ECLI:NL:RBLEE:2009:BH2084

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93342 / KG ZA 08-402
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een vaststellingsovereenkomst in het kader van echtscheiding en verdeling van de huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, heeft de voorzieningenrechter op 4 februari 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw. De man vorderde dat de vrouw zou meewerken aan de overdracht van de voormalige echtelijke woning, die in gemeenschap van goederen was verworven. De vrouw had de overeenkomst van 9 juli 2008, waarin afspraken waren gemaakt over de verdeling van de woning en de inboedel, ontbonden. De vrouw stelde dat de man tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door zaken uit de woning te verwijderen en het pand niet bezemschoon op te leveren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst moest worden aangemerkt en dat deze in beginsel door een eenzijdige verklaring kon worden ontbonden, maar dat er terughoudendheid moest worden betracht bij het honoreren van een beroep op ontbinding. De voorzieningenrechter concludeerde dat de tekortkomingen van de man niet voldoende waren om de ontbinding te rechtvaardigen. De vrouw werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de overdracht van de woning, waarbij de hypothecaire schuld voor haar rekening zou komen en de helft van de overwaarde aan de man betaald moest worden. Daarnaast werd de vrouw veroordeeld tot afgifte van de roerende zaken zoals vermeld in het proces-verbaal van 9 juli 2008. De vorderingen van de man tot schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten werden afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 93342 / KG ZA 08-402
Vonnis in kort geding van 4 februari 2009
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. J.C. Lich te Groningen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna "de man" en "de vrouw" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De man heeft de vrouw in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 26 januari 2009.
1.2. De man heeft toen op de bij dagvaarding vermelde gronden en na vermindering van eis gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de voormalige echtelijke woning van partijen, staande en gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan [adres], op haar naam te laten zetten, onder gehoudenheid de daarop rustende hypothecaire schuld voor haar rekening te nemen en de helft van de overwaarde te betalen aan de man, vermeerderd met de rente vanaf de dag dat de vrouw in gebreke is gebleven, 15 september 2008, althans binnen een termijn zoals de voorzieningenrechter juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat de vrouw in gebreke blijft aan het veroordelend vonnis te voldoen;
II. bepaalt dat bij weigering van de vrouw mee te werken aan de overdracht van de woning binnen drie dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, dit vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de vrouw, althans de verklaring van de vrouw terzake van de overdracht van de voormalige echtelijke woning, staande en gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan [adres] aan de vrouw, onder de onder I genoemde voorwaarden;
III. de vrouw veroordeelt tot afgifte van de onroerende zaken als vermeld in het proces-verbaal d.d. 9 juli 2008 (bedoeld is: de roerende zaken, rb.) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat de vrouw in gebreke blijft aan het veroordelend vonnis te voldoen;
IV. de vrouw veroordeelt de door de man geleden schade, begroot tot op de dag der dagvaarding ad € 14.038,55 + P.M. te betalen aan de man binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis, althans een bedrag zoals de voorzieningenrechter juist acht;
V. de vrouw veroordeelt tot het betalen van de buitengerechtelijke kosten conform het rapport Voorwerk II, forfaitair vastgesteld op 2 punten van het toe te passen liquidatietarief, tarief II € 904,00, althans een bedrag zoals de voorzieningenrechter juist acht, te betalen 1 week na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
VI. de vrouw veroordeelt in de kosten van het geding.
1.3. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de advocaten van partijen gebruik hebben gemaakt van pleitnotities, en waarbij de vrouw heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de man.
1.4. Partijen hebben producties overgelegd.
1.5. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
In dit kort geding zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. De man en de vrouw zijn op 18 september 1998 in de gemeente Opsterland in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is één minderjarig kind geboren.
2.2. Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving van de echtscheidings-beschikking d.d. 31 oktober 2007 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Opsterland op 13 november 2007. De vrouw heeft de rechtbank vervolgens verzocht de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen.
2.3. Eén van de goederen van de ontbonden huwelijksgemeenschap betreft de voormalige echtelijke woning, staande en gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats]. In maart 2007 is de waarde van dit pand getaxeerd op een bedrag van € 335.000,-. De man heeft in dit pand een tegelzetbedrijf geëxploiteerd. In het pand was een ruimte tot showroom ingericht, van waaruit tegels werden verkocht.
