Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 261997 \ VZ VERZ 08-441
beschikking van de kantonrechter d.d. 24 april 2009
inzake de verzoekschriftprocedure tussen
World Wide Security Group B.V.,
hierna te noemen: WWS,
gevestigd te Wormerveer,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.M. Rozema,
[werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats 1],
verweerder,
gemachtigde: mr. J. Meerstra.
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kantonrechter van 13 februari 2009;
- de akte (met producties) van 13 maart 2009 van WWS;
- de antwoordakte van 27 maart 2009 van [werknemer].
1.2. Ten slotte is de beslissing bepaald op heden.
2.1 De kantonrechter heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken, waaronder de eerder in deze zaak gewezen tussenbeschikking van 13 februari 2009, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd. De kantonrechter neemt over hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
2.2 In hun akten hebben partijen eenparig te kennen gegeven slechts antwoord te willen op de vraag welke regeling ten aanzien van de reiskosten tussen hen gold en nog steeds geldt. De kantonrechter zal zich derhalve tot beantwoording van die vraag beperken.
2.3 Partijen zijn ten aanzien van de reiskostenvergoeding overeengekomen, zoals in r.o. 2.3 van de tussenbeschikking van 13 februari 2009 reeds is vastgesteld, dat de reiskosten die door WWS aan [werknemer] worden vergoed, zullen worden berekend vanaf [woonplaats 3], terwijl [werknemer] destijds feitelijk woonde in [woonplaats 2].
2.4 Vast staat dat op de arbeidsovereenkomst de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Evenementenbegeleiding "Vaste werknemers en oproepkrachten" (hierna: de CAO) van toepassing is. Ten tijde van de hiervoor in r.o. 2.3 aangehaalde afspraak tussen WWS en [werknemer] was in de CAO ten aanzien van de vergoeding van reiskosten geregeld -kort samengevat- dat de werknemer de eerste 20 kilometer (10 kilometer enkele reis) voor zijn eigen rekening dient te nemen en dat de reiskosten overigens worden bepaald door gebruikmaking van een gangbare routeplanner. Klaarblijkelijk gaat de CAO bij de berekening van de reisafstand uit van de af te leggen afstand tussen de feitelijke woonplaats van de werknemer en de plaats van diens tewerkstelling. Naar het oordeel van de kantonrechter is de tussen WWS en [werknemer] gemaakte afspraak, nu daarin niet de feitelijke, maar een fictieve woonplaats tot uitgangspunt is genomen, strijdig met de in de CAO opgenomen regeling.
2.5 Aangezien tussen partijen verder niet ter discussie staat dat zij beiden gebonden zijn door de CAO, leidt het voorgaande met toepassing van art. 12 lid 1 van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst (WCAO) tot het oordeel dat de tussen partijen met ingang van 1 maart 2003 geldende afspraak over de vergoeding van reiskosten, nietig is. Gelet hierop is niet relevant welke beweegredenen bij WWS en/of [werknemer] een rol hebben gespeeld toen zij hun afspraak maakten, zodat hetgeen hierover is gesteld onbesproken kan blijven.
2.6 Het voorgaande betekent dat vanaf 1 maart 2003 tussen WWS en [werknemer] de reiskostenregeling geldt zoals is opgenomen in de CAO, nu van nadere afspraken die ten gunste van de werknemer afwijken van de CAO, niet is gebleken.
2.7 Vervolgens is aan de orde de vraag welke regeling tussen partijen thans geldt. In dit verband is van belang dat met ingang van 1 januari 2007 een nieuwe bepaling in de CAO is opgenomen. Deze bepaling, art. 29 lid 4 van de CAO, luidt als volgt:
"Indien de werknemer gedurende de looptijd van enige arbeidsovereenkomst op eigen initiatief verder weg gaat wonen van de plaats(en) waar gewerkt wordt, is de werkgever gerechtigd, bij de berekening van de reiskosten en de reisuren, als woonplaats het voormalige woonadres te hanteren."
