RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880067-09
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 juni 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 mei 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Gart, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3., 4. en 5. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 175.607,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van
€ 261.006,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van
€ 13.425,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 32.989,37 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van de hem telastegelegde feiten vrijgesproken dient te worden nu verdachte geen opzet heeft gehad om de aangevers te benadelen. Het causale verband ontbreekt naar objectieve maatstaven, aldus de raadsman. Hij heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht, LJN AY4311. Ook heeft de raadsman betoogd dat het vaste jurisprudentie is dat het niet nakomen van een verbintenis niet persé oplichting is. Het is, aldus de raadsman, een civielrechtelijke tekortkoming in de nakoming. Er zou dan in strafrechtelijke zin hoogstens sprake zijn van verduistering en niet van oplichting.
De rechtbank overweegt het volgende. Voor zover hier van belang is sprake van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht wanneer iemand met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander beweegt tot afgifte van enig goed. Wil er dus in juridische zin van oplichting sprake zijn, dan moet door één of meer van de hiervoor genoemde middelen iemand worden bewogen tot afgifte van een goed. Tussen de afgifte van het goed en de hiervoor genoemde middelen, moet een rechtstreekse verbinding bestaan. Het is aan de rechtbank te toetsen of verdachte door toepassing van enig hiervoor genoemd middel mensen heeft bewogen tot afgifte.
Verdachte heeft uit hoofde van zijn eerdere functie van financieel adviseur bij [naam 1] een aantal aangevers leren kennen. Doordat verdachte in die functie onder meer beleggingsadviezen gaf, was hij op de hoogte van hun financiële positie. Nadat hij voor zichzelf begon, bleven de contacten met vroegere klanten deels bestaan. Met gebruikmaking van zijn imago als vakkundig financieel adviseur en van het vertrouwen dat hij in zijn vorige functie had opgebouwd, heeft hij de aangevers benaderd om hem geldbedragen te gaan geven. Verdachte wendde voor dat hij dit geld zou investeren in voormalige overheidsgebouwen in Bulgarije, waardoor aangevers een zeer hoog rendement mochten verwachten. Verdachte heeft sommige aangevers verteld dat ook hun kennissen hem geld hadden uitgeleend, en dat ook hun investeringen 'liepen als een trein'. Nadat eenmaal geld was gegeven, zette verdachte sommige aangevers onder druk om meer geld af te staan, onder meer door te zeggen dat zij eerdere investeringen kwijt zouden zijn wanneer zij geen verdere geldsommen zouden uitlenen. Verdachte heeft zich ook bediend van het onware verhaal dat extra investeringen noodzakelijk waren omdat in Bulgarije iets was misgegaan met de eigendomspapieren van de overheidsgebouwen. Dit is te kwalificeren als een samenweefsel van verdichtsels. Verdachte heeft ter zitting erkend dat aangevers hem geen geld zouden hebben geleend indien hij hen zou hebben verteld dat hij het geld inzette voor zijn 'spelstrategie' in het casino. Er is dus een causaal verband tussen de onware verhalen en het uitlenen van het geld. Verdachte moet dat met zijn kennis en ervaring zeker hebben beseft. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook bewezen worden verklaard dat verdachte de aangevers opzettelijk heeft bewogen geld af te staan door een samenweefsel van verdichtsels en met misbruik van in hem gesteld vertrouwen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 4 februari 2008, te Drachten en/of te Deurne en/of elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van telkens een hoeveelheid geld (te weten in totaal 191.000 Euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid onder meer
- die [benadeelde partij 1] medegedeeld dat hij niet meer als financieel adviseur bij [naam 1] werkte maar dat hij voor zichzelf was begonnen en daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen wat die [benadeelde partij 1] in hem hadden doordat hij reeds eerder als financieel adviseur van het bedrijf [naam 1] voor hen opgetreden was en de omstandigheid dat hij dientengevolge inzicht had in de financiële situatie van die [benadeelde partij 1] en dat hij thans vermogen investeerde in onroerend goed te Bulgarije en dat hij extra rente aan hen wilde verstrekken en dat als die [benadeelde partij 1] een extra 20.000 Euro bovenop de reeds toegezegde investering van 100.000 Euro zouden investeren, hij nóg een hoger rente-percentage aan hen kon verstrekken en dat een bekende van die [benadeelde partij 1], genaamd [benadeelde partij 2], ook geld bij hem geïnvesteerd had en "dat dat liep als een trein" en vervolgens
- de eerste termijnen van de lening afgelost aan die [benadeelde partij 1] zodat die [benadeelde partij 1] vertrouwen hadden en hielden en kregen in de handelwijze van hem, verdachte en vervolgens
