zaaknummer / rolnummer: 96281/ KG ZA 09-117
Vonnis in kort geding van 27 mei 2009
het openbaar lichaam
DE GEMEENTE SNEEK,
zetelend te Sneek,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. W. van Bottenburg, kantoorhoudende te Sneek,
de besloten vennootschap
PROJECTONTWIKKELING FRIESLAND B.V.,
gevestigd te Joure,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. O.A. van Oorschot, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna "de gemeente Sneek" en "PF" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De gemeente Sneek heeft PF in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 13 mei 2009.
1.2. De gemeente Sneek heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden en na wijziging van eis gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad opheft:
I. de ten laste van de gemeente Sneek op 11 maart en 14 maart 2009 door PF gelegde executoriale derdenbeslagen onder N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en ING Bank;
II. het op 7 mei 2009 ten laste van de gemeente Sneek gelegde executoriale beslag op alle in het kantoorpand aan de Marktstraat 15 te Sneek en in de aanliggende (kantoor)panden aanwezige inboedelzaken, zoals vermeld in de door één van de deurwaarders gewaarmerkte en aan het proces-verbaal van beslaglegging gehechte bijlage, voor zover deze inboedelzaken aan de gemeente Sneek toebehoren,
met veroordeling van PF in de kosten van het geding.
1.3. Ter terechtzitting hebben partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de advocaat van PF gebruik heeft gemaakt van pleitnotities en waarbij PF heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de gemeente Sneek, met veroordeling van de gemeente Sneek in de kosten van het geding. Voorts heeft PF op de daarbij vermelde gronden in reconventie gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. de gemeente Sneek gebiedt binnen 48 uur na het in deze zaak te wijzen vonnis per faxbericht aan de ING Bank te Leeuwarden (058-2340032), afdeling rechtspositie rekeninghouders, alsmede aan de Bank Nederlandse Gemeenten te Den Haag (070-3454743 t.a.v. mr. D.H. de Vries), te berichten dat zij zich niet langer verzet tegen de executie van het onherroepelijke vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw te Utrecht van 2 december 2008, en dat de ING Bank en de Bank Nederlandse Gemeenten de inbeslaggenomen gelden ten bedrage van € 615.660,13 dienen uit te betalen op de derdenrekening van mr. O.A. van Oorschot met nummer 54.00.69.329 t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Van Oorschot Advocaten te Leeuwarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- per dag dat de gemeente Sneek in weerwil van dit gebod handelt;
B. de gemeente Sneek verbiedt om na betaling door de ING Bank en de Bank Nederlandse Gemeenten onder Stichting Beheer Derdengelden Van Oorschot Advocaten conservatoir beslag te doen leggen althans onder enig vermogensbestanddeel van PF, dit in het kader van de beweerdelijke vordering van de gemeente Sneek zoals gepresenteerd in het verzoekschrift tot eigenbeslag van 26 maart 2009 ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 750.000,-, indien de gemeente Sneek in weerwil van dit verbod handelt, althans een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
C. de gemeente Sneek veroordeelt in de kosten van het geding.
1.4. De gemeente Sneek heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
1.5. Partijen hebben producties overgelegd.
1.6. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
In dit kort geding zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. De gemeente Sneek en PF zijn bij een intentieovereenkomst van 10 januari 1995 en een samenwerkingsovereenkomst van 14 juli 1995 overeengekomen dat de gemeente Sneek op kosten van PF onder meer werkzaamheden zou verrichten ten behoeve van de ontwikkeling van het watergebonden bedrijventerrein 't Ges te Sneek. Tevens is overeengekomen dat de betrokkenheid van de gemeente Sneek bij de exploitatie van het bedrijventerrein budgettair-neutraal zou geschieden en dat de gemeente Sneek zich maximaal zou inspannen om de in de exploitatieopzet gecalculeerde subsidies ten behoeve van de infrastructuur te verwerven. Volgens een exploitatieovereenkomst van 22 augustus 1994 zou de exploitatie voor de gemeente Sneek budgettair-neutraal verlopen indien in totaal f 3.270.000,- aan subsidies zou worden toegekend. Deze subsidies zouden aan PF moeten worden doorbetaald. Uiteindelijk zijn de exploitatiekosten tot een bedrag vanf 3.000.000,- subsidiabel gebleken en heeft de gemeente Sneek besloten om een bedrag van f 270.000,- voor eigen rekening te nemen.
