2.10 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, (pag 452-466) onder meer inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik schat dat het omstreeks 23:30 uur was toen ik het café [naam ] heb verlaten. Ik was niet van plan om er nachtwerk van de maken.
V: Waar ben je toen heen gegaan?
A: Ik ben toen naar [plaats 1] gereden. Ik reed nog steeds in mijn Renault. Ik wilde naar huis. Ik wilde slapen.
V: Wat was de route die je reed?
A: Ik ga er in eerste instantie vanuit dat ik via Surhuisterveen naar [plaats 1] ben gereden. Dat lijkt mij het meest logische. Ik weet dat echter niet zeker. Ik begrijp van u dat u hier ook met de kroeghouder [naam] over hebt gesproken. [naam] is in mijn ogen wel een eerlijk en betrouwbaar persoon. Ik ga er niet vanuit dat [naam] tegen mij en tegen de politie de waarheid niet spreekt. Als [naam] zegt dat ik vanuit het café links af ben gereden in de richting van de rotonde van [straatnaam] dan zal dat wel zo zijn.
V: Hoe ben je naar het adres [adres] gereden?
A: Ik ben volgens mij via het dorp [plaats 1] gekomen. Ik weet mij nog te herinneren dat ik toen ik de eerste keer bij het huis van [slachtoffer 2] aan de [adres] langsreed het huis van [slachtoffer 2] vanuit mijn positie gezien aan de rechterkant stond. Toen ik voor de woning van [slachtoffer 2] langsreed zag ik dat onze auto, de Peugeot 206, bij [slachtoffer 2] op de oprit stond. De auto van [slachtoffer 2], een Audi A6, stond daar nog voor geparkeerd.
Ik zag dat er bij [slachtoffer 2] in huis licht brandde. De rolgordijnen waren naar beneden. Ik werd des duivels. De middag daarvoor had ik nog met [slachtoffer 3] gesproken. Ik heb haar toen gevraagd of ze ook al weer contact had gehad met [slachtoffer 2]. Ze zei dat ze alleen met de kinderen verder wilde en dat ze geen contact meer met [slachtoffer 2] had.
Ik werd gek. Er knapte iets in mij. Ik vond het vreemd. Ik dacht: '[slachtoffer 3] zei tegen mij dat ze geen contact had met [slachtoffer 2] en nu liggen zal al samen in bed'. Het was mij tot op dat moment nog nooit eerder opgevallen dat de auto van [slachtoffer 3] bij [slachtoffer 2] op het erf stond. Ik kon niet zien dat er personen daar in huis zaten
Ik ben naar huis gereden. Wanneer u mij vraagt waarom ik niet meteen naar de woning van [slachtoffer 2] ben gegaan dan kan ik daar geen antwoord op geven. Ik ben naar huis gereden.
Volgens mij ben ik toen eerst mijn woning binnen gegaan en heb vanuit de woning een sleutel van de loods gepakt. Ik ben vervolgens de loods binnen gegaan en heb het pistool van de spant afgepakt. De patronen waren er ook bij. Ik moest de trap op om het vuurwapen te pakken. Wanneer u mij vraagt wat ik dacht toen ik het wapen pakte, dan kan ik u vertellen dat ik dat niet weet.
Ik ben toen in de auto gaan zitten en heb het wapen geladen. Ik weet niet meer of ik dit van de zogenaamde strippen heb gedaan of dat ik ze er los stuk voor stuk in heb gedrukt. Het geladen vuurwapen heb ik op de passagierszitting neergelegd. De resterende munitie zal in de plastic zak achtergebleven zijn.
Ik had de Renault op de oprit geparkeerd toen ik het vuurwapen op heb gehaald. Ik ga ervan uit dat ik de motor heb afgezet. De huissleutel zit namelijk aan dezelfde bos.
Toen ik het wapen al in de auto had neergelegd ben ik de loods weer naar binnen gegaan. Ik heb toen een grote voorhamer gepakt. Dit is een vrij zware hamer met een stok van een lengte van ongeveer 1 meter. Deze hamer heb ik bewust meegenomen. Met deze hamer wilde ik mij de toegang tot de woning van [slachtoffer 2] verschaffen. Ik heb het vuurwapen meegenomen om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] bang te maken. Waneer u mij vraagt waarom ik het vuurwapen dan had geladen dan kan ik u zeggen dat ik dat niet weet. Volgens mij heb ik het vuurwapen doorgeladen op het moment dat ik op de oprit van de woning van [slachtoffer 2] was.
