ECLI:NL:RBLEE:2009:BK1086

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/615
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van rechtsbijstand voor getuigenverhoor door de rechter-commissaris in strafzaken

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.G. Riemersma, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand te Leeuwarden. Dit besluit, genomen op 17 november 2008, weigerde een aanvraag voor rechtsbijstand voor een getuigenverhoor door de rechter-commissaris in een strafzaak. Eiseres was van mening dat de belangen in deze ernstige zedenzaak niet adequaat konden worden behartigd zonder juridische bijstand van een advocaat. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 mei 2009, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van de Raad voor Rechtsbijstand, K.A. Hofstra, was wel aanwezig.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (WRB) geen rechtsbijstand wordt verleend indien de belangen van de aanvrager redelijkerwijs zelf kunnen worden behartigd. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag uitsluitend betrekking had op rechtsbijstand tijdens het getuigenverhoor en dat de rechter-commissaris voldoende waarborgen biedt voor een eerlijk verhoor. De rechtbank concludeerde dat eiseres haar belangen tijdens het verhoor zelf kon behartigen, eventueel met de bijstand van een vertrouwenspersoon. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. C.H. de Groot, met mr. F.F. van Emst als griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor partijen en andere belanghebbenden, met inachtneming van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 juni 2009.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/615
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. R.G. Riemersma, advocaat te Leeuwarden,
en
de Raad voor Rechtsbijstand te Leeuwarden, verweerder,
gemachtigde: K.A. Hofstra, werkzaam bij verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 19 maart 2009 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op de rechtsbijstand (WRB).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 14 mei 2009. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Namens verweerder is voornoemde gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Op 4 november 2008 heeft de gemachtigde van eiseres een aanvraag om een toevoeging, als bedoeld in de WRB, ingediend ten behoeve van het verlenen van rechtsbijstand in verband met het bijstaan van eiseres tijdens een verhoor als getuige door de rechter-commissaris in strafzaken.
1.2 Bij besluit van 17 november 2008 heeft verweerder de toevoegingsaanvraag afgewezen op de grond dat de belangenbehartiging in deze zaak aan eiseres zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon van wie of instelling waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van de WRB.
1.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 17 november 2008 ongegrond verklaard.
Geschil
2.1 De gemachtigde van eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ernstige zedenzaak met een groot juridisch belang, waarin de belangen van eiseres niet kunnen worden behartigd door een maatschappelijk werker of een familielid. Eiseres is in deze zaak het slachtoffer. Voorts stelt de gemachtigde van eiseres zich op het standpunt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
2.2 Verweerder handhaaft het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat het verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris een met voldoende waarborgen omgeven procedure is, waarvoor de bijstand van een advocaat niet geïndiceerd is. Verweerder wijst erop dat het verhoor louter is gericht op het afleggen van een verklaring.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de WRB wordt geen rechtsbijstand verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
3.2 Vast staat dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op het verlenen van rechtsbijstand tijdens een getuigenverhoor door de rechter-commissaris in strafzaken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voor een verhoor als getuige door de rechter-commissaris, gelet op de aard ervan, juridische rechtsbijstand door een advocaat niet noodzakelijk is. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken van omstandigheden die juridische bijstand van substantiële aard noodzakelijk maakten. Het enkele feit dat eiseres slachtoffer is in de desbetreffende strafzaak acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Ten aanzien van de stelling van de gemachtigde van eiseres dat rechtsbijstand door een advocaat noodzakelijk was om te voorkomen dat eiseres onder druk werd gezet door de advocaat van de verdachte overweegt de rechtbank dat de rechter-commissaris belast is met het bewaken van de juiste gang van zaken tijdens het getuigenverhoor. In dat kader is de rechter-commissaris bevoegd te beletten dat vragen worden gesteld welke de strekking hebben verklaringen te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd. Voorts is de rechter-commissaris ingevolge artikel 187c van het Wetboek van Strafvordering bevoegd ter bescherming van een slachtoffer die als getuige wordt gehoord een vertrouwenspersoon bijzondere toestemming te verlenen tot het bijwonen van het verhoor. Met verweerder is de rechtbank daarom van oordeel dat eiseres haar belangen tijdens het verhoor redelijkerwijs zelf had kunnen behartigen, zo nodig met bijstand van een vertrouwenspersoon. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd.
3.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2009.
w.g. C.H. de Groot
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.