- die [benadeelde partij 1] medegedeeld dat hij een lucratief staatsgebouw in Bulgarije kon kopen en hen voorgesteld te investeren in zijn, verdachtes project en dat zij met een investering in dit project hun investering in Avero/Achmea (die aan een schommelende beurskoers onderhevig was) weer een beetje terug konden krijgen en vervolgens
- die [benadeelde partij 1] medegedeeld dat er iets mis was gegaan met de eigendomspapieren van een project in Bulgarije en dat hij meer geld nodig had om de totale investering Bulgarije uit te kunnen krijgen en dat als die [benadeelde partij 1] niet zouden betalen er meer mensen, waaronder hun bekende [benadeelde partij 2], tengevolge van hun weigering financieel gedupeerd zouden raken,
in elk geval zich telkens voorgedaan als een bonafide financieel adviseur, waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 augustus 2008, te Drachten en/of elders in
Nederland, op verschillende tijdstippen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van telkens een hoeveelheid geld (in totaal 252.922,50 Euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid onder meer
- telkens misbruik gemaakt van het vertrouwen wat die [benadeelde partij 2] in hem had doordat hij reeds eerder als financieel adviseur van het bedrijf [naam 1] waar hij, verdachte, eerder werkzaam was op lucratieve wijze geld voor die [benadeelde partij 2] had belegd en/of beheerd en dientengevolge inzicht had in de financiële situatie van die [benadeelde partij 2] en vervolgens
- meermalen die [benadeelde partij 2] medegedeeld dat hij een lucratieve investering kon doen in Bulgarije, waarbij de te investeren gelden een zeer gunstig rente-percentage zouden krijgen en vervolgens
- meermalen een lening ten dele afgelost aan die [benadeelde partij 2] zodat die [benadeelde partij 2] vertrouwen had en kreeg en hield in de handelwijze van hem, verdachte en vervolgens
- meermalen die [benadeelde partij 2] medegedeeld dat er iets mis was gegaan met de eigendomspapieren van een project in Bulgarije en dat hij meer geld nodig had om de totale investering Bulgarije uit te kunnen krijgen,
in elk geval zich telkens voorgedaan als een bonafide financieel adviseur, waardoor die [benadeelde partij 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 14 mei 2007, te Drachten en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een ander, genaamd [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld (te weten 15.000 Euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid onder meer
- misbruik gemaakt van het vertrouwen wat die [benadeelde partij 3] in hem had doordat hij werkzaam was als financieel adviseur van het bedrijf [naam] en de omstandigheid dat hij uit hoofde van die werkzaamheden inzicht had in de financiële situatie van die [benadeelde partij 3], en vervolgens
- die [benadeelde partij 3] medegedeeld dat hij een lucratieve investering kon doen in Bulgarije (in bouwprojecten), waarbij de te investeren gelden een zeer gunstig rente-percentage zouden krijgen,
in elk geval zich voorgedaan als een bonafide financieel adviseur, waardoor die [benadeelde partij 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 25 oktober 2006, te Drachten en/of elders in
Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een ander, genaamd [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 45.000 Euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid onder meer
- misbruik gemaakt van het vertrouwen wat die [benadeelde partij 5] in hem had doordat hij werkzaam was als financieel adviseur van het bedrijf [naam] en de omstandigheid dat hij uit hoofde van die werkzaamheden de hypotheek reeds succesvol had overgesloten van die [benadeelde partij 5] (waardoor er 45.000 Euro vrij kwam) en dientengevolge inzicht had in de financiële
situatie van die [benadeelde partij 5], en vervolgens
- die [benadeelde partij 5] medegedeeld dat hij een lucratieve investering kon doen in Bulgarije, waarbij de te investeren gelden een zeer gunstig rente-percentage zouden krijgen,
in elk geval zich voorgedaan als een bonafide financieel adviseur, waardoor die [benadeelde partij 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 14 november 2006 te Drachten en/of te Gaast en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een ander, genaamd [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot de
afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 40.000 Euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid onder meer
- misbruik gemaakt van het vertrouwen wat die [benadeelde partij 4] in hem had doordat hij toen werkzaam was als financieel adviseur bij een bedrijf en de omstandigheid dat hij uit hoofde van die werkzaamheden die [benadeelde partij 4] had voorgelicht over een nieuwe af te sluiten hypotheek en dientengevolge inzicht had in de financiële situatie van die [benadeelde partij 4],
en vervolgens
- die [benadeelde partij 4] medegedeeld dat hij een lucratieve investering kon doen in Bulgarije, waarbij de te investeren gelden een zeer gunstig rente-percentage zouden krijgen,
in elk geval zich voorgedaan als een bonafide financieel adviseur, waardoor die [benadeelde partij 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Oplichting, meermalen gepleegd
