Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiseres heeft in het jaar 2004 de aandelen in [X] BV overgenomen van [Y] Holding BV, waarvan [A] aandeelhouder is. Vóór de overname was eiseres' directeur en enig aandeelhouder, [C], werknemer van [X] BV.
1.2 [X] BV is met ingang van 1 januari 2004 een huurovereenkomst aangegaan met [A] en [A-B] (de verhuurders). Volgens deze overeenkomst huurt [X] BV voor een huurperiode van vijf jaren, eindigend op 31 december 2008, van de verhuurders het bedrijfspand met ondergrond en erf, staande en gelegen aan de [a-straat te Z], kadastraal bekend bij de gemeente [Z], onder sectie A, nummer [#1] en [#2], groot 29 are en 16 centiare (de onroerende zaak). Het pand dient als werkplaats en opslagruimte ten behoeve van de bouwonderneming van [X] BV.
1.3 Ingevolge artikel 2 van de huurovereenkomst wordt deze overeenkomst bij het verstrijken van de huurperiode stilzwijgend verlengd voor een periode van vijf jaren, tenzij de overeenkomst door een van partijen uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de huurperiode is opgezegd. Na deze periode wordt de huurovereenkomst, behoudens tijdige huuropzegging, stilzwijgend voor onbepaalde tijd voortgezet. De huurprijs bedraagt bij aanvang van de huurovereenkomst € 34.782,-- per jaar exclusief omzetbelasting en wordt ieder jaar geïndexeerd, aldus de artikelen 3 en 4 van de huurovereenkomst.
1.4 In het voorjaar van het jaar 2005 is [C], voornoemd, tot de conclusie gekomen dat de huidige bedrijfslocatie van [X] BV niet geschikt - te klein - is om daar de voor het bouwbedrijf ontwikkelde uitbreidingsplannen te kunnen realiseren. In de loop van dat jaar is [C] in overleg getreden met de gemeente [[Z] over de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten van [X] BV naar het nieuwe bedrijventerrein "[Q]". Op dit nieuwe bedrijventerrein zou nieuwbouw kunnen worden gerealiseerd. Op 4 januari 2006 zijn de door eiseres ter zake gemaakte bouwtekeningen en de vooroverleg bouwaanvraag door de gemeente [[Z] ontvangen en getoetst op planologie en welstand. De gemeente heeft hiervan bij brief van 27 februari 2006 verslag gedaan. Door de gemeente is een grondaanbieding gedaan aan eiseres van een perceel ter grootte van 5.831 m² tegen een koopsom van € 357.955,-- exclusief btw.
1.5 [X] BV heeft in december 2005 bij een tweetal makelaarskantoren offertes aangevraagd inzake de begeleiding van de (onder)verhuur van de onroerende zaak.
1.6 Achter en naast de onroerende zaak is het perceel kadastraal bekend bij de gemeente [[Z], sectie A, nummer [#3] gelegen. Het gedeelte van dit perceel dat achter de onroerende zaak is gelegen, heeft een grootte van 22 are en 73 centiare. Dit deel is geheel omsloten door alle andere aangrenzende percelen en heeft na splitsing geen eigen toegangsweg. In de periode dat eiseres overleg voerde met de gemeente [[Z] en met de bank omtrent de aankoop en financiering van de locatie op [Q]", is de eigenaar van dit perceel, de heer [P], overleden. Het is [C] ter ore gekomen dat de erfgenamen van de heer [P] bereid zouden zijn om het zojuist omschreven gedeelte van dit perceel te verkopen.
1.7 Eiseres - in de persoon van [C] - had belangstelling voor de aankoop van bedoeld gedeelte van het perceel van de erven van [P], omdat [X] door voeging van dit perceel bij de onroerende zaak haar uitbreidingsplannen op de huidige locatie zou kunnen realiseren. De aankoop van het gedeelte van het perceel van de erven van [P] was, gezien de omsloten ligging hiervan, voor eiseres echter alleen aantrekkelijk, indien zij tevens de eigendom zou kunnen verwerven van de onroerende zaak. Vanuit kostenoogpunt (geen extra investeringen aan de inrichting) prefereerde [C] uitbreiding op de huidige locatie boven de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten naar het nieuwe bedrijventerrein.
1.8 In de periode van januari tot en met maart 2006 heeft [C] met de verhuurders onderhandeld over de aankoop door eiseres van de onroerende zaak. De verhuurders waren aanvankelijk, gezien het nog lopende huurcontract, niet bereid om over te gaan tot verkoop van het perceel. Uiteindelijk heeft [C] - naar hij ter zitting heeft verklaard - de verhuurders bereid gevonden tot verkoop van de onroerende zaak aan eiseres tegen een koopprijs van € 400.000,-- en onder het beding dat de verhuurders een vergoeding ontvangen voor te derven toekomstige huurinkomsten over een periode van vier jaar.
