ECLI:NL:RBLEE:2009:BI9649
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verlenging van machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg voor meerderjarige met gedragsstoornis
In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juni 2009 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die op 23 juni 2009 meerderjarig zou worden, in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter had eerder op 10 april 2009 een machtiging verleend voor plaatsing in een gesloten setting, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die lijdt aan een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tijdens de zitting op 17 juni 2009 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de vader, de minderjarige zelf en de advocaat. De stichting Bureau Jeugdzorg Friesland verzocht om verlenging van de machtiging, omdat de minderjarige niet openstond voor hulpverlening en er zorgen waren over zijn gedrag, waaronder grensoverschrijdend gedrag en een preoccupatie met geweld.
De kinderrechter overwoog dat de minderjarige pas kort voor zijn 18e verjaardag was geplaatst in de gesloten jeugdzorg en dat er nog geen gerichte behandeling had plaatsgevonden. De kinderrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de minderjarige na zijn 18e jaar in de gesloten jeugdzorg zou blijven. De vrijheidsontneming was niet proportioneel en er waren alternatieven beschikbaar, zoals een BOPZ-plaatsing. De kinderrechter wees het verzoek van de stichting af, met de overweging dat de behandeling van de minderjarige nog niet was opgestart en dat er geen redelijke verwachting was van een korte overbruggingsperiode naar een vervolgtraject.
De beslissing van de kinderrechter was dat het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg werd afgewezen, omdat niet voldaan was aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De kinderrechter benadrukte dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmerd werd door zijn gedragsproblemen, maar dat de huidige situatie niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor voortzetting van de plaatsing.