U vraagt mij of ik ook nog iets anders heb gedaan in de tijd tussen dat ik de eerste keer over [adres] reed en het moment dat ik daar later weer naartoe ben gegaan.
Dit klopt. Ik heb [slachtoffer 3] gebeld. Ik belde met mijn mobiele toestel. Ik weet nog dat [slachtoffer 3] de telefoon op nam. Ik vroeg haar: ''Was het lekker?''. [slachtoffer 3] zei: 'Ik weet het niet.' Ik had wel het idee dat [slachtoffer 3] wel door had dat dit op seks sloeg wat zij mogelijk met [slachtoffer 2] gehad zou hebben. Ik weet nog dat ik op het moment dat ik belde net thuis was en vlak voor het moment dat ik de loods binnen stapte. Het was in ieder geval nog voor het moment dat ik het pistool pakte. Het telefonisch contact dat ik met [slachtoffer 3] had, was een spontane reactie van mij. Ik ben hierna met de Renault weer naar de [adres] gereden. Ik had de voorhamer ook in de auto binnen handbereik neergelegd.
V: Waar heb je de auto geparkeerd?
A: Ik ben via de [adres] gereden. De Peugeot stond nog bij [slachtoffer 2] op de oprit. Ik ben het huis van [slachtoffer 2] voorbij gereden en ben links afgeslagen. In deze straat heb ik de auto aan de linkerkant van de rijbaan geparkeerd. Ik ben uitgestapt en ben met de voorhamer en het pistool naar de woning van [slachtoffer 2] gelopen. Ik had nog steeds dezelfde kleding aan. Ik droeg dus nog mijn fleecejas en pet.
V: Wat zag je toen je aankwam op de [adres] te [plaats 1]?
A: Ik ben het huis voorbij gelopen en ben de oprit opgelopen. De voordeur zit aan de zijkant van het huis. Ik zag dat er nog licht in de woning brandde. Ik denk dat ik niet heb aangebeld. ik ben meteen met de voorhamer op de deur gaan beuken.
V: Waarmee heb je op de deur en ramen geslagen?
A: Ik heb met de voorhamer op de deur gebeukt. Dit is een zware hamer en ik heb hem dan ook ongetwijfeld met beide handen vastgehad toen ik tegen die deur beukte. Ik weet niet meer hoe vaak ik met de voorhamer op deze voordeur heb geslagen. Volgens mij draait deze voordeur normaal gesproken van binnen naar buiten open en daarom lukte het mij niet om de deur open te slaan.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] kwamen de hal binnen lopen. Het licht in de hal brandde. Ik weet niet of er ook een buitenlamp bij de voordeur brandde.
V: Wie van de beiden zag je als eerst?
A: Ik zag [slachtoffer 3] als eerst. [slachtoffer 2] kwam net even later de hal binnen lopen. Ik zag dit door een raam wat naast de voordeur is gesitueerd. Ik zag dat [slachtoffer 3] op het moment dat zij de hal binnenliep haar truitje nog naar beneden trok.
V: Wat dacht je toen?
A: ik dacht die moesten zich eerst nog aankleden. Dit schoot mij door het hoofd. Ze zullen misschien wel iets gezegd of geroepen hebben, maar dat weet ik mij niet te herinneren.
V:Wat heb je vervolgens gedaan?
A: Ik heb mijn pistool gepakt. Volgens mij had ik het pistool in mijn zak van de fleecejas gestopt. De hamer zal ik daar hebben achtergelaten. Ik weet wel dat ik later, toen ik in [plaats] bij [slachtoffer 1] naar binnen ben gegaan, geen gebruik heb gemaakt van mijn voorhamer.