2.2. Over de definitieve toekenning van een gedeelte van de subsidies zijn problemen ontstaan (er werd uiteindelijk voor een bedrag van f 750.000,- aan subsidies niet toegekend). Een gedeelte van dit bedrag heeft de gemeente Sneek daarom niet aan PF doorbetaald. Het niet doorbetaalde bedrag betreft € 314.231,22 inclusief BTW.
2.3. De gemeente Sneek heeft bij verzoekschrift van 18 januari 2006 een procedure tegen PF aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw. In deze procedure hebben partijen in conventie en reconventie over en weer een aantal vorderingen ingesteld.
2.4. Bij -uitvoerbaar bij voorraad verklaard- scheidsrechterlijk vonnis van 2 december 2008 heeft de Raad van Arbitrage in reconventie de gemeente Sneek veroordeeld om aan PF wegens niet doorbetaalde subsidies te betalen een bedrag van € 324.895,06, vermeerderd met wettelijke rente. In conventie zijn twee vorderingen van de gemeente Sneek van
€ 133.297,94 inclusief BTW en € 85.662,59 afgewezen. Iedere verdere beslissing in conventie en reconventie is aangehouden. Tegen het scheidsrechterlijk vonnis is geen hoger beroep mogelijk.
2.5. Bij nadere memorie na tussenvonnis d.d. 6 februari 2009 heeft de gemeente Sneek in conventie haar eis vermeerderd met bedragen van € 68.360,13 en € 143.961,77.
2.6. Aangezien de gemeente Sneek het door de Raad van Arbitrage voor de Bouw toegewezen bedrag niet voldeed, is door PF aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof tot tenuitvoerlegging van voornoemd scheidsrechterlijk vonnis gevraagd. Dit verlof is op 27 februari 2009 verleend.
2.7. Hierna is PF is tot tenuitvoerlegging van het scheidsrechterlijk vonnis overgegaan. Daartoe heeft zij op 11 respectievelijk 14 maart 2009 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank en de Bank Nederlandse Gemeenten, op alle gelden, geldswaarden en/of goederen die deze banken verschuldigd mochten zijn of worden aan, dan wel onder berusting hebben van de gemeente Sneek. Voorts zijn op 11 maart 2009 een aantal aan de gemeente Sneek toebehorende onroerende zaken in executoriaal beslag genomen.
Ten slotte heeft PF op 7 mei 2009 in executoriaal beslag genomen alle in het kantoorpand aan de Marktstraat 15 te Sneek en in de aanliggende (kantoor)panden aanwezige inboedelzaken, zoals vermeld in de door één van de beslagleggende deurwaarders gewaarmerkte en aan het proces-verbaal van beslagleggig gehechte bijlage.
2.8. De gemeente Sneek heeft op 26 maart 2009 een verzoekschrift tot beslaglegging ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank, waarbij zij heeft verzocht haar vordering op PF, ten bedrage van € 360.065,46, te begroten op € 432.000,-, en waarbij verlof is gevraagd om ter verzekering van verhaal van deze vordering onder zichzelf conservatoir beslag te doen leggen. Nadat partijen hadden bericht dat aan een ter mondelinge behandeling van 8 april 2009 getroffen schikking geen uitvoering zal worden gegeven, heeft de voorzieningenrechter bij beschikking van 17 april 2009 het gevraagde verlof geweigerd, daartoe overwegende:
"Gelet op de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter terechtzitting van 8 april 2009 is de voorzieningenrechter van oordeel dat na summier onderzoek niet is gebleken van een in dit kader genoegzaam onderbouwde vordering die de gemeente Sneek op Projectontwikkeling Friesland BV zou hebben. Het is reeds om deze reden dat het gevraagde verlof moet worden geweigerd."
2.9. Bij exploit van 21 april 2009 heeft de deurwaarder geconstateerd dat het op 11 maart 2009 gelegde executoriale beslag op onroerende zaken ten laste van de gemeente Sneek dient te worden opgeheven en heeft hij dit beslag waardeloos verklaard.
