ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ6424

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
287685 \ VZ VERZ 09-228
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor opzegging dienstverband van werknemer lid personeelsvertegenwoordiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 10 augustus 2009 uitspraak gedaan in een verzoek van Heijmans Utiliteitsbouw B.V. om toestemming voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst met een werknemer die lid is van de personeelsvertegenwoordiging. De werknemer, die sinds 6 juli 1992 in dienst was, had eerder zitting in de Onderdeelcommissie en viel onder het ontslagverbod van artikel 7:670a BW. Heijmans voerde een reorganisatie door, waarbij veel werknemers hun baan verloren. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging geen verband hield met het lidmaatschap van de werknemer in de personeelsvertegenwoordiging, maar met de reorganisatie zelf. De werknemer stelde dat zijn ontslag wel degelijk verband hield met zijn lidmaatschap, vooral na een conflict met de directeur. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim en dat de reorganisatie de enige reden voor het ontslag was. De kantonrechter verleende Heijmans toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om aan te tonen dat ontslag geen verband houdt met de hoedanigheid van de werknemer, zoals vastgelegd in de wet.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 287685 \ VZ VERZ 09-228
beschikking van de kantonrechter d.d. 10 augustus 2009
inzake
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heijmans Utiliteitsbouw B.V.,
hierna te noemen: Heijmans,
gevestigd te Rosmalen,
verzoekster,
gemachtigde: mr. N. Schaeffer,
tegen
[werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. F. Toufik.
Het procesverloop
Heijmans heeft bij verzoekschrift ex artikel 7:670a BW, ingekomen ter griffie op 9 juli 2009, verzocht om toestemming om de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen.
Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 29 juli 2009.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2009.
Motivering
Vaststaande feiten
1. [werknemer] is sedert 6 juli 1992 in dienst bij het concern van Heijmans, laatstelijk in de functie van Timmerman I. Tot 18 mei 2009 is hij lid geweest van de zogenoemde Onderdeelcommissie van het voormalige Heijmans Bouw Assen. In verband met dit lidmaatschap valt hij onder de in artikel 7:670a lid 2 BW bedoelde groep van personen en geldt ten aanzien van hem een ontslagverbod.
Heijmans voert momenteel een reorganisatie door in het kader waarvan voor een groot aantal werknemers ontslag is gevraagd of zal worden gevraagd. Op 5 mei 2009 heeft Heijmans bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een melding op grond van artikel 3 Wet Melding Collectief Ontslag gedaan, onder meer [werknemer] betreffende. Op 18 mei 2009 heeft het UWV bevestigd dat deze melding aan de daaraan gestelde vereisten voldeed.
Bij beslissing van 19 juni 2009 heeft het UWV Heijmans toestemming verleend om de arbeidsverhouding met [werknemer] te mogen opzeggen.
Standpunt Heijmans
2. De voorgenomen opzegging van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] is gebaseerd op bedrijfseconomische gronden en houdt geen verband met zijn lidmaatschap van de Onderdeelcommissie.
In verband met de landelijk geldende reorganisatie is veel overleg gevoerd met de overlegorganen en dat heeft gezorgd voor strubbelingen, maar dat was geen aanleiding om bepaalde personen voor te dragen voor ontslag.
In het Noorden is de organisatie in het kader van de reorganisatie gesplitst in de afdelingen Woningbouw en Utiliteitsbouw. De indeling van het personeel in deze afdelingen was al gemaakt enige tijd voordat het aan de werknemers bekend werd gemaakt. Dat op het intranet van Heijmans zou hebben gestaan dat [werknemer] bij Woningbouw in plaats van bij Utiliteitsbouw zou zijn ingedeeld, is niet bekend. Deze indeling is ook niet via het intranet bekend gemaakt, maar formeel per brief door de directie aan de individuele werknemers.
Standpunt [werknemer]
3. [werknemer] heeft verweer gevoerd. [werknemer] is van mening dat er wel een verband is tussen zijn ontslag en zijn lidmaatschap van de Onderdeelcommissie. Er zijn strubbelingen geweest over de reorganisatie tussen de Ondernemingsraad en de directie. Begin mei 2009 is daarover nog een aanvaring geweest tussen [werknemer] en de vestigingsdirecteur.