Ik heb hoogstwaarschijnlijk het pistool doorgeladen meteen nadat ik het uit mijn fleecejas had gepakt. Ik bevond mij toen voor de voordeur van de woning van [slachtoffer 2]. Ik heb toen een kogel door het raam naast de voordeur geschoten. Dit betreft een lang staand raam aan de rechterzijde van de voordeur. Het raam ging kapot. ik heb met mijn handen de restanten van het glas verwijderd. Hierna ben ik door dit kapotte raam de woning binnen gegaan. Ik hoorde toen dat [slachtoffer 2] riep: 'ik ben in mijn voet geschoten'
Toen [slachtoffer 2] riep dat hij in de voet was geschoten had ik nog maar een schot gelost. Waarschijnlijk is [slachtoffer 2] dus geraakt door de kogel waarmee ik het raam naast de voordeur van zijn woning kapot had geschoten. Ik was op dat moment in de hal van de woning van [slachtoffer 2]. Ik ben toen naar de kamer doorgelopen. Ik ben in de woonkamer geweest, want ik weet nog dat ik de bank in de kamer heb zien staan.
V: Wat is er over en weer allemaal gezegd?
A: Ik weet nog dat [slachtoffer 2] zei dat hij in zijn poot was geschoten. Ook weet ik nog dat [slachtoffer 2] tegen mij zei: 'Nu heb ik mijn nocht'. [slachtoffer 2] pakte mij vast. Ik weet niet meer waar hij mij vastpakte. Dit is in de kamer gebeurd in de buurt van de kast die daar staat. Ook weet ik nog dat [slachtoffer 2] op enig moment op de grond lag. Volgens mij was dit in de kamer. Als u mij vraagt hoe [slachtoffer 2] daar terecht is gekomen, dan kan ik u zeggen dat ik dat niet weet. Toen [slachtoffer 2] op de grond lag heb ik op hem geschoten.
V: Hoe heb je op [slachtoffer 2] geschoten?
A: Ik stond naast [slachtoffer 2]. Hij lag op de grond.
V: Waar heb je hem geraakt.
A: Ik richtte het pistool op [slachtoffer 2] zijn hoofd. Ik heb vervolgens de trekker van mijn pistool overgehaald. Het pistool bevond zich dus op zeer geringe afstand van [slachtoffer 2] zijn hoofd. Ik weet niet of ik daarbij ook nog iets tegen [slachtoffer 2] heb gezegd. Ook weet ik niet meer of [slachtoffer 2] ook nog iets tegen mij heeft gezegd. Ik weet mij ook niet te herinneren dat het wapen knalde en dus ook goed functioneerde. Ik ga daar wel vanuit want vlak daarvoor schoot ik er ook mee door het raam.
V: Wat zag je toen?
A: Ik zag dat [slachtoffer 3] toen bij de trap lag. Ik zal haar daarvoor waarschijnlijk al met een kogel hebben geraakt. Ik weet niet waar ik [slachtoffer 3] geraakt heb. Ze lag op de grond dus ik ga er van uit dat ik [slachtoffer 3] heb aangeschoten. Ik weet niet hoe vaak ik op [slachtoffer 3] heb geschoten en hoe vaak ik haar geraakt heb.
V: Hoe vaak heb je op [slachtoffer 2] geschoten?
A: Eén in zijn poot en één in het hoofd. Dat weet ik zeker.
V: Waarom ging je op weg naar [slachtoffer 1].
A: Ik was van plan om dat mens ook aan te schieten. Ik noem haar dit mens, omdat ik het idee heb dat [slachtoffer 1] er deels verantwoordelijk voor is dat het huwelijk tussen mij en [slachtoffer 3] op de klippen is gelopen. [slachtoffer 1] heeft naar mijn idee 'reclame' voor [slachtoffer 2] gemaakt bij [slachtoffer 3]. Ik heb geen goede ervaringen met [slachtoffer 1]. Eigenlijk heb ik helemaal geen ervaringen met haar en heb ik dit mij zelf ingeprent. Ik voelde helemaal niets voor [slachtoffer 1].
V: Waar ben je langsgereden?
A: Ik weet niet meer precies waar ik langs ben gereden. Ik weet nog wel dat ik als een gek heb gereden. Ik kan er dan in vijf minuten zijn geweest.
V: Wat voor handelingen heb je nog met het pistool gedaan?
A: In [plaats] heb ik de auto ergens aan de kant gezet. Ik heb het pistool toen gepakt en bijgeladen.