2.4. Op 10 april 2008 heeft bij deze rechtbank een mondelinge behandeling van de nevenverzoeken van de echtscheiding plaatsgevonden, waarbij onder meer de toescheiding van de woning en de verdeling van de inboedel aan de orde is gekomen. De vrouw wenste de woning toegescheiden te krijgen. Omdat partijen het niet eens konden worden over de prijs, is afgesproken dat de woning in de verkoop zou worden genomen. Eveneens is ter zitting de inboedel van de woning tussen partijen verdeeld. De behandeling van de overige nevenverzoeken is aangehouden.
2.5. Omdat de vrouw zich niet kon verenigen met de door de makelaar gehanteerde vraagprijs voor de woning en vond dat de verkoop van de woning niet op een juiste wijze ter hand werd genomen, heeft zij een kort geding tegen de man aanhangig gemaakt. De eerste mondelinge behandeling van dit kort geding heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008, waarna de zaak is aangehouden en voortgezet ter zitting van 9 juli 2008. Daarbij zijn partijen de volgende -door hen ondertekende- regeling overeengekomen, welke is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting:
1. De woning wordt met ingang van 15 september 2008 toegescheiden en ook feitelijk bezemschoon overgedragen aan de vrouw op basis van een door partijen overeengekomen en vastgestelde waarde van € 340.000,-, met verrekening van de bestaande hypotheekschuld en de overwaarde. De desbetreffende akte zal worden gepasseerd op 15 september 2008 door een notaris verbonden aan kantoor Wiersma en Vellinga te Drachten. De kosten van de desbetreffende akte van verdeling komen voor de helft ten laste van ieder van beide partijen.
2. De verdeling van de roerende zaken wikkelen partijen af op basis van de lijst, die als productie 4 is overgelegd bij de dagvaarding in dit kort geding, aangevuld met het proces-verbaal van 10 april 2008, met dien verstande dat in aanvulling op de ingevolge die stukken aan de man toe te delen goederen ook aan hem zullen worden toegescheiden de grenen kast, de wasdroger en de skibak. De feitelijke verdeling van de goederen zal aldus geschieden, dat de man de aan de vrouw toekomende zaken, voor zover niet reeds in haar bezit, op 15 september 2008 in de woning zal achterlaten.
2.6. De man heeft de woning begin september 2008 ontruimd. De man heeft een volmacht afgegeven bij notariskantoor Vellinga & Wiersma alsmede de sleutels van het pand. In het kader van de voorgenomen passering van de notariële akte van levering is door de ABN AMRO Bank in opdracht van de vrouw een bedrag van € 40.000,- overgemaakt op de derdenrekening van de notaris.
2.7. De vrouw heeft de woning op 15 september 2008 laten inspecteren door NVM-makelaar Veenstra. Deze heeft een rapport opgesteld van zijn bevindingen.
Bij de ontruiming van de woning heeft de man in ieder geval de volgende zaken verwijderd:
- de aan de grond verankerde vlaggenmast
- het hekwerk dat het erf afsloot van de openbare weg
- de close-in boiler uit de keuken in de showroom
- de airco van het dak van de showroom
- inbouwspots en radiospeakers uit het plafond van de showroom
- de tussenmeter/gasmeter
- de vaatwasser
- de speciaal op maat gemaakte deurmat in de showroom
Ook heeft de man het pand niet (geheel) bezemschoon achtergelaten. De vader van de vrouw heeft een overzicht gemaakt van de kosten van herstel van de door de man verwijderde zaken. Blijkens dit overzicht komen de herstelkosten op een bedrag van € 51.700,- inclusief BTW.
2.8. De levering van de woning aan de vrouw op de overeengekomen datum van 15 september 2008 heeft niet plaatsgevonden. Bij faxbrief van 29 september 2008 heeft de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man onder meer medegedeeld:
"In bovengenoemde zaak zijn er op de zitting van 9 juli 2008 afspraken gemaakt ter zake de voormalige echtelijke woning te [woonplaats]. De afspraken zijn vastgelegd in de overeenkomst die partijen op 9 juli 2008 hebben ondertekend. In het kader van het passeren van de notariële verdelingsakte heeft cliënte op 15 september jl. de voormalige echtelijke woning geïnspecteerd.
