zaaknummer / rolnummer: 85356 / HA ZA 07-794
Vonnis van 18 februari 2009
1. [a],
wonende te [woonplaats],
2. [b],
wonende te [woonplaats],
3. [c],
wonende te [woonplaats],
4. [d],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat: mr. J.B. Dijkema,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRASSO STIENS BEHEER B.V.,
gevestigd te Stiens,
gedaagde,
advocaat: mr. W. Sleijfer.
Partijen zullen hierna [a] c.s. en Grasso Stiens genoemd worden.
PROCESVERLOOP
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [a] c.s. hebben krachtens een koopovereenkomst van 14 januari 2003 van Grasso Stiens een aantal bedrijfsgebouwen met erf aan de [adres] te [woonplaats] gekocht.
2.2. Artikel 5.3. van die overeenkomst houdt – voor zover van belang – in: “De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn. “
2.3. Artikel 5.4.1. houdt – voor zover van belang – in: “De verkoper is niet bekend, dat de onroerende zaak enige verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het normale gebruik door de koper of die heeft geleid of naar redelijke verwachting zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van de onroerende zaak, dan wel het nemen van andere maatregelen. In dit kader wordt verwezen naar het Verkennende bodemonderzoek van WMR Rinsumageest BV te Rinsumageest d.d. september 2002, dossiernr. 023149/JZ waarvan de conclusies en aanbevelingen van het rapport aan deze akte wordt gehecht en het hele rapport aan de koper ter hand wordt gesteld.”
2.4. Het rapport van WMR houdt - voor zover van belang – in: ”Hoewel voor enkele parameters licht verhoogde gehalten en/of concentraties zijn gemeten, kan worden geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een aanvullend onderzoek. Tevens vormen de gemeten gehalten en/of concentraties geen aanleiding milieuhygiënische beperkingen aan het gebruik van de lokatie te stellen”.
2.5. Op het terrein heeft in het verleden een sloot gelegen die door Grasso Stiens, dan wel haar rechtsvoorgangster, is gedempt. [a] c.s. hebben anderhalf jaar na de koop in verband met een aan te leggen nieuwe wasplaats graafwerkzaamheden verricht ter plekke van die gedempte sloot. Naar aanleiding van bevindingen bij die graafwerkzaamheden heeft WMR in opdracht van [a] c.s. opnieuw gerapporteerd omtrent de verontreiniging aldaar.
2.6. Vervolgens hebben gerapporteerd in deze kwestie Tensis Adviseurs en Ingenieurs te Berlikum en wel op 30 juni 2005 en Verhoeve Milieu Noord BV te Jirnsum, respectievelijk d.d. 1 november 2005, 22 november 2005 en 4 oktober 2006.
2.7. Bij brief van 4 mei 2004 hebben [a] c.s. Grasso Stiens mededeling van de verontreiniging gedaan en gesommeerd de grond nader te laten onderzoeken en saneren. Bij brief van 7 juli 2005 is Grasso Stiens verzocht de aansprakelijkheid te erkennen en over te gaan tot betaling van de gemaakte kosten en ook de toekomstige kosten te vergoeden.
2.8. Grasso Stiens heeft op beide sommaties in negatieve zin geantwoord.
3.1.1. [a] c.s. vorderen primair op grond van de conclusies van de in hun opdracht verschenen rapporten voor recht te verklaren dat Grasso Stiens jegens hen is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen ter zake van de tussen partijen op 14 januari 2003 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de in de dagvaarding omschreven onroerende zaak en de daaruit voortvloeiende eigendomsoverdracht op of omstreeks 1 maart 2003 en dat Grasso Stiens jegens [a] c.s. gehouden is tot volledige nakoming, daaruit bestaande dat de reeds geconstateerde en bij nader onderzoek eventueel nog te constateren verontreinigingen ongedaan zullen worden gemaakt en dat Grasso Stiens voorts aansprakelijk is voor alle door [a] c.s. te dezer zake geleden en nog te lijden schade en Grasso Stiens te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 14.500,--;
Subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair vorderen zij op dit onderdeel – kort gezegd - verklaring voor recht van door Grasso Stiens gepleegde onrechtmatige daad en verklaring voor recht van vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling , dan wel van instandhouding van de overeenkomst met opheffing van het nadeel voor [a] c.s.
Daarnaast vorderen [a] c.s. betaling van een bedrag van in totaal € 14.009,04 wegens geleden schade, alsmede schade op te maken bij staat en buitengerechtelijke kosten ad € 1.158,--.
