hij de kinderporno in bezit had gehad, gezien het feit dat anderen ook gebruik maakten van zijn computer.

De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van de feiten werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank op 10 november 2009.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880058-09 VEV
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Postadres: [adres]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 20 augustus 2009, 25 augustus 2009, 31 augustus 2009 en 28 oktober 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. Tuinenburg, advocaat te Amsterdam.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair, 1 subsidiair A, 1 subsidiair B, 2 primair en 4 telastegelegde;
- veroordeling voor het onder 2 subsidiair en 3 telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht door Verslavingszorg Noord Nederland;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
Verweer
De raadsman heeft -kort gezegd- het verweer gevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters niet gebruikt mogen worden voor het bewijs, omdat het ondervragingsrecht, zoals bedoeld in artikel 6 (3d) EVRM is geschonden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest de aangeefsters zelf te ondervragen. Derhalve heeft de verdediging geen "adequate and proper opportunity" gehad om vragen te stellen, zodat bewijsuitsluiting moet volgen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsman heeft ter gelegenheid van de pro forma behandeling op 20 augustus 2009 het verzoek gedaan tot het horen van de drie aangeefsters. De rechtbank heeft toen bij beslissing van 31 augustus 2009 dit verzoek afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat het belang van de aangeefsters zwaarder moest wegen, dan het belang van de verdediging de aangeefsters te horen.
De raadsman is in de gelegenheid geweest om de video-opnames van de studioverhoren van de aangeefsters te bekijken en op deze wijze de betrouwbaarheid van de getuigen-verklaringen te verifiëren. Aldus is voldoende compensatie geboden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding van dit eerder ingenomen standpunt af te wijken, zodat het verweer wordt verworpen.
Vrijspraak
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 telastegelegde.
De rechtbank is - met de officier van justitie en raadsman- van oordeel dat dit feit niet bewijsbaar is, zodat vrijspraak moet volgen.
De aangeefsters verbleven in het weekend van 16 januari 2009 tot en met 18 januari 2009 bij verdachte. In dat weekend zou verdachte de aangeefsters hebben gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, die onder meer bestonden uit het seksueel binnendringen van de lichamen van die aangeefsters.
Op grond van de thans voorhanden zijnde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen teveel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden bevatten om een duidelijk beeld te krijgen van hetgeen is voorgevallen in dat weekend.
De aangeefsters leggen geen eenduidige verklaring af. Daar komt bij dat in het onderhavige weekend pornofilms zijn gedraaid en alcohol en drugs zijn gebruikt. Niet valt uit te sluiten dat deze omstandigheden van invloed zijn geweest op de afgelegde verklaringen. Dit gegeven wordt ondersteund door de rapportage van [Naam deskundige], die heeft aangegeven in zijn rapport dat werkelijkheid, fantasie en wederzijdse beïnvloeding van de aangeefsters door elkaar zijn gaan lopen. [Naam deskundige] concludeert in zijn rapport dat de verklaring van [aangeefster 1] in aanzienlijke mate onbetrouwbaar is te achten. De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de deskundige en laat deze verklaring dan ook buiten beschouwing.
Met betrekking tot de verklaring van [aangeefster 2] komt [Naam deskundige] tot de conclusie dat niet vast te stellen is of zij verklaart over de telastegelegde periode of over een eerdere gebeurtenis. Ook deze conclusie neemt de rechtbank over.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat vrijspraak dient te volgen van het primair en subsidiair A en B telastegelegde.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 telastegelegde.
Aan verdachte is -kort gezegd- telastegelegd, poging tot ontucht plegen met zijn minderjarig kind dan wel aan zijn zorg toevertrouwde minderjarigen. De verdachte zou de aangeefsters hebben gevraagd om bepaalde ontuchtige handelingen bij hen te mogen verrichten.
Om te komen tot een bewezenverklaring van dit feit, moet er -zoals bij een poging is vereist- sprake zijn van een begin van uitvoering van een misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat wellicht door verdachte is gevraagd of hij ontuchtige handelingen zou mogen plegen, maar dat dit "vragen" onvoldoende is om te spreken van een begin van uitvoering van het misdrijf. Het primair telastegelegde feit is derhalve niet bewijsbaar. Met betrekking tot het subsidiair telastegelegde is de rechtbank van oordeel dat de enkele vraag om ontuchtige handelingen te mogen plegen, niet inhoudt dat daarmee sprake is van opzettelijk bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen, zodat verdachte ook van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 3 telastegelegde.
Aan verdachte is telastegelegd dat hij de in zijn woning aangetroffen films, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan de aangeefsters. De rechtbank moet daartoe de vraag beantwoorden of er gesproken kan worden van "vertonen" door verdachte aan de aangeefsters van de films.
Daartoe moet eerst worden bepaald wat er onder "vertonen" moet worden verstaan.
Volgens het algemeen spraakgebruik betekent vertonen: laten zien of overleggen, of ten tonele voeren of projecteren van een film of dia's. Hieruit kan worden afgeleid dat voor vertonen in het algemeen een actieve handeling nodig is. In het onderhavige geval gaat het om pornofilms die onder de televisie in een kastje lagen. Van een actief tonen door verdachte van de pornofilms aan de aangeefsters, is geen sprake geweest. Het valt niet uit te sluiten dat de aangeefsters zelf de pornofilms hebben gepakt en bekeken.
In de wetsgeschiedenis wordt het woord "vertonen" niet expliciet uitgelegd. Wel kan uit de tekst worden afgeleid dat de wetsbepaling betrekking heeft op actieve verstrekking van schadelijke beelden aan jeugdigen. In diezelfde alinea is tevens sprake van vertoning van beelden aan jeugdigen in de betekenis van vertonen van een video- of televisiefilm. Dit brengt mee dat de rechtbank de term vertonen opvat als "actief tonen" of "laten zien". Zoals reeds hiervoor is overwogen is daarvan geen sprake geweest. Dit brengt mee dat het het feit niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 4 telastegelegde.
Op de computer van verdachte werd in een zogenaamde "unallocated cluster" bestand één gewiste foto aangetroffen die kan worden aangemerkt als kinderporno. Bestanden die in deze clusters zijn geplaatst, kunnen alleen met speciale software worden gereconstrueerd. Voor zover bekend beschikt verdachte niet over de kennis om dergelijke bestanden te reconstrueren. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat ongeveer 9 personen van zijn computer gebruik maakten. Voor het in bezit hebben van kinderporno is een zekere beschikkingsmacht vereist. Gelet op de wijze waarop de afbeelding is aangetroffen en het feit dat ook diverse andere personen gebruik maakten van de computer, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat verdachte kinderporno in zijn bezit heeft gehad, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
[benadeelde partij] heeft zich bij monde van haar wettelijk vertegenwoordiger [naam], voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van het feit wordt vrijgesproken.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair A, 1 subsidiair B, 2 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2009.