ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ4450

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880016-09 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en diefstal met geweld door meerdere verdachten in Drachten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 4 augustus 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd. De verdachte is bijgestaan door mr. S.O. Roosjen. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2009. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder afpersing, diefstal met geweld en aanranding. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair telastegelegde, maar veroordeling voor de subsidiaire telasteleggingen, met een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de buschauffeur heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van geld, en dat hij betrokken was bij meerdere gewelddadige diefstallen in Drachten. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, met inachtneming van de wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880016-09
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 augustus 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 21 juli 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair telastegelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair, 2. primair, 3., 4. en 5. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij de AFPN;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 809,34 aan materiële schade en € 1.300,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het gehele bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het gehele bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 569,99, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het gehele bedrag.
Bewijsoverweging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak voor het onder 1. primair telastegelegde gevorderd, nu de medeverdachte de geldla uit de handen van de buschauffeur heeft gepakt.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de afpersing van de buschauffeur wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte en zijn medeverdachte de buschauffeur hebben gedwongen tot afgifte van de geldla alvorens de medeverdachte deze geldla uit zijn handen kon pakken: de buschauffeur heeft de geldla uit de houder gepakt nadat de verdachte en medeverdachte hem hadden bedreigd, waarna het voor de medeverdachte mogelijk werd om deze in zijn bezit te krijgen.
De rechtbank acht het onder 1. primair telastegelegde aldus bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. primair, 3., 4. en 5. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 28 december 2008 te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer], buschauffeur, heeft gedwongen tot de afgifte van geld, dan wel een geldbak met daarin een hoeveelheid geld, toebehorende aan Qbuzz bv,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader op een echt vuurwapen gelijkende nabootsingen van pistolen, tegen het hoofd van die [slachtoffer] hebben gezet en in de richting van die [slachtoffer] hebben gehouden en tegen die [slachtoffer] hebben gezegd "Je geld, je geld".
2. primair
hij op 30 december 2008 te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een aldaar aan [adres] gevestigde snackbar genaamd "[naam]" een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde partij 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld met bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader op een echt vuurwapen gelijkende nabootsingen van pistolen, op die [benadeelde partij 1] hebben gericht en op de slaap en het hoofd van die [benadeelde partij 1] hebben gericht en gehouden en tegen die [benadeelde partij 1] hebben gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij op de grond moest gaan liggen en moest knielen en dat hij zou worden dood geschoten.
3.
hij op 9 januari 2009 te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een aldaar aan [adres] gevestigde sigarenspeciaalzaak, een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde partij 2],
welke diefstal werd voorafgegaan met geweld en bedreiging met geweld en vergezeld met bedreiging met geweld,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader een mes in de richting van die [benadeelde partij 2] hebben gehouden en tegen die [benadeelde partij 2] hebben gezegd -zakelijk weergegeven- "ik maak je dood, ik maak je dood", en die [benadeelde partij 2] in de opslagruimte van de sigarenspeciaalzaak hebben geduwd en vervolgens tegen die [benadeelde partij 2] hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen.
4.
hij op 05 december 2008 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer, notebook, Acer Aspire, en een computer, notebook, Toshiba Satellite, toebehorende aan [slachtoffer 2]
en
hij op 05 december 2008, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en sleutels en een paspoort en een mobiele telefoon, Siemens, en 2 handtasjes met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 3].
5.
hij op 14 december 2008 te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het met beide handen betasten van en knijpen in de beide borsten van die [slachtoffer 4] en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden uit het achterop de fiets springen bij die [slachtoffer 4] en het onverhoeds of plotseling betasten van de borsten van die [slachtoffer 4].