De voorzitter van de Ondernemingsraad heeft [werknemer] erop gewezen dat op het intranet stond dat hij bij Woningbouw was ingedeeld. Later bleek hij echter bij Utiliteitsbouw te zijn ingedeeld. Deze indeling is het gevolg van die strubbelingen. Indien [werknemer] bij Woningbouw was ingedeeld, was hij gelet op het afspiegelingsbeginsel niet voor ontslag in aanmerking gekomen.
Beoordeling van het verzoek
4. De kantonrechter oordeelt als volgt. De toetsing die de kantonrechter in het kader van het door Heijmans gedane verzoek moet uitvoeren dient zich te beperken tot het verband tussen het ontslag en het door artikel 7:670a BW te beschermen belang. De kantonrechter mag in deze procedure niet oordelen over de gegrondheid van het ontslag, de invloed van mogelijke arbeidsongeschiktheid en de ontslagvergoeding. De kantonrechter zal hetgeen daaromtrent door partijen naar voren is gebracht dan ook onbesproken laten.
5.1 Volgens artikel 7:670a lid 2 BW verleent de kantonrechter de gevraagde toestemming slechts indien de werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat de opzegging geen verband houdt met de hoedanigheid van de werknemer.
5.2 Tussen partijen is niet in geschil dat de voorgenomen opzegging op zichzelf verband houdt met de reorganisatie die momenteel binnen het bedrijf van Heijmans gaande is en die meerdere honderden werknemers hun baan heeft gekost, dan wel zal gaan kosten.
6.1 De kantonrechter begrijpt het standpunt van [werknemer] zo dat hij als gevolg van de indeling bij de afdeling Utiliteitsbouw bij de groep op te zeggen werknemers is terechtgekomen en dat die indeling, in afwijking van een eerdere indeling van hem bij Woningbouw, is tot stand gekomen na een aanvaring die hij, in de hoedanigheid als lid van de Onderdeelcommissie, heeft gehad met een vestigingsdirecteur. Op die wijze is er dan een verband tussen de opzegging en zijn hoedanigheid als commissielid.
6.2 Heijmans heeft niet betwist dat [werknemer] niet voor ontslag in aanmerking zou zijn gekomen indien hij bij Woningbouw zou zijn ingedeeld. De kantonrechter gaat daar dan ook van uit. Heijmans heeft wel uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken dat [werknemer] aanvankelijk bij Woningbouw was ingedeeld.
6.3 Naar het oordeel van de kantonrechter zou de door [werknemer] gestelde gang van zaken, gelet op de in artikel 7:670a lid 2 BW neergelegde maatstaf, aan het verlenen van toestemming in de weg kunnen staan indien Heijmans daarvoor geen goede verklaring zou kunnen geven. Voor de door [werknemer] geschetste gang van zaken moeten dan echter wel voldoende aanwijzingen zijn. Dit laatste is hier onvoldoende het geval. [werknemer] heeft verklaard dat hij van een derde heeft gehoord dat de eerdere indeling op het intranet zou hebben gestaan, maar hij heeft dit zelf niet gezien. Hij heeft dit verder ook niet onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een afdruk van de desbetreffende mededeling dan wel een verklaring van de collega die dit hem zou hebben geïnformeerd dan wel anderen die deze mededeling hebben gezien. Uit hetgeen verder door partijen is aangevoerd kunnen de hiervoor bedoelde aanwijzingen ook niet worden afgeleid.
Daarnaast heeft [werknemer] ook niet gesteld dat de indeling bij Utiliteitsbouw om één of andere reden niet valide zou zijn, hetgeen mogelijkerwijs ook tot het oordeel zou kunnen leiden dat Heijmans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het in artikel 7:670a lid 2 BW bedoelde verband niet aanwezig is.
7. Gezien het vorenstaande is er naar het oordeel van de kantonrechter geen grond om het verzoek van Heijmans af te wijzen. Het verzoek zal dan ook worden gehonoreerd.
8. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
verleent Heijmans toestemming om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op te zeggen;
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Heerenveen en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2009 door mr. R. Giltay, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 184