ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ4231

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880151-09 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met meerdere feiten en schadevergoeding aan benadeelde partijen

Op 28 juli 2009 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2009, waarbij de verdachte bijgestaan werd door mr. H.A. de Boer. De telastelegging omvatte meerdere diefstallen in vereniging, gepleegd in de periode van 2 januari 2009 tot en met 1 april 2009, waarbij de verdachte samen met een ander goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft vorderingen van verschillende benadeelde partijen ingediend.

De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele telastegelegde feiten, omdat onvoldoende bewijs aanwezig was. Echter, het onder 1. primair telastegelegde werd bewezen verklaard, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan tientallen inbraken in woningen en bedrijfspanden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de schade voor de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de schade voldoende aannemelijk was en in verband stond met de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook enkele benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat deze niet aan de vereisten voldeden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van schadevergoedingen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880151-09
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juli 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Grittenborgh, Kinholtsweg 7, Hoogeveen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 14 juli 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. de Boer, advocaat te Sneek.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 3.000,06 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 9.416,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 2.537,75 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 250,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot een bedrag van € 1.242,71 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] tot een bedrag van € 1.500,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 7];
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 8];
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 9].
Partiële vrijspraak
De verdachte moet van het in de zaak met zaaksnummer 42 onder 1. telastegelegde worden vrijgesproken ten aanzien van de goederen toebehorende aan [naam 1], omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De verdachte moet van het onder 2. en 3. telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig acht.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte van het onder 2. telastegelegde moet worden vrijgesproken nu uit de stukken niet blijkt dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte ook van het onder 3. telastegelegde dient te worden vrijgesproken nu enkel aangever heeft verklaard dat aan hem een uittreksel van de kamer van koophandel is getoond en er daarmee onvoldoende bewijs is dat het uittreksel als oplichtingsmiddel is gebruikt. Evenmin is gebleken van het gebruik van andere oplichtingsmiddelen.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1. telastegelegde het verweer gevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Naast de aangiftes van de diefstal van de goederen zoals deze zijn opgenomen in de telastelegging, heeft de medeverdachte [medeverdachte] een verklaring afgelegd over de persoon met wie hij de diefstallen heeft gepleegd. De medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat het steeds dezelfde persoon is geweest met wie hij de inbraken pleegde. Tevens heeft de medeverdachte bij de politie verklaard dat de persoon met wie hij deze inbraken heeft gepleegd, degene was die samen met hem op 1 april 2009 is aangehouden op heterdaad. Uit onderzoek is gebleken dat het hierbij ging om verdachte. Daar komt nog bij dat er diverse gestolen goederen bij verdachte zijn aangetroffen. Deze goederen zijn genoemd in de telastegelegde feiten. Deze omstandigheid versterkt het bewijs dat aan het proces-verbaal van de politie kan worden ontleend.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1. primair telastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 2 januari 2009 tot en met 1 april 2009 en in het jaar 2008, op diverse data en tijdstippen, in het arrondissement Leeuwarden en Groningen en Assen en op overige plaatsen in Nederland, meermalen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens heeft weggenomen nader te noemen goederen, in elk geval telkens enig goed, toebehorende aan nader te noemen rechthebbenden, waarbij verdachte en zijn mededader zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming, te weten:
- op 2 januari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Oosterwolde, een kluis met 4000,- euro en een aantal laptops, toebehorende aan [naam 2] en
- op of omstreeks 1 april 2009, uit een bouwkeet gelegen aan de [adres] te Leeuwarden, een aggregaat, toebehorende aan [naam 3] en
- op 1 april 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] te Leeuwarden, een aantal CV-ketels, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en
- op of omstreeks 27 maart 2009 tot en met 30 maart 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Onna, een wasmachine en een wasdroger en een geldkist en een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij 7] en
- op of omstreeks 20 maart 2009 tot en met 23 maart 2009, uit een pand gelegen aan de [adres] te Havelte, een hoeveelheid keukenapparatuur en verlichting en kabels, toebehorende aan [naam 4] en
- op of omstreeks 24 maart 2009 tot en met 25 maart 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] te Burgum, een hoeveelheid gereedschap te weten een gleufstamper en een bandenzaag, toebehorende aan [naam 5] en
