ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ5189

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/756393-08 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ijzeren staaf tijdens ruzie in feesttent

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 11 augustus 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, heeft op 14 september 2008 in Marssum een andere man met een ijzeren staaf tegen het hoofd geslagen tijdens een ruzie in een feesttent. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 28 juli 2009, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. B.P.M. Canoy. De officier van justitie eiste een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde anders.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde en dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van het slachtoffer tot gevolg kon hebben. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de medische rapporten in overweging genomen, waaruit bleek dat het slachtoffer een hoofdwond van drie centimeter had opgelopen en dat er sprake was van een hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte als poging tot doodslag gekwalificeerd moest worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de spijtbetuiging van de verdachte, zijn jonge leeftijd en het feit dat hij nog niet eerder was veroordeeld. De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de ernst van het delict, maar beperkte de duur in het voordeel van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van andere telasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/756393-08 VEV
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 28 juli 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair telastegelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met een proeftijd van twee jaar.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit voor het primair telastegelegde. Hij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat het niet kan worden bewezen dat verdachte dusdanig hard heeft geslagen dat er sprake is van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bij aangever. De raadsman baseert zich hierbij op het geringe letsel van aangever, te weten een hoofdwond van drie centimeter. Het opzet van verdachte op de dood van aangever kan dan ook niet worden bewezen.
Uit de stukken en ter terechtzitting is de rechtbank het volgende gebleken.
Zaterdagavond 13 september 2008 ging verdachte naar een feesttent in Marssum nadat hij met vrienden bij zijn vader thuis de nodige alcoholische versnaperingen had genuttigd. Vervolgens kreeg hij ruzie met iemand en is weer naar huis gegaan. Eenmaal thuisgekomen ergerde verdachte zich er toch behoorlijk aan dat hij ruzie had gehad en is hij boos met een fles drank nogmaals naar de feesttent gegaan, deze keer om verhaal te halen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich vanaf dat moment niets meer kan herinneren tot het moment dat hij werd aangehouden door de beveiliging van de feesttent. Er werd hem vervolgens verteld dat meerdere mensen hadden gezien dat hij een jongen had geslagen met een staaf.
Aangever heeft verklaard dat hij een klap voelde van een stok of een knuppel tegen zijn hoofd. Direct na de klap werd hij duizelig en was hij niet meer bij zijn volle bewustzijn. Uit de geneeskundige verklaring van de huisarts blijkt dat aangever een hoofdwond had van drie centimeter en dat deze is gehecht. Tevens blijkt uit deze verklaring dat verdachte zich een aantal gebeurtenissen rond de slag die hij had gekregen met een ijzeren staaf niet meer kon herinneren. De arts heeft schriftelijk verklaard dat dit geheugenverlies specifiek is voor een hersenschudding.
Getuige [naam ] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met een stalen buis van circa tachtig centimeter tegen het hoofd van aangever sloeg. Tevens zag hij dat op het moment dat verdachte zijn hand met daarin de buis wegtrok, er bloed uit het hoofd van aangever stroomde en dat aangever niet meer stabiel op zijn benen stond. Ook getuige [naam 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte aangever op het hoofd sloeg en dat hij onder het bloed zat. Uit de stukken blijkt dat onder verdachte een ijzeren staaf van circa vijfenzeventig centimeter in beslag is genomen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte aangever tegen het hoofd heeft geslagen met een ijzeren staaf. Verdachte heeft dusdanig hard geslagen dat aangever hierdoor letsel heeft opgelopen, te weten een hoofdwond van drie centimeter en een hersenschudding.
Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op de dood van het slachtoffer. Het is een algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daarop dergelijk geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden. Aldus was bij verdachte sprake van opzet op de dood van aangever. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair telastegelegde bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2008 te Marssum, in de gemeente Menaldumadeel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer], met een ijzeren staaf tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op een misdrijf:
Primair Poging tot doodslag.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft opzettelijk het slachtoffer van het leven trachten te beroven door deze onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol met een ijzeren staaf tegen het hoofd te slaan. Een dergelijke gedraging levert op een poging tot doodslag, hetgeen een zeer ernstig delict is. Verdachte wilde immers het hoogste rechtsgoed, het menselijk leven, schenden. Eén en ander te meer nu het slachtoffer juist trachtte te voorkomen dat een ruzie in de desbetreffende feesttent uit de hand zou lopen en geenszins is gebleken dat het slachtoffer verdachte op enigerlei wijze heeft geprovoceerd. Voormelde geweldpleging in het uitgaansleven rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan. Voor een poging tot doodslag als de onderhavige en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, worden doorgaans gevangenisstraffen van lange duur opgelegd. De rechtbank is dan ook -anders dan de officier van justitie die een werkstraf heeft gevorderd- van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank zal de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf evenwel in het voordeel van verdachte beperken, gelet op het hiernavolgende. Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd over zijn daden, terwijl hij bovendien de schade van het slachtoffer reeds vergoed heeft. Voorts is verdachte jong en is hij nog niet eerder veroordeeld voor een misdrijf. Verdachte heeft ter zitting aangegeven scholing te volgen en er alles aan te willen doen om niet meer in aanraking met justitie te komen. Een langere gevangenisstraf dan de onderhavige zou naar het oordeel van de rechtbank onevenredig nadeel betekenen voor zijn toekomst. De rechtbank zal verdachte in dat kader wel -naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf- een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Een en ander om te voorkomen dat verdachte in herhaling zou treden en om te dienen als stok achter de deur voor verdachte om zijn goede voornemens waar te maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. S.B. van Baalen en mr. A.F. Germs-de Goede, rechters, bijgestaan door mr. M.F. Alting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2009.