ECLI:NL:RBLEE:2009:BI9649

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96986 / FJ RK 09-521
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg voor meerderjarige met gedragsstoornis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juni 2009 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die op 23 juni 2009 meerderjarig zou worden, in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter had eerder op 10 april 2009 een machtiging verleend voor plaatsing in een gesloten setting, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die lijdt aan een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tijdens de zitting op 17 juni 2009 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de vader, de minderjarige zelf en de advocaat. De stichting Bureau Jeugdzorg Friesland verzocht om verlenging van de machtiging, omdat de minderjarige niet openstond voor hulpverlening en er zorgen waren over zijn gedrag, waaronder grensoverschrijdend gedrag en een preoccupatie met geweld.

De kinderrechter overwoog dat de minderjarige pas kort voor zijn 18e verjaardag was geplaatst in de gesloten jeugdzorg en dat er nog geen gerichte behandeling had plaatsgevonden. De kinderrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de minderjarige na zijn 18e jaar in de gesloten jeugdzorg zou blijven. De vrijheidsontneming was niet proportioneel en er waren alternatieven beschikbaar, zoals een BOPZ-plaatsing. De kinderrechter wees het verzoek van de stichting af, met de overweging dat de behandeling van de minderjarige nog niet was opgestart en dat er geen redelijke verwachting was van een korte overbruggingsperiode naar een vervolgtraject.