(…)
Naar aanleiding van de staat waarin de woning op 15 september jl. verkeerde, heeft cliënte besloten om niet mee te werken aan de levering. Immers, uw cliënt heeft (moedwillig) vernielingen aan de woning veroorzaakt. Hierbij zend ik u in fotokopie het opleveringsrapport d.d. 19 september 2008 van de heer S.P. Veenstra. Verder zend ik u hierbij een overzicht van de opleverpunten die in ieder geval verholpen dienen te worden. Hierbij wordt uw cliënt verzocht, voor zover nodig gesommeerd, om binnen twee weken na dagtekening dezes een aanvang te hebben gemaakt met het repareren c.q. herstellen van de vernielingen die zijn aangericht. Indien uw cliënt niet binnen twee weken na dagtekening dezes is begonnen met het herstel, gaat cliënte ervan uit dat uw cliënt hiertoe niet bereid is."
De advocaat van de man heeft de vrouw vervolgens bij faxbrief van 1 oktober 2008 aansprakelijk gesteld vanwege het niet afnemen van de woning.
2.9. De advocaat van de vrouw heeft de advocaat van de man bij faxbrief van 2 oktober 2008 het volgende medegedeeld:
"Uw cliënt is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van mijn fax van 29 september jl. een aanvang te maken met het repareren c.q. herstellen van de vernielingen die door uw cliënt zijn aangericht. Cliënte heeft moeten constateren dat uw cliënt op geen enkele wijze is begonnen met het herstel van de vernielingen. Dit betekent dat uw cliënt de sommatie c.q. ingebrekestelling naast zich neer heeft gelegd.
Nu uw cliënt toerekenbaar tekort gekomen is in de nakoming van de overeenkomst d.d. 9 juli 2008 wenst cliënte de overeenkomst zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 9 juli 2008 te ontbinden."
De advocaat van de man heeft bij faxbrief van 30 oktober 2008 bezwaar gemaakt tegen de ontbinding van de ter zitting van 9 juli 2008 gesloten overeenkomst.
3. De beoordeling
Medewerking aan de levering van de woning
3.1. De man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld om mee te werken aan de overdracht aan haar van de voormalige echtelijke woning, conform de ter zitting van 9 juli 2008 tussen partijen gesloten overeenkomst, die als een vaststellingsovereenkomst moet worden beschouwd. Deze vaststellingsovereenkomst is volgens de man niet vatbaar voor eenzijdige ontbinding door één van partijen. De man stelt voorts dat hij niet tekortgeschoten is in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Voor zover er wel sprake zou zijn van tekortschieten van de man, dan is er naar zijn mening sprake van een zodanig beperkte tekortkoming, dat deze geen ontbinding van de vaststellingsovereenkomst rechtvaardigt.
3.2. De vrouw stelt dat de overeenkomst van 9 juli 2008 niet als een vaststellings-overeenkomst, maar als een partiële verdelingsovereenkomst moet worden beschouwd. De vrouw heeft deze overeenkomst op goede gronden ontbonden, nu de man diverse zaken die krachtens de verkeersopvattingen tot het aan de vrouw toe te scheiden pand behoorden heeft verwijderd uit dit pand -waarmee hij vernielingen aan het pand heeft toegebracht- en het pand bovendien niet bezemschoon heeft opgeleverd. Voor zover het door de vrouw gedane beroep op ontbinding van de overeenkomst niet op zou gaan, beroept zij zich vanwege het hiervoor bedoelde tekortschieten van de man op een opschortingsrecht. Zolang de man de gebreken aan het pand niet heeft hersteld, kan hij zijnerzijds geen nakoming van de overeenkomst verlangen. De vrouw wenst het pand thans ook niet meer toegescheiden te krijgen, nu zij daarvoor geen toereikende financiering kan verkrijgen.
3.3. Het spoedeisend belang bij de gevorderde medewerking aan de levering van de woning is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanwezig.
3.4. Naar voorlopig oordeel dient de ter zitting van 9 juli 2008 door partijen gesloten overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW te worden aangemerkt, nu partijen hierbij bindende afspraken hebben gemaakt ter beëindiging van hun geschil betreffende de toedeling van de voormalige echtelijke woning en de inboedel van deze woning. Anders dan door de man -onder verwijzing naar artikel 7:905 BW- is bepleit, kan een zodanige vaststellingsovereenkomst (in beginsel) wel door een eenzijdige partijverklaring worden ontbonden vanwege tekortschieten van de wederpartij. Voornoemd artikel ziet namelijk alleen op de situatie dat de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst een reeds tot stand gekomen aan een partij of een derde opgedragen beslissing zou treffen. Daarvan is te dezen -bij een door partijen gezamenlijk tot stand gebrachte vaststelling- echter geen sprake.
