Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting gemotiveerd ontkend dat hij het telastegelegde heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat zijn verklaring als getuige, afgelegd ter terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2008, op waarheid berust. Hij voert daartoe - zakelijk samengevat - het volgende aan:
1. Mijn verklaring, op 28 oktober 2007 afgelegd tegenover de verbalisant [naam], regiopolitie Twente, is telefonisch opgenomen en niet door mij ondertekend. Ik heb de verbalisant laten weten dat mijn verklaring onjuist of onvolledig was en ik heb erop aangedrongen mijn verklaring aan te passen.
2. Mijn verklaring, als verdachte afgelegd tegenover de Friese politie op 22 januari 2008, is niet juist. Ik heb deze verklaring afgelegd, omdat ik bang was in een hypoglycaemisch coma te raken. Ik lijd namelijk aan suikerziekte en moet vier keer per dag bij mijzelf insuline inspuiten en dan meteen iets eten om een coma te voorkomen. Toen ik op de dag van verhoor insuline had ingespoten, wilde de politie mij niet iets te eten geven en heb ik uit angst voor een coma de bewuste verklaring afgelegd, om zo snel mogelijk vrij te komen.
3. Mijn verklaring, als getuige afgelegd op 22 januari 2008, is in elk geval niet vals, omdat de zaak tegen [naam], waarin ik als getuige werd gehoord, nog niet onherroepelijk is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
1. Bij de stukken bevindt zich een afschrift van een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 oktober 2007, waaruit blijkt dat [naam], brigadier van politie, regiopolitie Twente, op 28 oktober 2007 verdachte met zijn toestemming telefonisch heeft gehoord. Blijkens dit proces-verbaal is verdachtes verklaring duidelijk aan hem voorgelezen en heeft hij daarbij volhard. Uit dit proces-verbaal blijkt niet dat verdachte de verbalisant te kennen heeft gegeven dat zijn verklaring onjuist of onvolledig was en evenmin dat hij erop heeft aangedrongen, zijn verklaring aan te passen. Verdachte heeft de officier van justitie niet verzocht, zijn verklaring alsnog door de politie te doen aanvullen of verbeteren en heeft evenmin de verbalisant [naam] als getuige doen oproepen. In het licht van verdachtes verklaring ter terechtzitting had dit voor de hand gelegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachtes verklaring op dit punt niet aannemelijk is geworden en verwerpt het verweer.
2. De rechtbank trekt niet in twijfel dat verdachte aan diabetes lijdt en zich moet inspuiten met insuline. Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet aannemelijk geworden dat verdachte zijn verklaring bij de Politie Fryslân, Team Leeuwarden, d.d. 22 januari 2008, heeft afgelegd onder vrees voor een hypoglycaemisch coma. Naast de verklaring van verdachte is er geen enkele andere verklaring of ander bewijsmiddel die het verweer van verdachte op dit punt ondersteunt. Verdachtes verweer is te minder aannemelijk, omdat hij naar eigen zeggen geen tekenen van een naderend coma waarnam. Voor zover verdachte heeft willen betogen dat zijn verklaring bij de Friese politie als hierboven bedoeld niet als bewijs mag worden gebruikt, treft het verweer dus geen doel.
3. Verdachtes verweer dat zijn verklaring als getuige niet vals kan zijn, omdat de strafzaak waarin die verklaring is afgelegd niet onherroepelijk is afgedaan, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de rechtbank onder omstandigheden aanneemt dat de verklaring van een getuige niet op waarheid berust, ook al zou een andere strafzaak niet onherroepelijk zijn afgedaan. Dat de getuigeverklaring in die andere strafzaak is afgelegd doet daaraan niet af, omdat de rechter die geroepen is te oordelen over de vermeende valsheid deze zelfstandig beoordeelt en daarbij niet gebonden is aan het rechterlijk oordeel in om het even welke andere strafzaak. De rechtbank verwerpt het verweer.