zaaknummer / rolnummer: 83053 / HA ZA 07-443
Vonnis van 26 augustus 2009
de besloten vennootschap
RIMAG BEHEER B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. M.D. Kalmijn, kantoorhoudende te Leeuwarden,
[x],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna "Rimag" en "[x]" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 december 2008
- de aanvullende conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte uitlating wijziging van eis zijdens Rimag
- de aanvullende conclusie in reconventie tevens akte vermindering van eis zijdens [x]
- de brief van de advocaat van [x] van 26 maart 2009
- de brief van de advocaat van Rimag van 27 maart 2009
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
in reconventie
Vooraf
2. Mr. De Vroome, ten overstaan van wie in deze zaak de comparitie en de getuigenverhoren hebben plaatsgevonden, is thans werkzaam bij een andere rechtbank. Dit vonnis zal daarom worden gewezen door de rechter mr. P. Molema.
De vordering
3. De vordering van [x] in reconventie strekt er na vermeerdering én vermindering van eis toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat het beslag dat Rimag op het pand aan de [adres] te Leeuwarden heeft gelegd, onrechtmatig handelen zijdens Rimag jegens [x] inhoudt;
II. Rimag veroordeelt tot vergoeding van de door [x] geleden schade ten bedrage van € 67.072,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2007 tot aan de dag der voldoening;
III. Rimag veroordeelt tot vergoeding van de door [x] geleden schade, bestaande uit de gemaakte kosten van verweer in de procedure tegen [b] c.s., zijnde een bedrag van € 13.446,20 inclusief BTW, te verminderen met een eventuele aan [x] te betalen proceskostenvergoeding;
IV. voor het geval [x] in de procedure tegen [b] c.s. wordt veroordeeld tot betaling van enig bedrag uit hoofde van de door [b] c.s. uitgebrachte dagvaarding d.d. 26 september 2007: Rimag te veroordelen tot betaling van de bedragen die [x] aan [b] c.s. dient te betalen, betreffende hoofdsom, rente en (proces)kosten;
V. Rimag veroordeelt in de kosten van het geding.
Schorsing van de procedure
4.1. Rimag stelt dat zij zich niet kan verenigen met de beslissing in conventie en dat zij inmiddels hoger beroep daartegen heeft ingesteld. Rimag verzoekt de rechtbank daarom uit proceseconomisch oogpunt, gelet op de nauwe verbondenheid tussen de zaak in conventie en die in reconventie, om de procedure in reconventie te schorsen totdat er in hoger beroep uitspraak is gedaan.
4.2. [x] voert aan dat nu de vordering in conventie is afgewezen, vast staat dat het door Rimag gelegde beslag onrechtmatig was. Rimag dient thans de schade te vergoeden die [x] daardoor heeft geleden. Dit belang van [x] dient te prevaleren boven het door Rimag gestelde belang, dat louter proceseconomisch van aard is, aldus [x].
4.3. De rechtbank is van oordeel dat het belang van [x] bij het verkrijgen van een spoedige beslissing op zijn vorderingen in reconventie prevaleert boven het door Rimag gestelde proceseconomische belang dat de uitspraak in hoger beroep dient te worden afgewacht. Rimag heeft ook niet gemotiveerd gesteld welk belang zij heeft bij behoud van de bestaande toestand totdat op het ingestelde rechtsmiddel is beslist. Derhalve zal de rechtbank hierna de vordering in reconventie inhoudelijk behandelen.
Nadere feitenvaststelling
5. De rechtbank zal allereerst de voor de reconventie van belang zijnde vaststaande feiten weergeven:
5.1. [x] is op 28 februari 2007 eigenaar geworden van het pand aan de [adres] te Leeuwarden.
5.2. Tussen [x] en wijlen de heer [a], directeur van Rimag, is omstreeks begin mei 2007 gesproken over de mogelijkheid van (door-)verkoop van de bovenetage van genoemd pand aan Rimag.
5.3. Stellende dat [x] op 5 mei 2007 een in opdracht van [a] uitgebracht nader bod van € 290.000,- k.k., vermeerderd met door [a]/Rimag te betalen splitsingskosten, heeft aanvaard, heeft de raadsman van Rimag bij brief van 16 mei 2007 [x] gesommeerd binnen 8 dagen te berichten dat de aldus gesloten koopovereenkomst met Rimag door hem, [x], zal worden nagekomen. [x] heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven.
