ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ6900

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885017-09 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van bewijs door verzuim in rechtsbijstand tijdens politieverhoor

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 3 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een strafbaar feit. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de bekentenissen van de verdachte, afgelegd tijdens een politieverhoor, niet als bewijs konden worden gebruikt. Dit omdat de verdachte, die een lager dan gemiddeld IQ heeft, niet was geïnformeerd over zijn recht op rechtsbijstand. De rechtbank overwoog dat de Hoge Raad in een eerder arrest had vastgesteld dat een verdachte recht heeft op rechtsbijstand voorafgaand aan een verhoor. Dit recht was in deze zaak niet gerespecteerd, wat de rechtbank als een ernstig verzuim beschouwde. Hierdoor werden de verklaringen van de verdachte, afgelegd tijdens het politieverhoor, uitgesloten van bewijs.

De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring die de verdachte ter terechtzitting had afgelegd, niet onder dit verzuim viel, omdat hij voorafgaand aan de zitting op de hoogte was gesteld van zijn recht op bijstand door een raadsman. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte ter terechtzitting geloofwaardig en gebruikte deze als bewijs. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat de handelingen niet tegen de wil van het slachtoffer waren geschied, en oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen, ondanks de bezwaren van de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885017-09
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 september 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
...
Bewijsoverweging
De raadsman heeft gesteld dat de door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde (bekennende) verklaringen niet tot bewijs kunnen worden gebezigd nu ten onrechte aan verdachte -een man met een lager dan gemiddeld IQ- niet is meegedeeld dat hij het recht had een advocaat te raadplegen, hij op een onbehoorlijke manier onder druk is gezet en nu verbalisanten ten onrechte de indruk hebben gewekt dat de verklaring bestond uit een woordelijke weergave van hetgeen is gezegd.
Ter adstructie van een en ander heeft de raadsman een transcriptie van enkele onderdelen van de door hem afgeluisterde bandopname van een verhoor overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 juni 2009 (LJN BH3079) als uitgangspunt geformuleerd dat een door de politie aangehouden verdachte aan artikel 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit, een advocaat te raadplegen. De verdachte dient dan ook, voorafgaande aan zijn verhoor, gewezen te worden op dit recht. In de onderhavige zaak is dit verzuimd. De rechtbank acht het door de officier van justitie aangedragen argument dat verdachte, die op uitnodiging naar het bureau was gekomen, op eigen initiatief voorafgaand aan de afspraak contact had kunnen opnemen met een raadsman, onvoldoende. Niet blijkt immers dat verdachte bij gelegenheid van die uitnodiging erop is gewezen dat hij -voorafgaande aan het verhoor- contact met een advocaat kon opnemen.
De rechtbank acht voormeld verzuim dusdanig ernstig dat dit dient te leiden tot uitsluiting van de door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen van het bewijs.
De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring wordt niet getroffen door voornoemd verzuim nu verdachte, via de informatie op de achterzijde van de hem betekende dagvaarding, tevoren is gewezen op zijn recht op bijstand door een raadsman. Daarenboven is de desbetreffende verklaring ter terechtzitting in aanwezig van een raadsman afgelegd.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat er vrijspraak moet volgen nu het bewijs uitsluitend gebaseerd kan worden op de aangifte. De rechtbank bezigt de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij toenadering heeft gezocht tot aangeefster en haar een zoen, een tongzoen en een tik op haar kont heeft gegeven, tot bewijs en daarmee is aan het wettelijk vereiste dat er meer dan één bewijsmiddel moet zijn, voldaan. Geen rechtsregel stelt dat voor de essentie van de telastelegging twee bewijsmiddelen vereist zijn.
De rechtbank passeert het verweer van verdachte dat één en ander niet tegen de wil van het slachtoffer is geschied. De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig, waarbij mede een rol speelt dat verdachte een voor hem onbekende jonge vrouw die aan het werk was als schoonmaakster, gevolgd is in een kleine ruimte zonder dat andere personen aanwezig waren en zich daar aan haar opgedrongen heeft.
Bewezenverklaring
etcetera
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2009.