3.1.2. [a] c.s. stellen daartoe dat de geleverde zaak niet aan de overeenkomst voldoet. Het aan de overeenkomst gehechte rapport van WMR met betrekking tot de vervuiling van de grond geeft geen goede voorstelling van zaken. De werkelijk vervuilde plekken zijn niet in het rapport meegenomen. Uit latere rapportages blijkt, dat er wel degelijk ernstig vervuilde plekken in de grond zitten, die moeten worden gesaneerd. Grasso Stiens wist dit en heeft haar mededelingsplicht geschonden. Gelet op het rapport rustte er op [a] c.s. geen onderzoeksplicht. Zij betwist dat de vordering op grond van artikel 7:23 Burgerlijk Wetboek is verjaard. Overigens brengt dat niet mee dat de subsidiaire en meer subsidiaire vordering ook zijn verjaard. Deze vorderingen hebben een andere grondslag dan de primaire.
3.2. Grasso Stiens beroept zich op verjaring van de vordering op grond van non-conformiteit, welke verjaring ook de andere vorderingen treft, nu die op dezelfde feiten zijn gegrond. Zij stelt verder, dat er geen sprake is van non-conformiteit en dat zij ook niet wist dat er vervuiling in de grond zat die niet werd bestreken door het rapport van WMR, dat aan de overeenkomst is gehecht.
4.1. Het beroep op verjaring is het meest verstrekkende verweer, zodat de rechtbank dat als eerste zal behandelen.
4.2. Na het bekend worden aan [a] c.s. van mogelijk ernstiger vervuiling dan uit het aan de overeenkomst gehechte rapport van WMR zou blijken hebben [a] c.s. zich bij schrijven van 4 mei 2004 tot Grasso Stiens gewend. In principe begint op dit moment de verjaring te lopen.
4.3. Grasso Stiens wilde van enige aansprakelijkheid niet weten en [a] c.s. hebben zelf nader onderzoek laten doen. Dit rapport (van Tensis Adviseurs) bevestigde de ernstiger vervuiling, waarop [a] c.s. wederom Grasso Stiens hebben aangesproken bij brief van 7 juli 2005, met wederom een negatieve reactie. Dit schrijven heeft de verjaring gestuit en de verjaringstermijn is opnieuw beginnen te lopen.
4.4. Omdat nog niet exact duidelijk was welke omvang de vervuiling op een drietal nog aan het licht gekomen locaties had is door Verhoeve Milieu Noord BV nog een aantal onderzoeken verricht. De laatste rapportage dateert van 4 oktober 2006. Hierna hebben [a] c.s. nog een jaar gewacht met Grasso Stiens te dagvaarden en in tussentijd (na 7 juli 2005) is Grasso Stiens niet op enigerlei wijze door [a] c.s. benaderd, zodat de verjaring niet is gestuit.
4.5. Dat er onderhandelingen in die tijd zijn gevoerd, zoals door [a] c.s. is gesteld en door Grasso Stiens is betwist, is door hen op geen enkele manier onderbouwd. Wel is er een bemiddelingspoging gepland tussen partijen, waarbij de heer Sinnema, zoals hij in het rapport van 30 juni 2005 had aangeboden, als bemiddelaar zou optreden. Deze afspraak is echter door Grasso Stiens afgezegd. Nu door [a] c.s. niet nader is aangegeven wanneer dat gesprek was gepland gaat de rechtbank ervan uit dat dat in juli 2005 zal zijn geweest en derhalve heeft dat - zou dat al stuitende werking kunnen hebben – niet verhinderd dat er meer dan 2 jaar is verstreken zonder contact tussen partijen alvorens de dagvaarding is uitgebracht.
4.6. Dit betekent dat de vordering gebaseerd op artikel 7:17 Burgerlijk Wetboek ingevolge artikel 7:23 lid 2 Burgerlijk Wetboek is verjaard. En deze verjaring treft ook de overige vorderingen nu zij naar het oordeel van de rechtbank - anders dan [a] c.s. stellen - wel degelijk op hetzelfde feitencomplex zijn gebaseerd.
4.7. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen en [a] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure dienen te dragen. Deze kosten worden aan de zijde van Grasso als volgt vastgesteld:
- vast recht € 655,00
- salaris van de advocaat € 1.158,00 (2 x € 579,00, tarief III)
-------------
totaal € 1.813,00
veroordeelt [a] c.s. in de kosten van deze procedure aan de zijde van Grasso Stiens gevallen, tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.813,00;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.?