5.4. Op 16 mei 2007 heeft [x] het gehele pand aan de [adres] aan [b], [c] en [d] (hierna gezamenlijk te noemen: [b] c.s.) verkocht. In de koopakte is als datum van levering vermeld: 1 juli 2007 of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen.
5.5. Na daartoe verkregen verlof heeft Rimag op 24 mei 2007 conservatoir beslag tot levering op het pand doen leggen. Rimag heeft dat beslag nadien opgeheven, nadat [x] - onder protest - een bedrag van € 65.000,- had voldaan. In het kader van de opheffing van het beslag heeft tussen de raadslieden van partijen correspondentie plaatsgevonden. De raadsman van [x] heeft de raadsman van Rimag bij faxbericht van 24 augustus 2007 medegedeeld:
"Naar aanleiding van onze telefoongesprekken van heden bericht ik u als volgt.
Namens de heer [x] kan ik u mededelen dat hij instemt met het door ons besproken voorstel.
Dit houdt in dat uw cliënte afstand doet van haar vermeende kooprecht betreffende de drie appartementen op de bovenetage van het pand aan de [adres] te Leeuwarden, als omschreven in de dagvaarding uwerzijds d.d. 5 juni 2007 en opheffing van het gelegde conservatoir leveringsbeslag, mits cliënt aan haar een bedrag van € 65.000,- betaalt. De procedure zal worden voortgezet. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat er, anders dan uw cliënte heeft gesteld, geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, dan geldt deze betaling van € 65.000,- als schadepost van cliënt als gevolg van het beslag zijdens uw cliënte.
Zoals ik u heb aangegeven, verstrijkt aanstaande woensdag de zesmaandentermijn, waarbinnen vrij van overdrachtsbelasting kan worden overgedragen. Om hiervan gebruik te kunnen maken, dient volgens de notaris uiterlijk aanstaande maandag (en naar ik meen uiterlijk aanstaande dinsdag) het transport plaats te vinden aan de kopers van de gehele onroerende zaak, te weten de winkel en de drie appartementen. Voorwaarde voor de transactie is derhalve dat uiterlijk aanstaande dinsdag het beslag uwerzijds wordt opgeheven tegen betaling van het bedrag van € 65.000,-, als hiervoor beschreven.
Graag ontvang ik van u een schriftelijke bevestiging van deze afspraken, desgewenst door deze brief voor akkoord ondertekend aan mij te retourneren."
De raadsman van Rimag heeft de raadsman van [x] bij brief van 27 augustus 2007 onder meer bericht:
"In opgemelde kwestie hebben wij vrijdag aan het eind van de middag nog overeenstemming bereikt over het opheffen van de beslagen tegen betaling zijdens uw cliënt van een bedrag ad € 65.000,-."
5.6. Op 27 augustus 2007 heeft [x] het pand aan [b] c.s. geleverd. [b] c.s. hebben jegens [x] aanspraak gemaakt op een contractuele boete van € 61.834,50 wegens te late levering. Met betrekking tot die vordering is een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig geweest tussen [b] c.s. als eisers en [x] als gedaagde. Bij vonnis van 5 november 2008 heeft de rechtbank [x] veroordeeld tot betaling van voornoemd bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 26 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening en is [x] veroordeeld tot betaling van de proceskosten ad € 3.232,32. [x] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het ingevolge het vonnis verschuldigde bedrag is nog niet door [x] betaald aan [b] c.s.
De beoordeling van de vorderingen in reconventie
Onrechtmatigheid
6.1. De rechtbank overweegt dat nu in conventie - samengevat - is geoordeeld dat er het bestaan van de door Rimag gestelde koopovereenkomst met betrekking tot het pand niet is komen vast te staan, daaruit volgt dat het door Rimag gelegde conservatoire beslag op het pand als onrechtmatig moet worden beschouwd. De in verband daarmee door [x] gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar. Voormeld onrechtmatig handelen is toerekenbaar aan Rimag en verplicht haar de schade die [x] dientengevolge heeft geleden te vergoeden. In dat verband is in ieder geval toewijsbaar het door [x] - ten onrechte - aan Rimag betaalde bedrag van € 65.000,-.