1.9 Bijlage 7 bij het verweerschrift bevat een op 7 april 2006 door [C] en de verhuurders overeengekomen berekening betreffende "de waarde van het pand [a-straat te Z]". Deze berekening komt uit op een totaalbedrag van € 625.500,--. Dit totaalbedrag bestaat enerzijds uit de door eiseres aan te kopen onroerende zaak voor
€ 400.000,-- en vier jaren huur, berekend op een bedrag van € 135.640,-- (4 maal € 35.762,-- minus kosten waterschap, brandverzekering en OZB). Anderzijds ziet dit totaalbedrag op de door eiseres over te nemen - door [X] BV gehuurde - roerende zaken
voor een bedrag van € 61.860,-- en vier jaren huur, berekend op een bedrag van € 28.000,--.
1.10 De koopprijs van € 400.000,-- is vastgesteld aan de hand van door twee makelaars uitgevoerde taxaties, waarbij makelaar [R] optrad namens de verhuurders en makelaar [S] eiseres vertegenwoordigde.
1.11 Tot de gedingstukken (bijlage 6 bij het verweerschrift) behoort een voor het verkrijgen van een financiering in opdracht van [X] door [S], makelaar en taxateur van onroerende zaken opgemaakt taxatierapport ten aanzien van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van de percelen, kadastraal bekend bij de gemeente [Z], sectie A, nummers [#1], [#2] en [#3] gedeeltelijk, samen groot circa 51 are en 88 centiare. De onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik voor deze percelen is in dit taxatierapport per peildatum 11 april 2006 bepaald op een bedrag van € 550.000,-- exclusief btw.
1.12 Eiseres heeft bij brief van 25 januari 2006 de gemeente [Z] bericht af te zien van de aankoop van het perceel op het bedrijventerrein [Q]".
1.13 Bij notariële akte van 6 juni 2006 hebben de verhuurders de onroerende zaak geleverd aan eiseres. De koopprijs bedraagt volgens de akte € 400.000,--. In de akte staat onder de kop "VERREKENING HUUR" vermeld: "Tevens zal koper, die tot op heden huurder van het bij deze akte verkochte registergoed is geweest, aan verkoper een bedrag groot éénhonderddrieënzestig duizend zeshonderdveertig euro (€ 163.640,--) betalen, ter vergoeding van door koper gederfde huurinkomsten over de komende vier jaren. In artikel 5 van de akte van levering staat vermeld dat het verkochte vrij van huur wordt overgedragen.
1.14 Eiseres heeft bij het aanbieden van de notariële akte ter registratie een bedrag van
€ 24.000,-- (6% van € 400.000,--) aan overdrachtsbelasting voldaan.
1.15 Na de overdracht heeft eiseres de verhuur van de onroerende zaak aan [X] BV gecontinueerd tegen dezelfde huurprijs als [X] BV voorheen aan de verhuurders verschuldigd was. [X] heeft deze huurprijs van het begin af aan steeds betaald aan eiseres.
1.16 Eiseres heeft de onder punt 1.13 bedoelde huurdervingsvergoeding integraal aan haar dochtermaatschappij [X] BV doorbelast.
1.17 Het gedeelte van het perceel van de erven [P] is - in verband met een op te lossen eigendomskwestie - pas bij notariële akte van 15 september 2006 aan eiseres geleverd. De koopsom bedroeg volgens die akte € 80.000,--.
1.18 Volgens een in opdracht van verweerder door [T] op 29 januari 2007 opgemaakt taxatierapport bedraagt de waarde in het economische verkeer, vrij te aanvaarden, van het perceel, kadastraal bekend bij de gemeente [Z], sectie A, nummer [#1],
€ 400.000,--.
1.19 Verweerder heeft de onder punt 1.13 bedoelde huurdervingsvergoeding van
€ 163.640,-- gerekend tot de door eiseres aan de verhuurders verschuldigde tegenprestatie en heeft ter zake een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting aan eiseres opgelegd. Verweerder heeft hierbij tevens aan eiseres een verzuimboete opgelegd.
1.20 In de bezwaarfase heeft verweerder onderkend dat de huurdervingsvergoeding voor een bedrag van € 28.000,-- betrekking heeft op roerende zaken. In verband hiermee heeft hij bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag verminderd met een bedrag € 1.680,--. De verzuimboete heeft hij dienovereenkomstig verminderd.