2. Oplichting, meermalen gepleegd.
3. Oplichting.
4. Oplichting.
5. Oplichting.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf ernstige gevallen van oplichting. Daarnaast zijn zes gevallen van oplichting ad-informandum gevoegd en erkend. Het totaalbedrag beloopt circa een miljoen euro. Verdachte heeft een aantal slachtoffers leren kennen toen hij nog werkzaam was als beleggingsadviseur bij bonafide bedrijven. Slachtoffers vertrouwden hem, omdat zij toen zaken met hem hadden gedaan. Van dit vertrouwen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt toen hij voor zichzelf is begonnen. Door fraaie verhalen over Bulgaarse investeringen heeft hij slachtoffers ertoe bewogen hem grote sommen geld te lenen. Aanvankelijk kregen de slachtoffers inderdaad het beloofde rendement maandelijks uitgekeerd. Deze maandtermijnen kwamen echter feitelijk uit de zak van latere slachtoffers. Door dit systeem leken slachtoffers aanvankelijk het beloofde rendement te behalen. Enkelen werden aldus verleid tot tweede of zelfs derde leningen. Verdachte heeft ook slachtoffers onder druk gezet om hen tot extra leningen te bewegen. Hij vertelde hen dat zij al het uitgeleende geld kwijt zouden zijn indien zij niet een nieuwe lening zouden sluiten. Verdachte bracht het grootste deel van het geld naar het casino, waar hij een frequente bezoeker was. Alleen al in een Duits casino blijkt verdachte 103 bezoeken te hebben afgelegd in 26 maanden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij oprecht meende dat zijn spelstrategie winst zou opleveren voor de slachtoffers. De rechtbank acht die intentie niet geloofwaardig. Verdachte had met zijn financiële kennis en ervaring zonder meer moeten beseffen dat dat onmogelijk was. Veel geld is ook uitgegeven aan uiterlijk vertoon. De laatste 40.000 Euro heeft verdachte uitgegeven in Thailand om familie en kennissen van zijn vriendin te helpen. Aan de slachtoffers is grote financiële schade toegebracht. Daarenboven zijn enige slachtoffers emotioneel geschaad.
Voor oplichting ontbreken landelijke oriëntatiepunten voor de strafmaat. Bij de strafoplegging dient de rechtbank de grote financiële schade mee te wegen. Verdachte heeft voorts misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij als financieel adviseur had opgebouwd. Verdachte heeft zich zeer onverschillig betoond door het geld te vergokken, te spenderen aan luxe en zich in Thailand als weldoener op te stellen. Enigszins strafverminderend is het vrijwel schone strafblad en het feit dat verdachte zichzelf bij de politie heeft gemeld.
De reclassering heeft geadviseerd dat het recidiverisico laag wordt geschat. Verdachte is met de feiten begonnen omdat hij zelf in financieel zwaar weer was geraakt. Na enkele speelwinsten raakte verdachte ervan overtuigd dat met gokken veel geld te verdienen viel. Verdachte heeft spijt betuigd. Hij is uit wroeging vanuit Thailand naar Nederland teruggekomen. De gokverslaving blijft een criminogene factor, evenals de schuldenlast die door de feiten slechts is toegenomen.