Fixatie van de schade
6.2. Rimag stelt dat uit de tussen de raadslieden van partijen gevoerde
correspondentie (als hiervoor weergegeven onder r.o. 5.5.) blijkt dat de schade van [x] ten gevolge van de beslaglegging door partijen is gefixeerd op een bedrag van € 65.000,-. Dit bedrag omvat de winst die Rimag zou hebben gerealiseerd bij doorverkoop van het pand alsmede de gemaakte onkosten. Rimag biedt naast overlegging van vorenbedoelde correspondentie aanvullend bewijs van de gestelde afspraak aan door het laten horen van de raadslieden van partijen als getuigen.
6.3. [x] betwist dat tussen partijen is overeengekomen dat de schade zou worden gefixeerd op een bedrag van € 65.000,-. Dit blijkt niet uit de tussen partijen gevoerde correspondentie, waarin de advocaat van [x] slechts heeft opgemerkt dat betaling van voormeld bedrag als een schadepost zou gelden, maar waarin hij niet heeft opgenomen dat [x] geen vergoeding van andere door hem als gevolg van het onrechtmatige beslag geleden schade zou mogen vorderen. Bovendien was het bedrag van € 65.000,- gerelateerd aan de schade die Rimag stelde te lijden door opheffing van het beslag en niet aan de schade die [x] door het leggen van het beslag heeft geleden.
6.4. De rechtbank stelt voorop dat uit de stellingen van beide partijen volgt dat de betaling van het bedrag van € 65.000,- is gerelateerd aan de schade die Rimag zou lijden bij opheffing van het beslag, in welk geval zij onkosten zou hebben en winst zou derven, welke zij zou hebben gerealiseerd bij doorverkoop van het pand aan een derde. [x] heeft dit bedrag vervolgens aan Rimag betaald om opheffing van het beslag te bewerkstelligen. De in dat kader verzonden brief van de raadsman van [x] d.d. 24 augustus 2007 dient naar het oordeel van de rechtbank aldus te worden begrepen, dat het aan Rimag betaalde bedrag van € 65.000,- heeft te gelden als een schadepost ten gevolge van de beslaglegging
door Rimag, in het geval de rechtbank zou oordelen dat er geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. In bedoelde brief valt geen enkele steun te vinden voor de stelling van Rimag dat partijen voor dat geval zijn overeengekomen dat de schade van [x] op het bedrag van € 65.000,- zou worden gefixeerd. Ook in de daaropvolgende brief van de raadsman van Rimag valt geen steun te vinden voor de stelling van Rimag dat de schade is gefixeerd op een bedrag van
€ 65.000,-, terwijl het alleszins voor de hand had gelegen dat de raadsman van Rimag een dergelijke afspraak zou hebben bevestigd. Fixatie van de schade van [x] op het gestelde bedrag van € 65.000,- is ook niet voor de hand liggend. Immers, het bedrag van € 65.000,- betrof de schade van Rimag door opheffing van het beslag en niet de schade van [x] zelf als gevolg van het beslag, terwijl [x] ondertussen verdere schade dreigde te lijden als gevolg van de beslaglegging door Rimag, dit in verband met de vordering van [b] c.s. terzake de contractuele boete uit hoofde van de koopovereenkomst tussen [x] en [b] c.s. Hieraan doet niet af dat [x] zelf van mening was dat hij geen boete aan [b] c.s. verschuldigd was. Nu uit het voorgaande blijkt dat er enkel aanknopingspunten zijn te vinden dat het bedrag van € 65.000,- is gebaseerd op de gestelde gederfde winst c.a. van Rimag en uit niets blijkt dat de schade tussen partijen op voormeld bedrag is gefixeerd, ziet de rechtbank tegen die achtergrond geen aanleiding om Rimag toe te laten tot (nader) bewijs van haar stelling door middel van het (doen) horen van getuigen. Daarmee is de door Rimag gestelde fixatie van de schade op een bedrag van € 65.000,- in rechte niet komen vast te staan. De door [x] gevorderde schade kan derhalve in volle omvang worden beoordeeld.
