Beoordeling van het geschil
4.1 In de aanvulling op het beroepschrift heeft [lease-rijder] aangevoerd dat de douane een foute inschatting heeft gemaakt en dat de stoelen los in de auto stonden om voor reparatie weg te brengen. Er is gerommeld met foto’s.
4.2 Ter zitting is daaraan door de gemachtigde van eiseres toegevoegd:
- [lease-rijder] is haar zoon; hij heeft het leasecontract op zijn naam; hij had aan de leasemaatschappij al een aanbetaling gedaan om bij het einde van het contract de auto over te nemen;
- de douaneambtenaren zijn twee keer op het adres in [woonplaats] geweest;
- de eerste keer in oktober 2006; de auto stond toen op eigen terrein; de stoelen stonden vastgezet in een bodemplaat van de auto met daarin een clicksysteem; omdat de auto toen op eigen terrein stond, kon het bezoek niet gelden als een controle;
- bij het tweede bezoek van de ambtenaren op het adres in [woonplaats] op 13 januari 2007 stond de auto op de openbare weg; de stoelen stonden los in de auto om weggebracht te worden voor een reparatie; van buiten door het raam leken de stoelen te staan in het clicksysteem; in werkelijkheid stonden de stoelen los en kort achter de aansluitingen van het clicksysteem; de ambtenaren konden dat van buiten niet precies zien;
- nadat de ambtenaren [lease-rijder] hadden gebeld met de mededeling dat er een boete zou komen, is een afspraak gemaakt voor een ontmoeting op 8 februari 2007 in [plaats] op het adres van de ouders van [lease-rijder];
- [lease-rijder] is toen met de auto met de stoelen in het clicksysteem naar [plaats] gereden; de ambtenaren hebben aldaar weer foto’s gemaakt van de auto;
- zij is van mening dat met betrekking tot de constatering op 8 februari 2007 sprake is van uitlokking.
4.3 Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting – mede aan de hand van foto’s
het volgende aangevoerd:
- op de vloer van het motorrijtuig is een grote zwarte vloerplaat bevestigd met op 4 plaatsen een clicksysteem voor de poten van stoelen;
- in het bezwaarschrift bevestigt de eigenaar dat er ten tijde van de controle twee stoelen in de laadruimte in het clicksysteem waren vastgezet; deze verklaring sluit aan bij de constatering van de ambtenaren;
- het bezoek op 8 februari 2007 doet er eigenlijk niet zo toe;
- bij de controle op 13 januari 2007 hebben de ambtenaren waargenomen dat de stoelen rechtop stonden en op de juiste plek waar zich ook de bevestigingspunten bevonden;
- het herstelbeleid, waarover overigens enkel in het bezwaarschrift wordt gesproken, is slechts relevant voor een bestelauto die op bepaalde aspecten, zoals een tussenschot, niet voldoet; hier is dat niet aan de orde;
- voor het motorrijtuig is geen aanvullende aangifte gedaan wegens een verandering aan het motorrijtuig, als voorzien in art. 17 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.
4.4 Ingevolge art. 2, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) wordt onder een personenauto verstaan: een motorrijtuig op drie of vier wielen, ingericht voor personenvervoer en wel voor het vervoer van niet meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen.
4.5 Een motorrijtuig met een in de laadruimte op laadvloer aangebrachte vloerplaat met daarin een clicksysteem voor de bevestiging van stoelen is aan te merken als te zijn ingericht voor personenvervoer. Dit geldt temeer als de stoelen ten tijde van het weggebruik in de auto aanwezig zijn.
4.6 Het ligt op de weg van verweerder bewijs te leveren voor zijn stelling dat het motorrijtuig ten tijde van de controle was aan te merken als te zijn ingericht voor personenvervoer.
4.7 De Rechtbank acht verweerder geslaagd in het leveren van het van hem verlangde bewijs. Vaststaat dat het motorrijtuig in de laadruimte is voorzien van een clicksysteem geschikt om stoelen in vast te zetten. In oktober 2006 is vastgesteld dat de stoelen in het motorrijtuig aanwezig waren en het clicksysteem functioneert. Destijds deed zich echter niet het belastbare feit – gebruik van de weg – voor.
4.8 Bij de controle op 13 januari 2007 hebben de ambtenaren geconstateerd dat met het motorrijtuig de weg werd gebruikt en dat in het motorrijtuig stoelen waren geplaatst op plaatsen waar zich de aansluitingen van het clicksysteem bevonden.
4.9 In het bezwaarschrift stelt eiseres dat het motorrijtuig ten tijde van de controle stond geparkeerd voor de woning van de lessee en dat op dat moment ‘inderdaad 2 stoelen middels een kliksysteem tijdelijk in het voertuig waren gemonteerd’. Deze verklaring klopt met het betoog van de controlerende ambtenaren, dat de lessee [lease-rijder] na de controle via zijn mobiele telefoon verklaarde: ‘De stoelen staan nu vast’.
4.10 In het licht van het voorgaande acht de Rechtbank ongeloofwaardig de verklaringen achteraf van [lease-rijder] in de aanvulling op het beroepschrift en van de gemachtigde ter zitting, dat ten tijde van de controle op 13 januari 2007 de stoelen op de vloerplaat met het clicksysteem stonden, echter los en vlak achter de bevestigingspunten van het clicksysteem.
4.11 Ten slotte is gesteld noch gebleken is dat het motorrijtuig is ingericht voor ander vervoer dan personenvervoer en wel op zodanige wijze dat de mogelijkheid tot personenvervoer ondergeschikt is aan het vervoer waarvoor het motorrijtuig overigens is ingericht, waardoor de mogelijkheid tot personenvervoer geen zelfstandige betekenis meer heeft. Een beroep op het zogenoemde herstelbeleid kan reeds hierom niet slagen.
4.12 Verweerder heeft mitsdien de belasting terecht van eiseres nageheven.
4.13 Met toepassing van art. 37, van de wet, juncto art. 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft verweerder in verband met de te weinig op aangifte voldane belasting een boete opgelegd van 100 percent van de nageheven belasting. Eiseres heeft geen afzonderlijke grieven aangevoerd met betrekking tot de boete anders dan dat deze hem zwaar treft.
4.14 De rechtbank is van oordeel dat de opgelegde boete in het geval als hier aan de orde passend en geboden is. Verweerder heeft bij het opleggen niet gehandeld in strijd met de hem gegeven voorschriften in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 of anderszins met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
4.15 Het beroep van eiseres is ongegrond.