3.5. De vraag die vervolgens voorligt, is of de vrouw terecht de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst heeft ingeroepen. Voorshands is voldoende aannemelijk geworden dat de man de zaken zoals hiervoor aangegeven in r.o. 2.7. -welke krachtens de verkeersopvattingen daarbij horen- uit of bij de voormalige echtelijke woning heeft verwijderd, en dat hij de woning niet (geheel) bezemschoon heeft opgeleverd. In zoverre is hij tekortgeschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient echter, gelet op de bijzondere aard van de onderhavige vaststellingsovereenkomst -waarbij partijen zich jegens elkaar hebben verbonden aan een vaststelling over de beëindiging van hun geschil- met een zeer grote mate van terughoudendheid te worden omgegaan met het honoreren van een beroep op ontbinding van deze vaststellingsovereenkomst. Het door de man verwijderen van een aantal zaken uit de woning alsmede het niet (geheel) bezemschoon opleveren daarvan rechtvaardigde naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de ingeroepen ontbinding en haar gevolgen. Aan de in dat verband door de vrouw in het geding gebrachte schadeopstelling ad € 51.700,- gaat de voorzieningenrechter voorbij, nu deze opstelling op geen enkele wijze is onderbouwd en bovendien niet door een onafhankelijke persoon is opgesteld.
3.6. Het door de vrouw (subsidiair) gedane beroep op een opschortingsrecht terzake haar verplichting om mee te werken aan het toescheiden van de voormalige echtelijke woning, stuit naar het oordeel van de voorzieningenrechter af op de omstandigheid dat de vrouw, zoals zij ter zitting heeft bevestigd, de woning niet meer wenst af te nemen. Opschorting is een verweermiddel in afwachting van het alsnog correct nakomen van een overeenkomst door de wederpartij. Waar de vrouw kennelijk geen nakoming meer wenst van de vaststellingsovereenkomst, kan zij zich niet op een opschortingsrecht beroepen.
3.7. Nu zowel de ingeroepen ontbinding van de vaststellingsovereenkomst als het door de vrouw in stelling gebrachte opschortingsrecht geen doel treffen, dient de vrouw mee te werken aan de overeengekomen overdracht aan haar van de voormalige echtelijke woning. De daartoe strekkende vorderingen van de man zijn dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat aan de vrouw een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis zal worden gegund om haar medewerking aan de overdracht te verlenen. De gevorderde rente over de aan de man te betalen overwaarde van de woning zal worden afgewezen, nu van een spoedeisend belang bij dit onderdeel van de vordering niet is gebleken.
Afgifte roerende zaken
3.8. De man stelt dat hij de roerende zaken die hij blijkens de vaststellingsovereenkomst d.d. 9 juli 2008 alsnog dient te ontvangen, niet van de vrouw heeft ontvangen. De vrouw dient derhalve veroordeeld te worden om deze zaken aan de man af te geven, aldus de man.
3.9. De voorzieningenrechter zal de onderhavige vordering toewijzen, nu de vrouw daartegen geen verweer heeft gevoerd. De termijn voor afgifte zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Schade
3.10. De man stelt dat hij door de weigering van de vrouw om mee te werken aan de overdracht van de woning financiële schade heeft geleden. In de eerste plaats heeft de man zijn aandeel in de overwaarde van de woning niet ontvangen. Dit geld had hij naar eigen zeggen nodig om in zijn nieuwe pand te [woonplaats] te investeren. Daardoor heeft hij aldaar geen showroom kunnen bouwen, waardoor de verkoop van tegels is achtergebleven. Ook heeft de man door zijn -door toedoen van de vrouw ontstane-financiële problemen geen geld kunnen besteden aan reclame of PR om de verhuizing van zijn tegelbedrijf naar [woonplaats] bekend te maken. Ook hierdoor heeft de man schade geleden. Voorts heeft de man, omdat hij nog niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de hypothecaire lening is ontslagen, een overbruggingskrediet van € 80.000,- moeten afsluiten om het pand in [woonplaats] te kunnen afnemen. Hiervoor betaalt de man maandelijks een rente van 9,95%. Ook heeft de man de tegelkasten voor in de showroom noodgedwongen moeten opslaan, waarmee kosten gemoeid waren. De man begroot de door hem tot medio januari 2009 geleden financiële schade als volgt:
- renteoverbruggingskrediet per maand € 290,00 € 870,00
- tegelopslag per maand ad € 118,34 excl. BTW € 473,36
- verzekeringen [adres] ad € 50,00 per maand € 200,00
- woonlasten [adres] ad € 883,- c.q. € 901,- per maand € 3.550,00