Advieskosten
6.5. [x] stelt dat hij advieskosten heeft moeten maken ten gevolge van de beslaglegging door Rimag. Het betreft kosten van de notaris en de advocaat. Deze advieskosten bedragen € 2.072,48 inclusief kantoorkosten en BTW en zien met name op advisering over wat te doen in verband met de beslaglegging, de dreigende overdrachtsbelasting en de problematiek van de schadebeperking. Ter onderbouwing van de gevorderde advieskosten heeft [x] een specificatie van de advieswerkzaamheden overgelegd.
6.6. Rimag betwist de gevorderde advieskosten. Deze zijn door [x] niet onderbouwd, aldus Rimag. De gestelde kosten van de notaris en de makelaar staan los van het geschil met Rimag. De advocaatkosten zijn enkel in het kader van de procedure gemaakt en komen niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking.
6.7. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de advieskosten de overgelegde specificatie als uitgangspunt. Hieruit blijkt niet van enige werkzaamheden van een makelaar. Wel zijn er werkzaamheden verricht door de advocaat van [x] en de notaris mr. Mulder, die - naar de rechtbank bekend is - aan hetzelfde kantoor verbonden is. Gelet op de data die in de specificatie vermeld staan, zijn de werkzaamheden verricht eind augustus 2009, toen ook de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie zijdens [x] werd ingediend. Uit de specificatie blijkt echter niet of er sprake is van werkzaamheden die buitengerechtelijk van aard zijn en op die grond voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen, dan wel dat er sprake is van werkzaamheden in het kader van de aanhangige gerechtelijke procedure, die via een proceskostenveroordeling plegen te worden vergoed. In zoverre heeft [x] de gevorderde advieskosten onvoldoende onderbouwd. Deze zullen dan ook worden afgewezen.
6.8. De overige schadeposten van [x] - te weten de gemaakte kosten van verweer in de procedure tegen [b] c.s. en het door [x] aan [b] c.s. te betalen bedrag aan hoofdsom, rente en kosten - zijn door Rimag niet inhoudelijk betwist en zullen dan ook worden toegewezen.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
6.9. Rimag verzoekt een toewijzend vonnis in reconventie niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, nu tegen de beslissing in conventie hoger beroep is ingesteld.
6.10. [x] voert aan dat zijn belang bij vergoeding van de door hem geleden schade zwaarder weegt dan het belang van Rimag bij behoud van de bestaande toestand. Rimag heeft het risico genomen dat het door haar gelegde beslag achteraf als onrechtmatig wordt aangemerkt en dient de daardoor geleden schade van [x] te vergoeden. Bovendien is het volgens [x] niet aannemelijk dat het door Rimag ingestelde hoger beroep kans van slagen heeft.
6.11. Bij de beoordeling of een vonnis uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard, dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkrijgt prevaleert boven het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand totdat op het ingestelde rechtsmiddel is beslist. Degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (HR 27 februari 1998, NJ 1998, 512). Op haar beurt heeft Rimag geen enkel belang gesteld bij behoud van de bestaande toestand totdat in hoger beroep zal zijn beslist. Derhalve weegt het belang van [x] te dezen het zwaarst en zal de rechtbank dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Proceskosten
6.12. Rimag zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [x] als volgt vastgesteld:
- salaris van de advocaat € 1.341,00
(tot het laatste tussenvonnis 2 punten x 0,5, na het tussenvonnis 1 punt x 0,5) , tarief IV, € 894,00)
7. De beslissing
De rechtbank:
7.1. verklaart voor recht dat het beslag dat Rimag op het pand aan de [adres] te Leeuwarden heeft gelegd, onrechtmatig handelen zijdens Rimag jegens [x] inhoudt;
7.2. veroordeelt Rimag tot vergoeding aan [x] van de dientengevolge geleden schade ten bedrage van € 67.072,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
7.3. veroordeelt Rimag tot vergoeding aan [x] van het door [x] aan [b] c.s. te betalen bedrag (betreffende hoofdsom, kosten en rente) uit hoofde van de door [b] c.s. uitgebrachte dagvaarding d.d. 26 september 2007;
7.4. veroordeelt Rimag tot vergoeding van de door [x] geleden schade, bestaande uit de gemaakte kosten van verweer in de procedure tegen [b] c.s., ten bedrage van € 13.446,40;
7.5. veroordeelt Rimag in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [x] vastgesteld op € 1.431,00;
7.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Molema en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2009.?