2.10. Bij faxbericht van 13 mei 2009 heeft de advocaat van PF de advocaat van de gemeente Sneek bericht dat PF onherroepelijk de executoriale beslagen opheft op de volgende goederen:
1. de ambtsketen zoals genoemd onder registratienummer I-001;
2. alle goederen zoals genoemd onder registratienummer M, zijnde meubels;
3. de goederen zoals genoemd onder N, zijnde vitrines;
4. de goederen onder W-058, zijnde vlaggen.
2.11. ING Bank heeft ingevolge het onder haar gelegde executoriale derdenbeslag een deelbetaling aan PF gedaan.
3. De standpunten van partijen
3.1. De gemeente Sneek legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de op de bankrekeningen en de inboedelgoederen van de gemeente Sneek gelegde executoriale beslagen in strijd zijn met artikel 436 Rv, dat beslag op goederen, bestemd voor de openbare dienst verbiedt. De gelden op de bankrekeningen van de gemeente Sneek bij de BNG en ING Bank en de in beslag genomen inboedelgoederen zijn bestemd voor het in stand houden en doen functioneren van de openbare dienst. Op de bankrekeningen staat uitsluitend gemeenschapsgeld en via deze rekeningen loopt al het gemeentelijke betalingsverkeer, bestaande uit het uitbetalen van uitkeringen, het uitbetalen van salarissen van gemeentepersoneel, het uitkeren van subsidies en het betalen van onderhoud van openbare voorzieningen. Ten aanzien van de inboedelgoederen geldt dat deze noodzakelijk zijn voor het functioneren van de openbare dienst. Indien deze goederen door de gemeente Sneek zouden worden verkocht, dan zal de opbrengst ervan worden besteed aan de openbare dienst. Daarmee vallen de inboedelgoederen eveneens onder het beslagverbod van artikel 436 Rv, aldus de gemeente Sneek.
3.2. PF stelt dat de gemeente Sneek onvoldoende belang toekomt bij een beroep op artikel 436 Rv. Daartoe voert PF aan dat de gemeente Sneek niet heeft aangetoond dat de beslagen gelden en inboedelgoederen noodzakelijk zijn voor een goed functioneren van haar openbare dienst. Door betaling van het resterende bedrag van ruim € 615.000,- aan PF wordt het functioneren van de gemeente bovendien op geen enkele wijze in gevaar gebracht. De gemeente Sneek is vermogend; aan reserves heeft zij - blijkens de programmabegroting 2009 - een bedrag van ruim € 61.000.000,- in kas en aan voorzieningen een bedrag van ruim € 12.000.000,-. De gemeente Sneek heeft een algemene reserve van € 7.600.000,-, waarop in 2009 een rentebijschrijving zal plaatsvinden van € 421.299,-, waardoor de algemene reserve nog verder zal toenemen. Voorts heeft de gemeente Sneek ten behoeve van het geschil met PF in haar begroting een voorziening van € 150.000,- getroffen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen wordt voldoende aanwezig geacht.
4.2. Ingevolge artikel 436 Rv mag geen beslag worden gelegd op goederen, bestemd voor de openbare dienst. Bij goederen bestemd voor de openbare dienst moet het gaan om goederen, zonder welke de openbare dienst niet goed kan functioneren. Tegen die achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of de beslagen bankrekeningen en inboedelgoederen van de gemeente Sneek als goederen bestemd voor de openbare dienst kunnen worden aangemerkt.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de inbeslaggenomen gelden op de door de gemeente Sneek bij de BNG en de ING Bank aangehouden bankrekeningen bestemd zijn voor de openbare dienst. Daarvoor is doorslaggevend dat de gemeente Sneek onbetwist heeft gesteld dat op deze rekeningen gemeenschapsgeld staat en dat via deze rekeningen al het gemeentelijke betalingsverkeer loopt, (onder meer) bestaande uit het uitbetalen van uitkeringen, het uitbetalen van salarissen van gemeentepersoneel, het uitkeren van subsidies en het betalen van onderhoud van openbare voorzieningen. Dergelijke betalingen vormen een essentieel onderdeel van de gemeentelijke taak en daarmee van de openbare dienst. Weliswaar is door PF gesteld dat de gemeente Sneek over voldoende reserves beschikt. Nu er beslag is gelegd op een bankrekening kunnen deze reserves niet worden geïndividualiseerd en treft het beslag ook de gelden die bestemd zijn voor de openbare dienst. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat de beslagen op bedoelde bankrekeningen zijn gelegd in strijd met het beslagverbod van artikel 436 Rv en dat daarom deze beslagen in beginsel dienen te worden opgeheven.