- gemeentelijke lasten [adres] ad € 112,50 per maand € 450,00
- kosten waterschap ad € 21,30 per maand € 85,20
- gederfde winst verkoop showroom, per maand € 1.500,- € 6.000,00
- 31 niet gewerkte uren ad € 41,05 p/uur € 1.272,55
- kosten notaris € 1.137,33
--------------
totaal € 14.038,44
3.11. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen door de man genoemde schadeposten. In dat verband betwist de vrouw dat de man een voordeliger pand te [woonplaats] had kunnen kopen, en dat de man met een deel van de hem toekomende overwaarde van de voormalige echtelijke woning een deel van de door hem gekochte woning te [woonplaats] tot showroom voor zijn tegelzetbedrijf wilde verbouwen. Voorts betwist de vrouw dat de verkoop van tegels in de onderneming van de man is gestagneerd. Nadat de vrouw de echtelijke woning in maart 2007 had verlaten, is de verkoop van tegels door de man stilgelegd. De vrouw ontkent ook dat de man publicitaire schade heeft geleden. Tevens betwist de vrouw dat de man door haar toedoen een overbruggingskrediet van € 80.000,- heeft moeten afsluiten. Hiervan is geen bewijs in het geding gebracht. Verder betwist de vrouw dat de man de door hem gestelde opslagkosten heeft moeten maken. Ten slotte voert de vrouw nog aan dat de man eventuele kosten die hij heeft gemaakt in verband met de voormalige echtelijke woning in de thans lopende echtscheidingsprocedure kan verhalen, en dat er om die reden geen spoedeisend belang bestaat bij het vorderen van schadevergoeding in kort geding.
3.12. De voorzieningenrechter stelt vast dat de door de man opgevoerde schadeposten door de vrouw uitdrukkelijk en gemotiveerd zijn betwist. Er is dientengevolge nader onderzoek nodig naar de gegrondheid daarvan. Een procedure in kort geding leent zich naar zijn aard niet voor een dergelijk onderzoek. Dit dient te geschieden in een bodemprocedure. Waar de gegrondheid van de gestelde schadeposten voorshands niet voldoende aannemelijk is geworden, dient de gevorderde schadevergoeding te worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.13. De man stelt dat hij kosten heeft moeten maken omdat de vrouw niet bereid is gebleken om de vaststellingsovereenkomst d.d. 9 juli 2008 na te komen. Voor de hoogte van deze kosten baseert de man zich op het rapport Voorwerk II en vordert hij een bedrag van
€ 904,00 (2 punten overeenkomstig het geldende liquidatietarief).
3.14. De voorzieningenrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen, nu deze kosten door de man in onvoldoende mate zijn onderbouwd.
Dwangsommen
3.15. Aan de uit te spreken veroordeling tot afgifte van de roerende zaken zal de na te melden dwangsom worden verbonden. Bij de gevraagde oplegging van dwangsommen terzake de medewerking van de vrouw aan de levering van de woning heeft de man onvoldoende belang, nu bij niet-medewerking van de vrouw dit vonnis in de plaats kan treden van de handtekening c.q. de verklaring van de vrouw. De voorzieningenrechter zal een maximum aan de te verbeuren dwangsommen verbinden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort geding-vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Proceskosten
3.16. Gelet op het feit dat partijen gewezen echtgenoten zijn, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen compenseren als hierna te melden.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I.
veroordeelt de vrouw om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de voormalige echtelijke woning van partijen, staande en gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan [adres], op haar naam te laten zetten, onder gehoudenheid de daarop rustende hypothecaire schuld voor haar rekening te nemen en de helft van de overwaarde te betalen aan de man;
bepaalt dat bij weigering van de vrouw om mee te werken aan de overdracht van de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, dit vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de vrouw, althans de verklaring van de vrouw terzake van de overdracht van de voormalige echtelijke woning;
II.
veroordeelt de vrouw tot afgifte van de roerende zaken zoals vermeld in het proces-verbaal d.d. 9 juli 2008 binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
bepaalt dat de vrouw voor elke dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen een dwangsom verbeurt van € 500,00;
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 10.000,-;
III.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Postma op 4 februari 2009.?
fn 343