4. de beoordeling:
4.1 De rechtbank zal zich eerst uitlaten omtrent de vraag of de vrouw nog steeds als behoeftig is aan te merken. De rechtbank overweegt daarover dat in de beschikking waarvan thans wijziging wordt verzocht door de rechtbank uitvoerig is overwogen waarom de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud. De man heeft niet althans onvoldoende onderbouwd dat de situatie van de vrouw zodanig is gewijzigd dat de vrouw nu niet meer als behoeftig is aan te merken. De vrouw heeft nog steeds medische beperkingen en zij is niet meer gaan werken. Zij heeft, gelet op de ziektewetuitkering, juist minder inkomsten uit arbeid. De vrouw ontvangt daarnaast een deel van het prepensioen van de man van € 199,-- per maand. De rechtbank zal de stelling van de man dat de vrouw inkomsten uit vermogen heeft honoreren. De vrouw zou rekening houdend met een rendement van 4 % per jaar € 4.000,-- aan bruto inkomen ontvangen. Dit zou haar per maand ongeveer € 250,-- netto opleveren. De vrouw hoeft, net als de man niet in te teren op haar vermogen. De man heeft zijn vermogen in een woning gestoken, waardoor zijn woonlasten zijn verminderd hetgeen zijn draagkracht ten goede komt.
De rechtbank is, afgezien van de omstandigheid of zij bij haar zoon woont of een eigen huurwoning heeft, van oordeel dat de vrouw hoe dan ook in redelijkheid woonkosten heeft en nog steeds als behoeftig is aan te merken, mede gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in haar beschikking van 19 januari 2005.
In die beschikking heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw becijferd op € 923,-- netto per maand, na indexering € 969.-- netto per maand.
4.2 De rechtbank zal zich vervolgens uitlaten over de vraag of de man, gelet op zijn onderhoudsplicht ten opzichte van de vrouw, wel of geen gebruik kon maken van het prepensioen. De man heeft gesteld dat de vrouw er ten tijde van het huwelijk van op de hoogte was dat hij gebruik ging maken van het prepensioen. De vrouw heeft deze stelling ontkend, althans zij kan zich niet herinneren dat er tijdens het huwelijk over is gesproken dat de man gebruik zou maken van de prepensioen regeling. De rechtbank is van oordeel dat de inkomensachteruitgang van de man, nu hij gebruik is gaan maken van het prepensioen een vrijwillig karakter heeft. Uit het door de man gestelde is niet aannemelijk geworden dat de partijen ten tijde van hun huwelijk hebben afgesproken dat de man gebruik zou maken van de regeling voor prepensioen. De rechtbank wijst op het door vrouw gestelde dat zij, indien bij haar bekend was geweest dat de man gebruik ging maken van het prepensioen, daarvoor bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap gecompenseerd had willen worden. De rechtbank is voorts van oordeel dat de door de man opgevoerde medische redenen niet rechtvaardigen dat hij gebruik moest maken van het prepensioen. De man heeft weliswaar rugklachten, maar uit de brief van de oefentherapeut blijkt niet dat hij daardoor zijn werkzaamheden niet meer uit zou kunnen voeren. Uit de brief blijkt eerder dat de man door oefeningen juist minder rugproblemen heeft. Bovendien heeft de man desgevraagd ter zitting gesteld dat hij een leidinggevende positie had en niet in de fabriek zelf werkzaam was.
De man heeft voorts gesteld dat hij altijd heeft betaald om eerder met pensioen te gaan. De rechtbank acht dit geen valide argument, nu het feit dat wordt betaald voor prepensioen nog niet betekent dat daarvan ook gebruik zal worden gemaakt. Men kan er ook voor kiezen om door te werken tot de pensioengerechtigde leeftijd, waardoor een hogere pensioenuitkering wordt verkregen.
De rechtbank zal, alles overziende, dan ook uitgaan van de voormalige financiële situatie van de man. Hieruit volgt dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden als door de man gesteld, waardoor de destijds vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw niet meer zou voldoen aan de wettelijke maatstaven.
4.3 De rechtbank zal het verzoek van de met betrekking tot terugbetaling van teveel betaalde alimentatie, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen niet nader bespreken.
4.3 Door de vrouw is gesteld dat de draagkracht van de man juist is toegenomen, doordat hij opnieuw is gehuwd en zijn huidige echtgenote in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, zodat rekening moet worden gehouden met de helft van de woonlasten. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden aan de zijde van de man, zoals door de vrouw gesteld. Zijn draagkracht moet daarom opnieuw in volle omvang worden beoordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de geïndexeerde behoefte van de vrouw kan worden gesteld op een bedrag van € 969,-- netto per maand of wel op een bedrag van afgerond € 1.300,-- bruto per maand, waarbij wordt overwogen dat in de beschikking waarvan wijziging is verzocht de behoefte van de vrouw is beperkt door de draagkracht van de man.
De rechtbank is onvoldoende geïnformeerd omtrent de draagkracht van de man en zal de man opdragen de hierna te noemen financiële bescheiden in het geding te brengen.