V: Waar heb je je auto geparkeerd?
Ik heb de auto geparkeerd op [straatnaam]. Even verder als haar woning. Ik zag haar auto bij de woning staan. Ik weet dat [slachtoffer 1] in het bezit was van een zwarte Volkswagen Golf met een cijfercombinatie 13 in het kenteken.
V: Hoe wist je waar zij woonde?
A: Het adres stond bij ons thuis op een kaartje. Hier stond het adres [adres].
V: Hoe ben je naar de woning gelopen?
A: Mijn auto stond voor de woning van de buren van [slachtoffer 1]. Ik ben meteen naar de zijkant van haar woning gelopen. Daar zit volgens mij de voordeur van haar woning. Dit was aan de zijde van de woning waar de auto stond geparkeerd.
V: Wat zag je toen je bij de woning aankwam?
A: Haar auto stond daar onder de carport geparkeerd. Ik weet niet zeker maar ik denk dat er een buitenlamp brandde. In de woning brandde geen licht. Ik heb niet op het huisnummer gelet. Ik ging er vanuit dat [slachtoffer 1] wel thuis was. De auto was thuis.
V: Wat heb je vervolgens gedaan?
A: Ik heb voor de deur gestaan. Ik had het pistool bij mij omdat ik haar ook wat aan wilde doen. Ik heb daar bij de woning van [slachtoffer 1] aangebeld. Ik denk dat [slachtoffer 1] dit gehoord heeft want ik hoorde op een gegeven moment dat zij iets riep. Ik zag haar echter niet.
V: Hoe ben je binnen gekomen?
A: Ik heb hier ook een raam ingeschoten. Volgens mij het raam rechts naast de voordeur. Ik ben rechtshandig. Door het schot raakte de ruit kapot en sloeg gedeeltelijk uit het kozijn. De rest van het glas heb ik er met mijn handen uitgeslagen.
V: Wanneer zag je [slachtoffer 1] voor het eerst?
A: Toen ze boven uit een raam hing. Ik zag toen volgens mij alleen haar benen nog.
V: Wat heb je gedaan nadat je binnen bent gekomen?
A: Ik ben naar boven gegaan. De trap zit volgens mij tegenover de voordeur. Ik ben op het geluid afgegaan. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] boven was.
V: Wat hoorde je?
A: Ik hoorde [slachtoffer 1]. Ik hoorde haar wel schreeuwen maar ik weet niet wat ze hierbij zei.
V: Waarom ben je naar boven gegaan?
A: Omdat [slachtoffer 1] daar ook was.
V: Waar was [slachtoffer 1] op dat moment?
A: Volgens mij was ze bezig om uit het raam te klimmen. Dit raam zat volgens mij op de overloop. De trap is rechts en het raam waar [slachtoffer 1] doorheen probeerde te klimmen zat daar volgens mij vlakbij.
V: Waarom denk jij dat [slachtoffer 1] uit het raam klom?
A: Ze zal wel angstig zijn geweest. Ze heeft ongetwijfeld het schot door het raam gehoord.
A: Waar bevond [slachtoffer 1] zich toen jij voor het eerst op haar schoot?
A: [slachtoffer 1] was al door het raam geklommen. Ze stond op het dak. Ik weet nog dat er een scheef gedeelte was. Ik heb toen op [slachtoffer 1] geschoten. Ik zag [slachtoffer 1] staan. Ik schoot dus door het openstaande raam op [slachtoffer 1]. Ik stond aan de binnenzijde voor het geopende raam. [slachtoffer 1] stond vlakbij aan de buitenkant. Ik denk dat [slachtoffer 1] ongeveer vanuit mijn positie gezien 1 meter links van het raam stond. Ik heb twee keer op [slachtoffer 1] geschoten.
V: Waarom schoot je nog een keer?
A: Dat weet ik niet. Ik heb twee keer geschoten maar voor hetzelfde geld had ik één of drie keer op [slachtoffer 1] geschoten.
Ik heb twee keer in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] geschoten. Ik heb ook daadwerkelijk twee kogels op haar afgevuurd. Ik heb twee knallen gehoord.
Ik heb twee keer op [slachtoffer 1] geschoten en ben daar weer weggegaan.