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair Afpersing door twee of meer verenigde personen;
2. primair Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan met geweld en bedreiging met geweld tegen personen en vergezeld met bedreiging met geweld tegen personen, met het oogmerk of die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
5. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 2 april 2009, het psychiatrisch rapport d.d. 6 juli 2009 en het psychologisch rapport d.d. 1 juli 2009;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, samen met een ander, van een buschauffeur, aan beroving, samen met twee anderen, van een snackbarhouder, aan beroving, samen met een ander, van een winkelier, aan twee diefstallen in een woning, samen met een ander, en aan aanranding van een vrouw. Hij heeft met deze misdragingen een grote inbreuk gemaakt op de rechtsorde. Hij heeft bij de slachtoffers van de gewelddelicten grote angst en schrik teweeg gebracht en zich vergrepen aan hun eigendommen. Bij de aanranding heeft hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Bij de bestraffing van afpersing en beroving pleegt de rechtbank per feit een gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden op te leggen. Strafverzwarend werkt dat verdachte vier van de vijf feiten heeft gepleegd met een of meer anderen en dat bij de afpersing en de berovingen wapens zijn gebruikt om de slachtoffers te bedreigen. De rapportage van de gedragsdeskundigen geven geen aanleiding te veronderstellen dat verdachte niet volledig verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn handelen. De deskundigen adviseren een toezicht door de reclassering en een behandeling door de ambulante psychiatrie. De reclassering is bereid gevonden verdachte te begeleiden. De rechtbank verenigt zich met dit advies. Gelet op het vorenstaande is het ter compensatie van het grote onrecht dat verdachte heeft veroorzaakt evenwel onvermijdelijk dat verdachte tevoren een langdurige gevangenisstraf ondergaat. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie volgen.
Benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De officier van justitie heeft gevorderd dat er € 809,34 materiële schade en € 1.300,00 immateriële schade wordt toegewezen aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De raadsman heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht om deze vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 1.500,00. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de materiële schade is niet eenvoudig vast te stellen dat de verdachten de gehele dagomzet uit de kassala hebben weggenomen, nu er in een snackbar ook pintransacties plaatsvinden en verdachten niet al het geld uit de kassala hebben weggenomen, nu er muntgeld op de grond is gevallen tijdens de overval. De raadsman komt daarbij tot de conclusie dat een toewijzing van een bedrag van € 500,00 redelijk is, nu verdachte en zijn medeverdachten hebben verklaard dat dit bedrag weggenomen is bij de diefstal.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht om aansluiting te zoeken bij het gevorderde bedrag van € 1.000,00 zoals dit is gevorderd door [benadeelde partij 2].
De rechtbank overweegt op grond van voorgaande het volgende.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet de gehele gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen, nu het niet aannemelijk is geworden dat de gehele dagomzet door verdachte en zijn medeverdachten is weggenomen uit de snackbar. De rechtbank zal op grond van de verklaring van verdachte en de twee medeverdachten een bedrag van € 500,00 immateriële schade toewijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank, naar redelijkheid en billijkheid, een bedrag van € 1.000,00 toewijzen.
De rechtbank acht de vordering aldus tot een bedrag van € 1.500,00 voor hoofdelijke toewijzing vatbaar en zal daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar en zal daarbij bepalen dat bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade niet bij wijze van voorschot opleggen, zoals gevorderd, nu dit niet past in het wettelijk systeem (zie HR 19 maart 2002, NJ 2002, 497). De benadeelde partij is in dit onderdeel van de vordering niet ontvankelijk.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte twee laptops uit de woning van [benadeelde partij 3] weggenomen: één van het merk Acer type Aspire en één van het merk Toshiba type Satellite.
[benadeelde partij 3] heeft een bedrag van € 596,99 gevorderd ten aanzien van schade van één laptop. Zij heeft deze vordering onderbouwd met een aankoopnota d.d. 10 oktober 2008 van een laptop van het merk Acer Aspire. Uit het dossier is de rechtbank echter gebleken dat deze laptop bij verdachte in beslag is genomen en is teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar.
De rechtbank acht dit deel van de vordering dan ook onvoldoende onderbouwd en niet van zo een eenvoudige aard dat deze vordering kan worden toegewezen in het strafrecht.
De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank kan ook niet eenvoudig vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachte twee usb-sticks, cd's en dvd's hebben weggenomen bij de inbraak en zal daarom ook dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 246, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 3., 4. en 5. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot één jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [adres], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.500,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2009, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. E. Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 augustus 2009.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.