ECLI:NL:RBLEE:2008:BJ3120

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
188161 \ CV EXPL 06-717
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenlease en instemmingsvereiste echtgenoot in vernietigingskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 19 augustus 2008, gaat het om een aandelenlease-overeenkomst waarbij de echtgenoot van de eiseres, [eiser], een beroep doet op de vernietigbaarheid van de overeenkomst. De eiseres, [eiseres], en de eiser zijn echtelieden en hebben gezamenlijk de procedure aangespannen tegen Aegon Financiële Diensten B.V. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 11 september 2007 de eisers in de gelegenheid gesteld om hun standpunt nader te onderbouwen. De eiser heeft in een brief van 6 april 2005 de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst ingeroepen, waarop Aegon heeft gereageerd. Aegon stelde dat de vordering van de eiser was verjaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat de echtgenoot op de hoogte is van de vernietigbare rechtshandeling. De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst door de vernietiging terugwerkt tot het moment van de rechtshandeling, waardoor de vordering tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde bedragen werd toegewezen, minus het uitgekeerde dividend. De kantonrechter verwierp ook de vordering van de eiser om Aegon te verplichten gegevens over effecten te overleggen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten werden toegewezen aan de eisers, waarbij Aegon als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 188161 \ CV EXPL 06-717
vonnis van de kantonrechter d.d. 19 augustus 2008
inzake
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres],
en
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
echtelieden,
beiden wonende te Nunspeet,
eisers, hierna gezamenlijk te noemen [eisers],
gemachtigde: aanvankelijk mr. M.E. Bosman thans mr. B. Parmentier thans mr. J.H.E. de Beer
tegen
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gevestigd te Leeuwarden
gedaagde,
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. H.J. van der Baan, thans mr. D.M.A. Gerdes
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 11 september 2007 heeft [eisers] een akte genomen. Aegon heeft hierna een antwoordakte genomen.
Vervolgens is vonnis bepaald op de stukken welke hier als ingelast gelden.
Motivering
2. De kantonrechter neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij tussenvonnis van 11 september 2007.
Beroep op art. 1:88 BW juncto 1:89 BW
3.1. [eisers] doet een beroep op het ontbreken van de toestemming van de heer [eiser] bij het afsluiten van de overeenkomst door [eiseres]. [eisers] is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld dit beroep nader te adstrueren.
3.2. Bij akte heeft [eisers] een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] bij brief van 6 april 2005 de buitengerechtelijke vernietiging van deze overeenkomst heeft ingeroepen. Aegon heeft deze brief ontvangen en daar op gereageerd bij brief van 20 juni 2005.
Aegon stelt dat [eiser] een beroep op vernietigbaarheid op grond van 1:88 juncto 1:89 niet toekomt daar deze vordering is verjaard.
3.3. De verjaring waar het hier om gaat is geregeld in artikel 3: 52 lid 1 sub d BW. Dit artikellid bepaalt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan. Noch in deze bepaling zelf, noch in de bijbehorende parlementaire geschiedenis is aanknoping te vinden voor de opvatting van Aegon dat in het onderhavige geval de verjaringstermijn begint te lopen op het moment van het aangaan van de overeenkomst. Blijkens de parlementaire geschiedenis is de hoofdgedachte dat de verjaring niet behoort te kunnen gaan lopen voordat degene die tot vernietiging bevoegd is, werkelijk over deze bevoegdheid beschikt. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit in het onderhavige geval dat de verjaringstermijn is gaan lopen op het moment dat [eiser] wist of kon weten dat er door zijn echtgenote een vernietigbare rechtshandeling was verricht.
Aegon heeft gesteld dat [eiser] reeds begin 2002 op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst. Zij heeft echter niet concreet aangegeven waaruit dit zou blijken. Uit hetgeen Aegon heeft aangevoerd blijkt dat er slechts sprake is van suggesties en vermoedens gebaseerd op hetgeen Aegon heeft betiteld als de normale gezinssituatie. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Aegon hiermee haar stelling dat de verjaring reeds eerder is aangevangen, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Aan bewijslevering wordt derhalve niet toe gekomen. Waar Aegon zich baseert op de normale gezinssituatie, gaat zij volledig voorbij aan de ratio van de artikelen 1: 88 en 1: 89 BW, die nu juist de onwetende echtgeno(o)t(e) bedoelen te beschermen tegen rechtshandelingen die de levenspartner zonder de vereiste toestemming is aangegaan.
3.4. De gevorderde verklaring voor recht dat de aandelenlease-overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd zal worden toegewezen.
artikel 6: 278 BW
4. Het beroep van Aegon op toepassing van artikel 6:278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [eiser] pas een beroep op vernietiging heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
rechtsgevolgen
5.1. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de in het geding zijnde overeenkomst, door het inroepen van de vernietigbaarheid daarvan door [eiser] bij brief van 6 april 2005, is vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg dat de onder B.1. gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen evenals de vordering tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde bedragen. De kantonrechter zal derhalve, zoals in het petitum ook gevorderd, Aegon veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [eiser]- Beekman op basis van de overeenkomst aan Aegon heeft voldaan.