- op of omstreeks 9 februari 2009 tot en met 10 februari 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] te Tijnje, een hoeveelheid gereedschap en een hoeveelheid kleding en schoenen en een laptop, toebehorende aan [benadeelde partij 2] en
- op 26 februari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Drachten, een flatscreen en een laptop en een aantal camera's en sieraden en geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 6] en
- op 4 januari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Oosterhesselen, een aantal navigatiesystemen en een aantal camera's en sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 7] en
- op 7 maart 2009, uit een woning gelegen aan [adres] te Basse, een foto- en videocamera en een verrekijker en een gsm en een tas, toebehorende aan [naam 8] en
- op of omstreeks 25 maart 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan het [adres] te Groningen, een dekbed en kussens, toebehorende aan de [naam 9] en
- op of omstreeks 24 januari 2009 tot en met 25 januari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Nieuwleusen, een aanhangwagen en een trilplaat en sieraden en/of geld, toebehorende aan [naam 10] en
- op of omstreeks 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Harkema, onder meer een flatscreen TV en een TomTom+ lader en een gsm en een fotocamera, toebehorende aan [naam 11] en
- op of omstreeks 28 februari 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] te Drachten, een hoeveelheid geld ongeveer 1500,- euro, toebehorende aan [naam 11] en
- op 22 maart 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Meppel, een camera en sieraden en een doosje met afbeelding van een lammetje, toebehorende aan [naam 12] en
- op of omstreeks 13 februari 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] te Hoogeveen, een computer en een hoeveelheid gereedschap en een aantal autoradio's en een zonnebril, toebehorende aan [naam 13] en
- op 24 maart 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Rottevalle, een laptop, toebehorende aan [naam 14] en
- op 6 februari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Gorredijk, een flatscreen TV en een aantal fotocamera's, toebehorende aan [naam 15] en
- op of omstreeks 30 januari 2009 tot en met 31 januari 2009, uit een schuur gelegen aan of bij de [adres] te Staphorst, een hoeveelheid elektrische gereedschappen te weten onder meer een klopboor en een decoupeerzaag, toebehorende aan [naam 16] en
- op of omstreeks 20 januari 2009 tot en met 21 januari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Punthorst, een LCD TV en een laptop en een camera en een navigatiesysteem en een gsm, toebehorende aan [naam 17] en
- op of omstreeks 4 februari 2009 tot en met 5 februari 2009, uit een bouwkeet gelegen aan de [adres] te Zwolle, een aantal Maglite's en een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [naam 18] en
- op of omstreeks 13 februari 2009 tot en met 23 februari 2009, uit een bouwkeet gelegen aan de [adres] te Meppel, een gleufstamper en dieselolie, toebehorende aan [naam 19] en
- op of omstreeks 13 maart 2009 tot en met 14 maart 2009, uit een schuur gelegen aan de [adres] te Donkerbroek, een hoeveelheid gereedschap en een paardrijdzadel en een bosmaaier, toebehorende aan [naam 20] en
- op 22 februari 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Staphorst, een portemonnee en geld en een verrekijker, toebehorende aan [naam 21] en
- op of omstreeks 13 februari 2009 tot en met 16 februari 2009, uit een keet gelegen aan de [adres] te Kootstertille, een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [naam 22] en
- op of omstreeks 13 februari 2009 tot en met 19 februari 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan of bij de [adres] te Grijpskerk, onder meer een hoeveelheid gereedschap en een fax/printer/scanner en een bladblazer en een aggregaat en een hogedrukreiniger, toebehorende aan [naam 23] en
- op of omstreeks 13 maart 2009 tot en met 19 maart 2009, uit een woning
gelegen aan of bij de [adres] te Jubbega, (buitenlands) geld en muziekinstrumenten en een medaille, toebehorende aan [benadeelde partij 4] en
- op 16 maart 2009, uit een woning gelegen aan [adres] te Drachten, een notebook en een gsm en een identiteitsbewijs, toebehorende aan [naam 24] en
- op of omstreeks 7 februari 2009 tot en met 8 februari 2009, uit een keet gelegen aan [adres] te Heeg, een kluis met inhoud en een hoeveelheid gereedschap onder meer een waterpas een computer en een USB-stick en een camera, toebehorende aan [naam 25] en
- op of omstreeks 6 maart 2009 tot en met 9 maart 2009, uit een loods/pand
gelegen aan de [adres] te Zuidwolde, een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [naam 26] en
- op 30 januari 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan of bij de [adres] te Staphorst, een fotocamera en een TFT-scherm en navigatieapparatuur en een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [naam 27] en
- op of omstreeks 11 februari 2009 tot en met 12 februari 2009, uit een bedrijfspand gelegen aan [adres] te Gorredijk, een aantal compressors en een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [benadeelde partij 5] en
- op of omstreeks 6 maart 2009 tot en met 9 maart 2009, uit een container gelegen aan [adres] te Gorredijk, een generator en een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [naam 28] en
- op 11 maart 2009, uit een woning gelegen aan de [adres] te Groningen, een kluis (met 3000,- euro) en een aantal flatscreen TV's en een laptop en een piccolo, toebehorende aan [naam 29] en
- op 15 december 2008, uit een woning gelegen aan de [adres] te Bunne, een laptop en een DVD-speler en sieraden, toebehorende aan [naam 30].