De reclassering acht verplicht reclasseringstoezicht nuttig, maar vreest dat dit toezicht onuitvoerbaar zal blijken omdat verdachte na ommekomst van zijn straf terug wil keren naar Thailand.
Dit alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf nog onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Zij zal verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van vier jaren. Gelet op de verwachting van de reclassering dat verdachte zal terugkeren naar Thailand, acht de rechtbank reclasseringstoezicht geen haalbare kaart.
Benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is het volgende oordeel toegedaan. [benadeelde partij 1] heeft in totaal
€ 191.000,00 aan verdachte uitgeleend. Verdachte heeft in totaal € 18.175,00 terugbetaald. Er resteert dan nog een bedrag van € 172.825,00 aan geleende gelden. Voorts vordert [benadeelde partij 1] een bedrag van € 360,00 aan reiskosten, € 222,00 aan kosten psychotherapeut en € 200,00 aan immateriële schade. De rechtbank acht een bedrag van (€ 172.825,00 + € 360,00 + € 222,00 + € 200,00 =) € 173.607,00 voldoende aannemelijk geworden en in zodanig verband staand met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, zijnde in totaal € 173.607,00, welke onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente is voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
In het overige deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[benadeelde partij 2] heeft bij zijn aangifte opgegeven dat hij in totaal € 252.922,50 aan verdachte heeft geleend. Verdachte heeft in totaal € 11.768,00 terugbetaald. Er resteert dan nog een bedrag van € 241.154,50 aan geleende gelden. De rechtbank is van oordeel dat die schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, welke onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 2] dient in het overige deel van de vordering, betrekking hebbende op de telefoonrekening en de kosten van een mobiele telefoon, niet ontvankelijk te worden verklaard. Het lenen en gebruiken van de telefoon is immers niet telastegelegd.
[benadeelde partij 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 5] heeft zich tijdens de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Hij heeft zich mondeling gevoegd voor een bedrag van ongeveer € 42.000,00, zijnde de vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat er een civiel vonnis door de rechtbank is gewezen waarbij verdachte is veroordeeld tot betaling aan [benadeelde partij 5] van een bedrag van € 38.958,00 met rente, beslag- en proceskosten. Dit vonnis maakt deel uit van de processtukken. Tijdens de behandeling heeft de benadeelde partij contact gehad met zijn raadsman en de raadsman heeft bevestigd dat er een vonnis is gewezen. De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard.
Namens [benadeelde partij 4] heeft [gemachtigde] zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 326 (oud) en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [adres 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 173.607,00 (zegge: eenhonderddrieënzeventigduizend zeshonderdzeven euro), te vermeerderen met de wettelijke rente:
. over € 120.000,00 vanaf 15 juni 2007 tot 17 juli 2007;
. over € 116.875,00 vanaf 17 juli 2007 tot 16 augustus 2007;
. over € 113.750,00 vanaf 16 augustus 2007 tot 18 september 2007;
. over € 110.625,00 vanaf 18 september 2007 tot 26 oktober 2007;
. over € 107.500,00 vanaf 26 oktober 2007 tot 16 november 2007;
. over € 101.825,00 vanaf 16 november 2007;
. over € 61.000,00 vanaf 7 november 2007;
. over €. 10.000,00 vanaf 3 februari 2008.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 173.607,00 (zegge: eenhonderddrieënzeventigduizend zeshonderdzeven euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 137 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 173.607,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [adres 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 241.154,50 (zegge: tweehonderdtweeenvijftigduizend negenhonderd tweeentwintig euro en vijftig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 241.154,50 (zegge: tweehonderdtweeenvijftigduizend negenhonderd tweeentwintig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 191 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 241.154,50 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [adres 3], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 13.425,00 (zegge: dertienduizend vierhonderdvijfentwintig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 13.425,00 (zegge: dertienduizend vierhonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 13.425,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4], d.t.v. [gemachtigde], wonende te [adres 4], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 32.989,37 (zegge: tweeëndertigduizend negenhonderdnegenentachtig euro en zevenendertig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 32.989,37 (zegge: tweeëndertigduizend negenhonderdnegenentachtig euro en zevenendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 32.989,37 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. Y. Huizing, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juni 2009.