Beoordeling van het geschil
3.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
3.2 Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
3.3 Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewonen wordt ingevolge de Huisvestingsverordening verstaan: het in gebruik geven of doen gebruiken van een woonruimte voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden.
Niet in geschil is dat verzoekers de woning aan de [perceel A] in strijd met de Huisvestingsverordening recreatief verhuren. Verweerder was dan ook bevoegd het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid kunnen aannemen dat niet gebleken is van een bijzondere hardheid op grond waarvan in dit geval zou moeten worden afgeweken van de verordening.
3.4 Alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangt dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Dit kan zich voordoen indien concreet zich op legalisatie bestaat. In dit geval staat vast dat er geen concreet zicht was op legalisering van de onttrekking van woonruimte. Daarnaast is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van de oplegging van de onderhavige dwangsom had moeten afzien.
De huidige financiële crisis maakt het weliswaar lastiger voor verzoekers om hun woning te verkopen, maar levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheid op, op grond waarvan verweerder af had moeten zien van het opleggen van een dwangsom. Ook de financiële belangen die verzoekers hebben bij voortzetting van de verhuur van de woning, zolang die niet is verkocht, leveren geen bijzondere omstandigheid op.
3.5 Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in dit geval niet gehouden is om uit oogpunt van coulance de oplegging van een dwangsom op te schorten. Verzoekers wisten dat de woning alleen permanent bewoond mocht worden. Zij zijn er al in juli 2008 door verweerder op gewezen dat zij de woning weer permanent moeten (laten) bewonen ter voorkoming van een dwangsom. Voorts hebben zij een ruime termijn gekregen om een plan van aanpak te maken en met voorstellen te komen om de verkoop van de woning te bevorderen. Al met al hebben verzoekers hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende tijd gekregen om de illegale situatie ongedaan te maken.
3.6 Gelet op het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard zal worden. Daarom is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek hiertoe wordt dan ook afgewezen