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
1. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of inklimming, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tientallen inbraken in woningen en bedrijfspanden. Hij heeft deze feiten samen met een ander gepleegd. Hij heeft daarmee grote schade veroorzaakt voor de eigenaars en hun overlast en ergernis bezorgd. Voor de bestraffing van dergelijke feiten hanteert de rechtbank landelijke oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging; zij gelden voor de alleen opererende dader en zijn niet onverkort toepasbaar in geval van grote aantallen, soortgelijke feiten. De oriëntatiepunten adviseren voor een inbraak in een woning een gevangenisstraf van 10 weken per feit en voor een inbraak in een bedrijfspand 5 weken gevangenisstraf per feit. Strafverzwarend werkt dat verdachte eerder voor een vermogensdelict is veroordeeld. De rechtbank acht enerzijds een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf onontkoombaar, gelet op het grote onrecht dat verdachte veroorzaakt heeft, maar is tevens van oordeel dat deze straf niet zo lang moet zijn dat zij onoverzienbaar wordt en terugkeer van verdachte in de maatschappij in de weg staat.
Om verdachtes rehabilitatie te zijner tijd te ondersteunen acht de rechtbank een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats, zodat verdachte nog een tijd lang onder de druk van een proeftijd zal leven. De rechtbank verenigt zich dan ook met de vordering van de officier van justitie.
Benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en hoofdelijk voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, die wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De kosten voor de sieraden zijn niet voor toewijzing vatbaar aangezien deze niet zijn voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten.
De schadepost inzake het vroegtijdig beëindigen van de vakantie is niet gespecificeerd en derhalve niet voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade van de gestolen boormachines voor hoofdelijke toewijzing vatbaar is nu deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank is voorts van oordeel dat matiging van de schade op zijn plaats is, aangezien de boormachines ruim een jaar voor de diefstal zijn aangeschaft. De rechtbank stelt, met inachtneming van een afschrijvingspercentage van 20% per jaar, de schade vast op een totaalbedrag van € 224,00. Het overige gedeelte van de vordering acht de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor dat gedeelte niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast voor het toegewezen gedeelte, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij heeft dit echter niet gedaan door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat uit de toegezonden factuur niet blijkt dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend, zodat de benadeelde partij om die reden niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[benadeelde partij 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, door het ontbreken van onderbouwing, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[benadeelde partij 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1.primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade -met uitzondering van de gevorderde BTW ad € 405,15 nu dit bedrag door de benadeelde verrekend kan worden- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schade (ten bedrage van € 2.132,60) is toewijsbaar met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij ten aanzien van het hiervoor genoemde bedrag van € 405,15.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering die onderbouwd is met stukken die betrekking hebben op de vervangingswaarde van de gestolen goederen, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, nu onbekend is wat de dagwaarde is van de gestolen goederen. Hieruit volgt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[benadeelde partij 10] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade -met uitzondering van de gevorderde BTW ad € 406,69 nu dit bedrag door de benadeelde verrekend kan worden- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schade (ten bedrage van € 3.390,50) is toewijsbaar met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij ten aanzien van het hiervoor genoemde bedrag van € 406,69.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
[benadeelde partij 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is telastegelegd ten aanzien van de goederen toebehorende aan [naam 1], alsmede hetgeen verdachte onder 2. en 3. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het overige onder 1. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], gevestigd te [adres bp 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,06 (zegge: drieduizend euro en zes eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.000,06 (zegge: drieduizend euro en zes eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.000,06 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], gevestigd te [adres bp 2], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 224,00 (zegge: tweehonderd en vierentwintig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderd en vierentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 224,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij een bedrag van € 224,00 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van het opgelegde bedrag van
€ 224,00 komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 9] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [adres bp 3], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.132,60 (zegge: tweeduizend éénhonderd tweeëndertig euro en zestig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.132,60 (zegge: tweeduizend éénhonderd tweeëndertig euro en zestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.132,60 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij een bedrag van € 2.132,60 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van het opgelegde bedrag van € 2.132,60 komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10], wonende te [adres bp 10], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.390,50 (zegge: drieduizend driehonderd negentig euro en vijftig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.390,50 (zegge: drieduizend driehonderd negentig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 43 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. .
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.390,50 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij een bedrag van
€ 3.390,50 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van het opgelegde bedrag van € 3.390,50 komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 8] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechten kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. A.F. Germs-de Goede, rechters, bijgestaan door L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2009.
Mr. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.