ECLI:NL:RBLEE:2009:BH9199

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885150-08 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en vervaardigen van kinderporno en heimelijke opnamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 26 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno en het heimelijk vervaardigen van opnamen van een buurvrouw. De verdachte, geboren in 1968, was bijgestaan door zijn advocaat mr. R.G. Riemersma. Tijdens de zittingen op 6 januari en 12 maart 2009 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder de inbeslaggenomen computer en gegevensdragers. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en stelde verschillende bijkomende maatregelen voor, waaronder reclasseringstoezicht en onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen goederen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, maar wees de strafverzwarende omstandigheid van 'gewoonte' af, omdat de verdachte niet voldoende frequent en langdurig had gehandeld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf op van 240 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd reclasseringstoezicht opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het bezit van kinderporno een ernstig feit is en dat de verdachte, ondanks zijn laagbegaafdheid en beperkte probleembesef, verantwoordelijk gehouden moest worden voor zijn daden.

De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden door de handelingen van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 250,00. De rechtbank verklaarde de overige vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van kinderporno en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885150-08
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 6 januari 2009 en 12 maart 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Riemersma, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen dvd's, cd-rom's, usb-stick en de randapparatuur van de computer;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen computers en fotocamera;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2500,00;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 2500,00.
Partiële vrijspraak
Onder feit 1. is ten laste gelegd dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het overtreden van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Om van de strafverzwarende omstandigheid "gewoonte" in de zin van artikel 240b, tweede lid Sr te kunnen spreken is nodig dat "men gewend is iets telkenmale gedurende een langere periode te doen". Een commercieel motief is daarbij niet vereist (vergelijk: rechtbank Utrecht 30 november 2004, LJN: AR6673 en Hof Den Haag 17 april 2007, LJN: BA3188).
De rechtbank is van oordeel dat de strafverzwarende omstandigheid van artikel 240b tweede lid Sr niet aan de orde is. De verdachte heeft gedurende (minder dan) 1 jaar mede kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer binnengehaald waarna hij deze op de harde schijf en op andere gegevensdragers opsloeg. Op het moment van de inbeslagneming van de desbetreffende computer en gegevensdragers ( 26 juni 2007) is de omvang van het bezit duidelijk geworden. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is onvoldoende gebleken van een zodanige duur, frequentie en intensiteit van het gebruik ervan, dat van een "gewoonte" kan worden gesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 23 juli 2006 tot en met 26 juni 2007, te Marrum, in de gemeente Ferwerderadiel, 7380 afbeeldingen en filmfragmenten en gegevensdragers, te weten computers en harddisks en cd-rom's en DVD's in bezit heeft gehad, terwijl die afbeeldingen en filmfragmenten en gegevensdragers afbeeldingen van seksuele gedragingen bevatten, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer:
- [[omschrijving]] en
- [[omschrijving]] en
- [[omschrijving]] en
- [[omschrijving]];
2.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 26 juni 2007, te Marrum, in de gemeente Ferwerderadiel, meermalen, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een fotocamera, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer], aanwezig in een woning, gelegen aan [straat] aldaar, alwaar zij zich (gedeeltelijk) naakt in de keuken stond te wassen, telkens afbeeldingen heeft vervaardigd.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
2. Gebruik makend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft kinderporno in bezit gehad. Daarnaast heeft hij heimelijk filmpjes gemaakt van een buurvrouw op een moment dat zij zich 's morgens vroeg waste in de keuken van haar woning. De desbetreffende opnamen van de buurvrouw zijn niet verspreid door verdachte; ze werden aangetroffen op de computer van verdachte in het kader van het onderzoek naar kinderporno.
Verdachte heeft verklaard uit nieuwsgierigheid tot het bekijken van de kinderpornografische afbeeldingen te zijn gekomen. Op een gegeven moment is de nieuwsgierigheid overgegaan in een verslaving aan het bekijken van allerlei vormen van porno, waaronder kinderporno.
Verdachte plaatste de desbetreffende afbeeldingen in een verborgen map van zijn computer, om daarmee te voorkomen dat anderen, met name zijn echtgenote, er kennis van konden nemen.
Het bezit van kinderporno betreft een ernstig feit omdat hiermee de verspreiding van verboden afbeeldingen, waarvoor jeugdigen seksueel misbruikt zijn, in stand wordt gehouden. Dit misbruik moet op alle manieren worden tegengegaan, niet in de laatste plaats door middel van het strafrecht. Dat op het in bezit hebben van kinderporno een gevangenisstraf van maximaal vier jaar is gesteld, geeft al uitdrukking aan de ernst van deze gedraging.
Omtrent de persoon van verdachte is een voorlichtingsrapport uitgebracht. Met behulp van een psychologisch onderzoek is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van laagbegaafdheid, weinig probleembesef en geringe slachtofferempathie. Het recidivegevaar wordt laag ingeschat, althans niet uitgesloten. Geadviseerd wordt tot het opleggen van onder andere een bijzondere voorwaarde in de vorm van reclasseringstoezicht.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in deze zaak rekening gehouden met een aantal omstandigheden dat van invloed is op de strafmodaliteit en de hoogte van de straf.
Allereerst heeft de rechtbank in acht genomen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Verder heeft verdachte, relatief gezien, een gering aantal afbeeldingen in zijn bezit gehad.
Ten voordele van verdachte strekt dat hij, direct na de inbeslagname van de computers en andere gegevendragers met kinderporno, zich - door tussenkomst van de huisarts- onder behandeling heeft gesteld van een psychotherapeut. Deze behandeling is tot de dag van heden (thans reeds 1,5 jaar) voortgezet. Verdachte heeft aangegeven dat hij met de therapie nog langer zal doorgaan.
Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met de grote gevolgen, die het bekend worden van de feiten in de dorpsgemeenschap waarin hij woont, voor verdachte heeft gehad. Ook zijn kinderen, vrouw en verdere familie in het dorp worden "aangekeken" op verdachtes wangedrag en worden buitengesloten bij bijvoorbeeld activiteiten van de buurtvereniging.
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie voorgestelde straf niet passend is. Zij komt tot de oplegging van een werkstraf voor de maximale duur. Daarnaast zal de rechtbank verplicht reclasseringstoezicht opleggen; dit gedurende een proeftijd van twee jaar, gekoppeld aan een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Voor de gekozen strafmodaliteit vindt de rechtbank steun in een, overzicht biedend, arrest van het gerechtshof Den Bosch van 18 december 2008,
LJN: BH2327.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de feiten met behulp ervan zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank stelt de geleden immateriële schade ex aequo et bono vast op een bedrag van € 250,00 en zal de vordering voor dit bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar verklaren. Voor het overige wordt de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Van de door het slachtoffer aangehaalde uitspraak uit de smartengeldgids 2006, met nummer 1173, oordeelt de rechtbank dat deze niet vergelijkbaar is met de onderhavige situatie.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 22c (oud), 22d, 36b (oud), 36c, 36f (oud), 57 (oud), 139f en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van tweehonderdveertig uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, afdeling Regio Noord-Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen computer (met nummer 1080106), de computer (met nummer 1080109), 424 dvd's en cd-rom's (met nummer 1080111), de videoband (met nummer 1080113), de geheugenkaart (met nummer 1080114), de usb-stick (met nummer 1080116), de randapparatuur (met nummer 1080118) en de fotocamera (met nummer 1080120).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijf dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. G.W. Roest, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2009.