ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ9585

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1510
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor recreatief verhuren van woning in strijd met Huisvestingsverordening Ameland

In deze zaak hebben verzoekers, [X] en [Y], een woning op het perceel [perceel A] in de gemeente Ameland. Sinds februari 2003 zijn zij ingeschreven op dit adres, maar uit controles is gebleken dat zij feitelijk op een ander adres, [perceel B], wonen. De woning aan [perceel A] wordt recreatief verhuurd, wat in strijd is met de Huisvestingsverordening van de gemeente Ameland. De gemeente heeft hen bij besluit van 7 juli 2009 aangeschreven om de woning voor 1 september 2009 weer permanent te bewonen, met een dwangsom van € 1.500,00 per week bij overtreding, tot een maximum van € 15.000,00.

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 augustus 2009 hebben verzoekers aangegeven dat zij een plan van aanpak hebben gemaakt om de woning weer permanent te laten bewonen, maar verweerder stelde dat verzoekers eerder de kans hebben gehad om dit te doen en dat financiële belangen geen reden zijn om van handhaving af te zien.

De voorzieningenrechter overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat verweerder van handhaving afziet. De huidige financiële crisis en de inspanningen van verzoekers om de woning te verkopen of permanent te verhuren, zijn niet voldoende om de handhaving te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoekers ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/1510
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2009 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X] en [Y],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland,
verweerder,
gemachtigde: R. Korvemaker, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 7 juli 2009 heeft verweerder aan [X] mededeling gedaan van een besluit betreffende het opleggen van een last onder dwangsom. Verzoekers hebben tegen dit besluit bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers zich bij brief van 20 juli 2009 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 24 augustus 2009. Verzoekers zijn in persoon verschenen. Namens verweerder is genoemde gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Verzoekers zijn eigenaar van een woning op het perceel [perceel A]. Sinds februari 2003 staan verzoekers in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op dit adres.
1.2 Uit controles door gemeenteambtenaren is gebleken dat verzoekers feitelijk woonachtig zijn op het adres [perceel B] en dat de woning aan de [perceel A] geheel wordt onttrokken aan de bestemming tot bewoning, zonder dat verzoekers in het bezit zijn van een onttrekkingsvergunning. Gelet op de huisvestingsverordening van de gemeente Ameland mag de woning zonder onttrekkingsvergunning niet anders dan permanent bewoond worden.
1.3 Na het voornemen hiertoe kenbaar te hebben gemaakt heeft verweerder verzoekers bij besluit van 7 juli 2009 aangeschreven om vóór 1 september 2009 de woning weer permanent te (laten) bewonen op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 voor iedere week dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 15.000,00.
1.4 Verzoekers hebben tegen de aanschrijving bezwaar gemaakt en aan de voorzieningenrechter gevraagd de opgelegde dwangsom op te schorten voor de duur van de bezwaarprocedure.
Geschil
2.1 Verzoekers betwisten de met de huisvestingsverordening strijdige situatie niet, maar stellen zich op het standpunt dat inmiddels een plan van aanpak is gemaakt om de woning weer permanent te laten bewonen. Zij hebben intensief overleg gevoerd met de makelaar, de woning te koop aangeboden in de woonkrant, gespecialiseerde makelaars geïnformeerd en de verkoopprijs van de woning verlaagd. Daarnaast hebben zij de woning voor permanente verhuur aangeboden. Verzoekers vragen verweerder om coulant om te gaan met de tijdelijke situatie waarin zij verkeren.
2.2 Verweerder stelt dat verzoekers eerder in de gelegenheid zijn gesteld een plan van aanpak te maken, maar dit niet hebben gedaan. Volgens verweerder leveren financiële belangen en de recessie geen reden op om de hardheidsclausule uit de huisvestingsverordening toe te passen.
Beoordeling van het geschil
3.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
3.2 Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
3.3 Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewonen wordt ingevolge de Huisvestingsverordening verstaan: het in gebruik geven of doen gebruiken van een woonruimte voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden.
Niet in geschil is dat verzoekers de woning aan de [perceel A] in strijd met de Huisvestingsverordening recreatief verhuren. Verweerder was dan ook bevoegd het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid kunnen aannemen dat niet gebleken is van een bijzondere hardheid op grond waarvan in dit geval zou moeten worden afgeweken van de verordening.
3.4 Alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangt dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Dit kan zich voordoen indien concreet zich op legalisatie bestaat. In dit geval staat vast dat er geen concreet zicht was op legalisering van de onttrekking van woonruimte. Daarnaast is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van de oplegging van de onderhavige dwangsom had moeten afzien.
De huidige financiële crisis maakt het weliswaar lastiger voor verzoekers om hun woning te verkopen, maar levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheid op, op grond waarvan verweerder af had moeten zien van het opleggen van een dwangsom. Ook de financiële belangen die verzoekers hebben bij voortzetting van de verhuur van de woning, zolang die niet is verkocht, leveren geen bijzondere omstandigheid op.
3.5 Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in dit geval niet gehouden is om uit oogpunt van coulance de oplegging van een dwangsom op te schorten. Verzoekers wisten dat de woning alleen permanent bewoond mocht worden. Zij zijn er al in juli 2008 door verweerder op gewezen dat zij de woning weer permanent moeten (laten) bewonen ter voorkoming van een dwangsom. Voorts hebben zij een ruime termijn gekregen om een plan van aanpak te maken en met voorstellen te komen om de verkoop van de woning te bevorderen. Al met al hebben verzoekers hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende tijd gekregen om de illegale situatie ongedaan te maken.
3.6 Gelet op het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard zal worden. Daarom is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek hiertoe wordt dan ook afgewezen
Beslissing
De voorzieningenrechter:
Wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.R.M. Poiesz als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2009.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.