Verder neemt de kantonrechter op grond van de overgelegde gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie als vaststaand aan dat [werknemer] sedert 1 april 2005 woonachtig is in zijn huidige woonplaats [woonplaats 1], op het adres [adres 1], en dat hij voordien, vanaf 7 december 2001, woonachtig was op het adres [adres 2] te [woonplaats 2].
2.8 Nu is vastgesteld dat tussen partijen ten aanzien van de reiskostenvergoeding de in de CAO opgenomen regeling geldt, betekent dit dat WWS tot 1 januari 2007 de reiskosten van [werknemer] met toepassing van de CAO diende te vergoeden, waarbij zijn feitelijke woonplaatsen [woonplaats 2] en (vanaf 1 april 2005) [woonplaats 1] als vertrekpunt gelden. Indien [werknemer] na 1 januari 2007 op eigen initiatief verder weg gaat wonen van de plaatsen waar hij normaliter voor WWS werkzaam is, is WWS op grond van art. 29 lid 4 CAO bevoegd ertoe te besluiten die extra kilometers voor rekening van [werknemer] te laten.
2.9 Toepassing van art. 29 lid 4 CAO met terugwerkende kracht op de voorliggende periode, zoals WWS stelt, is niet aan de orde, aangezien in de CAO niet uitdrukkelijk is opgenomen dat aan bedoelde bepaling terugwerkende kracht toekomt. Dat in een andere CAO, de CAO Particuliere Beveiliging 2002-2004, ten aanzien van de reiskostenvergoeding een met art. 29 lid 4 vergelijkbare regeling is opgenomen, maakt dit niet anders, omdat de CAO Particuliere Beveiliging niet van toepassing is op de arbeidsrelatie tussen WWS en [werknemer] en derhalve geen effect heeft op de tussen partijen geldende rechten en verplichtingen.
2.10 Het standpunt dat art. 29 lid 4 van de CAO ook kan worden toegepast op de met ingang van 1 januari 2007 verschuldigde reiskostenvergoeding indien de werknemer gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst, maar vóór 1 januari 2007, is verhuisd naar een verder van diens plaats(en) van tewerkstelling gelegen woonplaats, kan niet als juist worden aanvaard. Immers, een dergelijke uitleg van de CAO zou tot de onredelijke uitkomst leiden dat een werknemer met ingang van 1 januari 2007 wordt geconfronteerd met de voor hem ongunstige gevolgen van een keuze (verhuizing) die soms jaren eerder is gemaakt, zonder dat hij destijds met die negatieve consequenties rekening heeft kunnen houden. De woorden "gaat wonen" van art. 29 lid 4 CAO dienen derhalve zo te worden uitgelegd, dat de wergever de feitelijke woonplaats van de werknemer op 1 januari 2007 tot uitgangspunt dient te nemen bij gebruikmaking van de in art. 29 lid 4 CAO gegeven bevoegdheid. In het onderhavige geval betekent dit dat er, nu van een verhuizing na 1 januari 2007 niet is gebleken, geen grond bestaat om de reiskostenvergoeding waarop [werknemer] vanaf 1 januari 2007 aanspraak maakt, te berekenen vanaf een andere woonplaats dan zijn feitelijke, te weten: [woonplaats 1].
2.11 De kantonrechter komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, tot de slotsom dat tussen partijen ten aanzien van de reiskostenvergoeding met ingang van 1 maart 2003 de in de CAO voor de Evenementenbegeleiding "Vaste werknemers en oproepkrachten" opgenomen regeling gold en geldt, met dien verstande dat de reiskosten worden berekend vanaf de feitelijke woonplaatsen van [werknemer], te weten [woonplaats 2] en -met ingang van 1 april 2005- [woonplaats 1].
2.12 De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in dier voege, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.1 bepaalt dat tussen partijen ten aanzien van de reiskostenvergoeding met ingang van 1 maart 2003 de in de CAO voor de Evenementenbegeleiding "Vaste werknemers en oproepkrachten" opgenomen regeling gold en geldt, met dien verstande dat de reiskosten worden berekend vanaf de feitelijke woonplaatsen van [werknemer], te weten [woonplaats 2] en -met ingang van 1 april 2005- [woonplaats 1];
3.2 compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2009 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.