4.4. De gemeente Sneek is bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard scheidsrechterlijk vonnis, dat thans kennelijk ook onherroepelijk is, veroordeeld tot betaling aan PF. Hierop is exequatur verleend. Van een overheidslichaam als de gemeente Sneek mag worden verwacht dat zij een dergelijke uitspraak respecteert en naleeft, door spoedige betaling van het bedrag waartoe zij is veroordeeld. Uit de door de advocaat van PF overgelegde financiële stukken van de gemeente Sneek blijkt dat de gemeente Sneek over voldoende liquide middelen beschikt om aan de veroordeling te voldoen. Van betalingsonmacht aan de zijde van de gemeente Sneek kan dan ook niet worden gesproken. De gemeente heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat zij zelfs het door haar erkende bedrag – een bedrag van circa € 400.000,-- – niet aan PF wenst te voldoen. Een en ander kan enkel tot de conclusie leiden dat er sprake is van kennelijke betalingsonwil van de gemeente Sneek, hetgeen als onrechtmatig jegens PF moet worden beschouwd. Onder deze omstandigheden komt de gemeente Sneek naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen beroep toe op de beschermende werking van artikel 436 Rv. Die bescherming wordt immers alleen ingeroepen ter afwending van de nakoming van de betalingsverplichting jegens PF. Dat is naar voorlopig oordeel misbruik van recht. De gevraagde opheffing van de beslagen op de bankrekeningen bij ING Bank en BNG zal dan ook worden afgewezen. De openbare dienst behoeft niet gefrustreerd te worden: na betaling vervalt immers direct het beslag en dat is volledig in handen van de gemeente Sneek.
4.5. Ten aanzien van het beslag op de inboedelgoederen van de gemeente Sneek is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gemeente Sneek niet voldoende heeft onderbouwd dat de openbare dienst van de gemeente Sneek niet goed kan functioneren zonder deze inboedelgoederen. Van de gemeente Sneek – op wie de stelplicht en bewijslast ten aanzien van deze omstandigheid rust – had mogen worden verwacht dat zij ten aanzien van de specifieke inbeslaggenomen inboedelgoederen had aangegeven waarom deze goederen ieder voor zich voor de openbare dienst bestemd zouden zijn. De gemeente Sneek kan niet volstaan met de enkele stelling dat dit voor alle inbeslaggenomen inboedelgoederen geldt. Dit betekent dat voorshands onvoldoende gebleken is dat het beslag op de - na opheffing door PF nog resterende - inboedelgoederen in strijd is met het beslagverbod van artikel 436 Rv, zodat er thans geen grond is voor opheffing van dit beslag.
4.6. De gemeente Sneek zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
5. De standpunten van partijen
5.1. PF legt aan haar vorderingen in reconventie ten grondslag dat de gemeente Sneek onrechtmatig jegens haar handelt en misbruik van recht maakt, door in weerwil van het
- uitvoerbaar bij voorraad verklaarde en niet voor hoger beroep vatbare - scheidsrechterlijk vonnis niet tot betaling van het daarin aan PF toegewezen bedrag over te gaan. De gemeente Sneek heeft volgens PF geen enkele grond om niet mee te werken aan de tenuitvoerlegging van dit vonnis. Van een deugdelijke tegenvordering van de gemeente Sneek is tot dusver niet gebleken. De gemeente Sneek dient dan ook aan ING Bank en BNG mede te delen dat zij zich niet langer tegen de executie van het vonnis verzet en tevens dat deze banken de inbeslaggenomen geleden dienen uit te betalen op de derdenrekening van de advocaat van PF. Voorts dient het de gemeente Sneek verboden te worden om conservatoir beslag te leggen op deze derdenrekening, teneinde de tenuitvoerlegging niet nog verder te kunnen frustreren.