De beslissing van de kinderrechter was dat het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg werd afgewezen, omdat niet voldaan was aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De kinderrechter benadrukte dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmerd werd door zijn gedragsproblemen, maar dat de huidige situatie niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor voortzetting van de plaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
clusternummer: 7782
zaak-/rekestnummer: 96986 / FJ RK 09-521
beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg d.d. 22 juni 2009
inzake
de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op 23 juni 1991 in de gemeente Dongeradeel,
vader: [naam vader],
moeder: [naam moeder],
gezag: ouders.
Procesverloop
In het belang van de verzorging en opvoeding heeft de kinderrechter met ingang van 10 april 2009 machtiging verleend tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
De Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (hierna: de stichting) heeft op de in haar verzoekschrift gestelde gronden verzocht een verlenging van de machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg af te geven. Daarbij heeft zij overgelegd de evaluatie en het plan van aanpak, alsmede de verklaring van de gedragswetenschapper.
Na binnenkomst van het verzoek heeft de kinderrechter de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden last gegeven een raadsman aan de minderjarige toe te voegen.
Op 17 juni 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij:
namens de stichting: mevrouw S. Polak, jurist, mevrouw K. Hamersma, gedragswetenschapper, en A. van der Kamp, casemanager,
de heer [naam vader], vader,
[minderjarige], de minderjarige, en
mr. B.G. Kooi, advocaat van de minderjarige.
Na afloop van de zitting is op 17 juni 2009 ter griffie van de rechtbank per fax het indicatiebesluit van 2 april 2009 binnengekomen.
Op 19 juni 2009 is ter griffie van de rechtbank per fax de reactie van mr. Kooi binnengekomen.
Motivering
De stichting verzoekt verlenging van de machtiging voor plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor zes maanden met ingang van 23 juni 2009, de dag waarop [minderjarige] meerderjarig wordt. Er is bij [minderjarige] sprake van een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, richting een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis.
[minderjarige] laat op alle leefgebieden grensoverschrijdend gedrag zien. Pas sinds zijn verblijf in De Wilster, sinds 13 maart 2009, kon een begin worden gemaakt met de noodzakelijk geachte behandeling. De afgelopen twee maanden waren onvoldoende om een diagnose te stellen en behandeling af te ronden. Gezien de zorgen die er zijn rondom de persoonlijkheidsontwikkeling, de gedragsproblemen en het middelengebruik is het essentieel dat [minderjarige] ook na zijn 18e jaar behandeling volgt. [minderjarige] staat niet open voor welke vorm van hulpverlening dan ook. Het is dan ook noodzakelijk dat de hulpverlening binnen een accommodatie voor gesloten jeugdzorg plaatsvindt, ter overbrugging naar eventueel meer passende voorzieningen voor meerderjarigen in de toekomst. Vrijheidsbeneming staat in redelijke verhouding tot het daarmee te dienen doel, namelijk het voorkomen van levensbedreigende situaties. Zo heeft [minderjarige] een preoccupatie met moorden en moordenaars, heeft hij aangegeven zelf te willen weten hoe het voelt om iemand te vermoorden, heeft hij verklaard dat hij met zijn ouders en broer niets meer te maken wil hebben en dat hij ze de dood toewenst.
Tenslotte is nog opgemerkt dat in het algemeen de meningen verdeeld zijn over welke behandeling het beste past bij psychiatrische problematiek als die van [minderjarige]. Het is ofwel plaatsing in een orthopedagogische groepssetting in combinatie met psychiatrische behandeling ofwel plaatsing in een psychiatrische setting. Bij [minderjarige] is gekozen voor de eerstgenoemde mogelijkheid. Gekeken moet worden of deze wijze van behandeling aanslaat.
Vader heeft - ook namens moeder - verklaard in te stemmen met het verblijf van [minderjarige] in een gesloten setting. Ouders vinden het belangrijk dat hun zoon een goede behandeling krijgt. Als dat in een gesloten setting moet zijn, dan het liefst natuurlijk zo kort mogelijk.
[minderjarige] heeft verklaard het niet eens te zijn met plaatsing en behandeling in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Hij heeft wel het idee dat hij hulp kan gebruiken, maar wil dit alleen ambulant. Hij heeft in dit verband toestemming gegeven om de informatie die bij Praktijk Buitenpost, Centrum voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg, over hem aanwezig is, aan zijn moeder (en anderen) te verstrekken. Moeder is namelijk bezig om een ander hulpverleningstraject op te starten (opname met een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ).
Zijn advocaat heeft naar voren gebracht dat behandeling nog niet (echt) van de grond is gekomen, terwijl dit wel afgesproken was op de zitting op 20 maart jl. Bovendien is nog onduidelijk wat precies de inhoud van de behandeling zal zijn. Dat bij [minderjarige] sprake is van een psychiatrische stoornis, is duidelijk, maar het is de vraag of ook sprake is van een gedragsstoornis. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat [minderjarige] ook na zijn 18e jaar geplaatst blijft in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Evenmin is een dergelijk verblijf noodzakelijk, gelet op de mogelijke BOPZ-plaatsing. De advocaat verzoekt afwijzing van het verzoek.
Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt de kinderrechter als volgt.
De kinderrechter is van oordeel dat is gebleken dat bij [minderjarige] sprake lijkt te zijn van een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, richting een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Gelet op deze problemen en de omstandigheden is het verzoek van de stichting begrijpelijk en zeer gerechtvaardigd. Ook de kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige].
Naar het oordeel van de kinderrechter volgt evenwel uit de wet, de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie dat artikel 29a, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) (het afgeven van een machtiging gesloten jeugdzorg voor 18-plussers) buiten toepassing moet worden gelaten, behoudens zeer bijzondere gevallen. Zo moet onder meer sprake zijn van bijzondere omstandigheden, de jeugdige moet al behandeld worden en er moet sprake zijn van overgang naar een ander verblijf.
De omstandigheden in het geval van [minderjarige] zijn in zoverre bijzonder dat [minderjarige] in verband met zijn problemen pas op 13 maart jl., dus 3 maanden voor zijn 18e verjaardag, is geplaatst in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg en dat de afgelopen periode vooral is benut om de problematiek van [minderjarige] in kaart te brengen en een eventueel behandelplan op te stellen. Dat is, zoals hierna ook nog zal blijken, slechts ten dele gelukt.
Ten aanzien van de behandeling van [minderjarige] is gebleken dat er een kinderpsychiatrisch consult heeft plaatsgevonden, maar dat psychiatrische behandeling nog niet is opgestart. Op 11 juni jl. vond een intake-gesprek bij Accare plaats en zijn behandelgesprekken gepland. Overigens vindt binnen Het Poortje wel de (algemene) groepsbehandeling door de aldaar werkzame gedragswetenschapper plaats. Naar het oordeel van de kinderrechter betekent dit dat niet gezegd kan worden dat van een gerichte behandeling van [minderjarige] al sprake is.
Tenslotte overweegt de kinderrechter dat de vrijheidsontneming na het bereiken van de
18-jarige leeftijd proportioneel en subsidiair moet zijn: de vrijheidsontneming moet in een redelijke verhouding staan tot het doel dat ermee wordt gediend en er is geen redelijk alternatief. Behalve dat men in het geval van [minderjarige] wil starten met de psychiatrische behandeling bij Accare, is verder onbekend wat het mogelijke vervolgtraject voor [minderjarige] is. Het is zelfs zo dat er nog meer helderheid moet ontstaan over aard en functie van het gedragsmatig en sociaal emotioneel functioneren van [minderjarige], mede gerelateerd aan de veiligheid van [minderjarige] en die van zijn omgeving, alsmede dat er meer duidelijkheid moet komen over de ontwikkeling van zijn persoonlijkheidsfactoren en de problemen die daaraan zijn gekoppeld. Dat sprake is van slechts een korte overbruggingsperiode naar een vervolgtraject is naar het oordeel van de kinderrechter dan ook niet gebleken. Bovendien lijkt met een plaatsing in een psychiatrische setting (BOPZ-traject) een alternatief voorhanden te zijn.
Samenvattend is de kinderrechter van oordeel dat, voor zover al gesproken kan worden van een voortzetting van de behandeling na het bereiken van de 18-jarige leeftijd, nu immers de behandeling nog niet echt een aanvang heeft genomen, een voortzetting van het verblijf in een gesloten accommodatie niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, nu geen sprake is van slechts een korte overbruggingsperiode naar een vervolgtraject en een ander alternatief voorhanden lijkt te zijn. Dit betekent dat het verzoek moet worden afgewezen.
Gelet hierop kan de beoordeling van de vraag of voor het overige is voldaan aan de voorwaarden voor de verzochte machtiging achterwege blijven. Hierbij wordt met name gedoeld op de onderliggende indicatiebesluiten.
Beslissing
De kinderrechter:
wijst af het verzoek om een machtiging tot plaatsing van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op 23 juni 1991 in de gemeente Dongeradeel in accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van 23 juni 2009.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.S. van der Kuijl, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
(fn: 512)