Het doel van artikel 273f van het Wetboek van strafrecht is, zo blijkt zowel uit de plaatsing van het artikel in Titel XVIII: "Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid", als uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling en haar voorlopers, de uitbuiting van personen te voorkomen, waarbij het begrip 'uitbuiting' ruim dient te worden opgevat, en het bieden van bescherming tegen de aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van individuele personen.
In artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 3º, van het Wetboek van strafrecht is behalve het ontvoeren, strafbaar gesteld het aanwerven of medenemen van een ander met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling wordt algemeen aangeduid als prostitutie.
In Nederland is echter niet iedere vorm van prostitutie strafbaar. Uitgangspunt van het Nederlandse beleid inzake de exploitatie van prostitutie is dat met strafrechtelijke middelen moet worden opgetreden tegen die vormen van exploitatie waarbij op ongeoorloofde wijze economisch profijt wordt getrokken uit de exploitatie (uitbuiting) dan wel de desbetreffende persoon niet telkens volledig vrij tot het verrichten van de seksuele handelingen kan beslissen, daarvan kan afzien en ook helemaal daarmee kan stoppen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte], [getuige 1] in de auto van de medeverdachte hebben meegenomen van hun woonplaats Sliven in Bulgarije naar Leeuwarden.
Eenmaal in Leeuwarden aangekomen werd [getuige 1] naar een huis gebracht waar ook [getuige 2], de vrouw van verdachte, verbleef. Deze [getuige 2] werkte in Leeuwarden in een bordeel en heeft [getuige 1] daar de volgende dag wegwijs gemaakt, haar kamerhuur betaald en voor haar kleding gezorgd. [getuige 1] had bij vertrek uit Bulgarije geen kleren bij zich anders dan die zij op dat moment droeg, noch beschikte zij over geldelijke middelen om de kamerhuur zelf te vergoeden. Medeverdachte [medeverdachte] legde [getuige 1] uit wat zij met de klanten moest doen en welke tarieven zij moest berekenen.
Op grond van het vorenstaande staat vast dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte], [getuige 1] heeft meegenomen van Bulgarije naar Nederland met het oogmerk haar ertoe te brengen, zich te prostitueren. Dit oordeel vindt steun in de omstandigheid dat verdachte noch zijn medeverdachte een ander redelijk doel voor hun reis naar Nederland hadden. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben beiden desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat zij hier kwamen voor de autohandel. Verdachte heeft echter geen enkele activiteit kunnen noemen die hij daartoe heeft ondernomen, zodat zijn verklaring voor zijn aanwezigheid in Nederland niet aannemelijk is geworden. Steun voor haar redenering ontleent de rechtbank ook aan de positie van [getuige 1]. Deze 18-jarige vrouw, die blijkens de bewijsmiddelen geen Nederlands sprak, nooit in Nederland was geweest en noch kon lezen noch kon schrijven, was voor haar welzijn geheel afhankelijk van verdachte en de medeverdachte. Verdachte en zijn medeverdachte moeten dit hebben begrepen. Uit het feit dat zij niettemin [getuige 1] onder geschetste omstandigheden hebben meegenomen naar Nederland kan -mede in het licht van wat zich nadien in Leeuwarden heeft voorgedaan- worden afgeleid dat zij het oogmerk hadden, haar ertoe te brengen dat zij in de prostitutie ging werken. Tevens volgt uit de geschetste omstandigheden dat [getuige 1] niet volledig vrij tot het verrichten van de seksuele handelingen kon beslissen, daarvan niet meer in volledige vrijheid kon afzien, noch daarmee in volledige vrijheid kon stoppen. Aldus staat vast dat de gedragingen van verdachte een inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.