5.2. De gemeente Sneek stelt dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen harerzijds door niet aan het het scheidsrechterlijk vonnis te voldoen. Daartoe voert de gemeente Sneek aan dat zij nog een aantal vorderingen op PF heeft en dat wanneer de Raad van Arbitrage voor de Bouw deze vorderingen toewijst, de gemeente teveel betaald heeft aan PF, indien zij zou overgaan tot voldoening aan het scheidsrechterlijk vonnis. De gemeente Sneek moet dan maar zien dat zij het teveel betaalde bedrag terugkrijgt van PF. Gevreesd wordt dat een eventuele betaling aan PF een groot restitutierisico met zich brengt. Bovendien vordert PF tot twee maal toe betaling van dezelfde bedragen door de gemeente Sneek, zowel in dit kort geding als in de procedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw. De gemeente Sneek heeft het verder niet in haar macht of ING Bank en BNG al dan niet tot uitbetaling van de inbeslaggenomen gelden zullen overgaan. Ten slotte heeft PF geen belang bij het gevorderde beslagverbod, zolang er geen beslagverlof is verleend door de voorzieningenrechter.
6. De beoordeling van het geschil
6.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen wordt voldoende aanwezig geacht.
6.2. Nu het beslag op de bankrekeningen van de gemeente Sneek bij ING Bank en BNG gehandhaafd blijft, kan PF zich ter voldoening van het in het scheidsrechterlijk vonnis aan haar toegewezen bedrag op deze bankrekeningen verhalen. Tegen die achtergrond heeft zij thans geen belang bij het onder sub A van het petitum gevorderde.
6.3. PF heeft tevens gevorderd dat het de gemeente Sneek verboden wordt om na betaling door ING Bank en BNG conservatoir derdenbeslag te leggen op de derdenrekening van de advocaat van PF dan wel onder enig vermogensbestanddeel van PF, in het kader van de beweerdelijke vordering van de gemeente Sneek zoals gepresenteerd in haar verzoekschrift tot eigenbeslag van 26 maart 2009. Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 4.4. is overwogen, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand vast dat een dergelijk beslag onrechtmatig is. Dit geldt te meer nu voorshands op geen enkele wijze is gebleken van de deugdelijkheid van de door de gemeente Sneek gepretendeerde vorderingen op PF. Het gevorderde verbod zal dan ook worden toegewezen. PF heeft tevens oplegging van een dwangsom gevorderd voor het geval de gemeente Sneek het op te leggen verbod niet naleeft. Hoewel oplegging van een dwangsom aan overheidslichamen bepaald niet gebruikelijk is, omdat van een overheidslichaam mag worden verwacht dat zij (rechterlijke of arbitrale) uitspraken nakomt, acht de voorzieningenrechter gelet op de kennelijke onwil van de gemeente Sneek om aan het scheidsrechterlijk vonnis te voldoen, oplegging van een dwangsom gerechtvaardigd. Er zal daarom de hierna in het dictum te melden dwangsom aan de gemeente Sneek worden opgelegd, voor het geval zij het verbod tot het leggen van conservatoir beslag niet naleeft.
6.4. De gemeente Sneek moet als de in reconventie in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij worden aangemerkt. Zij zal daarom in de proceskosten aan de zijde van PF worden veroordeeld.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
weigert de gevraagde voorzieningen;
veroordeelt de gemeente Sneek in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van PF vastgesteld op een bedrag van € 262,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verbiedt de gemeente Sneek om na betaling door ING Bank en BNG onder Stichting Beheer Derdengelden Van Oorschot Advocaten conservatoir beslag te doen leggen althans onder enig vermogensbestanddeel van PF, dit in het kader van de beweerdelijke vordering van de gemeente Sneek zoals gepresenteerd in het verzoekschrift tot eigenbeslag van 26 maart 2009, ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden;
bepaalt dat de gemeente Sneek bij overtreding van dit verbod een (éénmalige) dwangsom verbeurt van € 50.000,-;
veroordeelt de gemeente Sneek in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van PF vastgesteld op € 408,00 aan salaris van de advocaat.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Molema en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Postma op 27 mei 2009.?