Hierop dient in mindering te strekken het door Aegon aan [eiser]- Beekman uitgekeerde dividend ad € 2.178,30, nu dit ten gevolge van de vernietiging van de overeenkomst eveneens onverschuldigd is betaald.
5.2. Ten aanzien van de door [eiseres] gevorderde wettelijke rente vanaf de contractuele vervaldata, overweegt de kantonrechter als volgt.
Op basis van de overeenkomst heeft [eiseres] voormelde inleg voldaan. Door de vernietiging is de rechtsgrond aan de betaling ontvallen, waardoor er sprake is van onverschuldigde betaling. De verbintenis uit onverschuldigde betaling ontstaat op het moment waarop de onverschuldigde betaling is verricht. De stelling van Aegon dat zij eerst in verzuim dient te zijn is op zich juist, doch Aegon gaat daarbij - ten onrechte - voorbij aan de vernietigingsbrief van 6 april 2005. Reeds toen is Aegon in gebreke gesteld en gesommeerd tot terugbetaling binnen 4 weken na dagtekening van die brief. In het onderhavige geval betekent dit dat Aegon vanaf 4 mei 2005 wettelijke rente verschuldigd is.
5.3. [eisers] heeft daarnaast vergoeding gevorderd van de gevolgschade die voortvloeit uit de overeenkomst, alsmede, indien van toepassing, de kosten die voortvloeien uit de financiering van de vooruitbetaling van de inleg vermeerderd met de wettelijke rente. Het bestaan van eventuele gevolgschade is echter volstrekt niet onderbouwd, zodat de vordering tot betaling hiervan, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal worden afgewezen.
overleggen bescheiden aankoop effecten
6. [eisers] heeft voorts gevorderd Aegon te gelasten om de gegevens omtrent de aan- en verkoopkoersen en data van onderliggende effecten over te leggen, omdat hij op grond van geruchten vreest dat de effecten niet zijn aangekocht. Deze stelling is evenwel niet nader met feiten of omstandigheden onderbouwd, zodat de kantonrechter die stelling als onvoldoende gegrond zal passeren. Hetgeen [eisers] heeft aangevoerd met betrekking tot het AFM-rapport heeft betrekking op de procedure tot verbindendverklaring van de Duisenbergregeling en kan in deze derhalve geen rol spelen.
Overigens heeft [eisers], gezien de vernietiging van de overeenkomst, ook geen enkel belang (meer) bij deze vordering.
De hierop gebaseerde vorderingen van [eisers] zullen dan ook als ongegrond worden afgewezen.
BKR- melding
7. De vordering van [eisers]om Aegon te gebieden om aan de stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en achterstandscodering ten onrechte is geschied, zal als ongegrond worden afgewezen, nu Aegon onweersproken heeft gesteld dat de overeenkomsten niet door Aegon bij het BKR zijn aangemeld.
proceskosten
8.1. Aegon zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten. Ten aanzien van de begroting daarvan, overweegt de kantonrechter als volgt.
8.2. Op 26 oktober 2005 hebben 155 eisers (vertegenwoordigd door de besloten vennootschap Beursklacht BV) één exploot uitgebracht waarbij zij Aegon hebben gedagvaard om op 8 november 2005 te verschijnen ter terechtzitting van de sector kanton. De explootkosten bedroegen € 85,60. Deze eisers waren (uiteindelijk) gezamenlijk een griffierecht verschuldigd van € 192,--. Dit bedrag is aan de eiser sub 1a, [betrokkene], in rekening gebracht.
Op grond van het bovenstaande zullen de kosten voor verschotten worden toegekend in de procedure van eiser sub 1a en zullen de verschotten in de onderhavige zaak worden begroot op nihil.
8.3. Voorts ziet de kantonrechter in de wijze waarop geprocedeerd is aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief. De dagvaarding behelst een algemeen deel en een bijzonder gedeelte. Het bijzondere gedeelte bestaat uit een toelichting betreffende de individuele situatie van eisers. De kantonrechter heeft geconstateerd dat ook dit bijzondere gedeelte in overwegende mate bestaat uit een standaard tekst. Nadat de zaak ambtshalve is gesplitst heeft Aegon 155 conclusies van antwoord ingediend, eveneens bestaande uit een algemeen deel (voor iedere eiser identiek) en een deel waarbij wordt ingegaan op de individuele positie van eisers. Van de zijde van eisers is vervolgens volstaan met het indienen van één - weliswaar omvangrijke - conclusie van repliek. Aegon tenslotte heeft in iedere zaak afzonderlijk een conclusie van dupliek genomen.
Gelet op het bovenstaande zal het salaris van de gemachtigde naar redelijkheid en billijkheid worden begroot op € 50,-- per punt.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de tussen Aegon en [eiseres] gesloten overeenkomst ten behoeve van het product Vermogens Vliegwiel met contractnummer 25006220 buitengerechtelijk is vernietigd bij brief van 6 april 2005;
veroordeelt Aegon tot (terug)betaling aan [eiseres] van de door haar aan Aegon op basis van voormelde overeenkomst betaalde bedragen, te verminderen met het door Aegon aan [eiseres] uitgekeerde dividend ad € 2.178,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over het saldo vanaf 4 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Aegon in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 100,-- wegens salaris en op nihil wegens verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 185