ECLI:NL:RBLEE:2008:BG6365

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
9 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880317-08 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en flessentrekkerij door verdachte met meerdere benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 9 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en flessentrekkerij. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd in PI Overijssel, werd bijgestaan door haar advocaat, mr. P.A. van der Vliet. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2008 en de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, heeft geëist. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van oplichting, verduistering en diefstal door twee verenigde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 augustus 2008, samen met een mededader, op verschillende locaties in Nederland, goederen heeft verkregen zonder volledige betaling, en zich heeft voorgedaan als bonafide huurder om geld te lenen zonder de intentie om dit terug te betalen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de telastelegging en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met een proeftijd van 2 jaar voor het voorwaardelijke deel. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan verschillende benadeelde partijen, die zich in het strafproces hebben gevoegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadeposten zijn vastgesteld en de verdachte is veroordeeld tot betaling van bedragen variërend van € 100,00 tot € 1278,40 aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partijen in hun overige vorderingen niet-ontvankelijk zijn, en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf gemotiveerd, waarbij rekening is gehouden met haar strafblad en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880317-08
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in PI Overijssel, te Zwolle
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 25 november 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.A. van der Vliet, advocaat te Drachten.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3 primair en 4. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringstoezicht;
- ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel bij een eventuele toewijzing van een vordering.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 2. telastegelegde heeft de officier van justitie betoogd dat sprake is van oplichting indien de verdachte zich voor heeft gedaan als bonafide huurder, terwijl zij wist dat ze niet zou betalen. Het opgeven van een valse naam of het vooruit betalen van een overnachting leidde tot de terbeschikkingstelling van de kamer. De verhuurders werden hierdoor bewogen tot het aangaan van een schuld, aldus de officier van justitie, waardoor sprake zou zijn van oplichting volgens art. 326 van het Wetboek van strafrecht (Sr.).
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak (zie bv. HR 12 januari 1999, NJ 1999, 325) valt het ter beschikking stellen van louter accommodatie niet onder de afgifte van een goed als bedoeld in art. 326 Sr. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het bewegen hiertoe niet te scharen is onder de reikwijdte van art. 326 Sr, en dus ook niet onder het bewegen tot het aangaan van een schuld. In die gevallen waar enkel een dienst is verleend door de slachtoffers, zoals het ter beschikking stellen van accommodatie, oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van oplichting. Een wetsvoorstel tot wijziging van deze situatie is thans in voorbereiding onder Kamerstuknummer 31 386. Het is de strafrechter echter in artikel 1, eerste lid, Sr. verboden vooruit te lopen op komende wetgeving. Derhalve moet vrijspraak volgen van feit 2, voor zover dat feit ziet op de aangiften met nummers 38, 10, 2, 25, 8, 51, 28, 27, 6, 3 en 56.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. primair en 4. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 augustus 2008, op na te noemen plaatsen tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en haar mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten onder meer:
- in de periode van 30 januari 2006 tot en met 10 februari 2006, te De Koog, bij [naam 1], een hoeveelheid consumpties en
- in de periode van 21 juni 2006 tot en met 29 juni 2006, te Lemmer, bij een aan de [straat] gevestigd kamerverhuurbedrijf, meermalen ontbijt en
- in de periode van 29 november 2007 tot en met 4 december 2007, te Sint Nicolaasga, bij een Bed en Breakfast, een hoeveelheid etenswaren te weten ontbijt en
- in de periode van 9 juli 2008 tot en met 13 juli 2008, te Bovenkarspel, bij een Bed en Breakfast, een hoeveelheid consumpties;
2.
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 augustus 2008, op na te noemen plaatsen,
meermalen tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid of door een of meer listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen/bedrijven hebben bewogen tot de afgifte van hoeveelheden geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en haar mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk of listiglijk
of bedrieglijk of in strijd met de waarheid - op tijd en plaats daarbij vermeld onder meer
- zich met gebruikmaking van een vals adres in de periode van 21 juni 2006 tot en met 29 juni 2006, te Lemmer, in een aan [straat] gevestigd café, [naam 2], ten opzichte van [eigenaar], de eigenaar van genoemd café, voorgedaan als bonafide leners van 80 euro, te weten door te zeggen/te suggereren dat het geleende zal worden terugbetaald en
- zich in de periode van 1 juli 2006 tot en met 10 juli 2006, te Ferwert, ten opzichte van een medewerkster van Bed en Brochje, gelegen aan of bij de [straat] aldaar, voorgedaan als familie [naam 3] wonende te [adres] en als bonafide huurders van een kamer in voornoemde Bed en Brochje en leners van 100,- euro, door te zeggen dat zij problemen hadden met hun pinpas en door te zeggen/suggereren dat de huurpenningen en het geleende geld zullen worden terugbetaald en
- zich op 1 augustus 2007, te Bolsward, ten opzichte van [naam 4] heeft voorgedaan als bonafide leners van 340,- euro door te zeggen dat verdachte en haar mededader de bankpasjes thuis hadden laten liggen en door te zeggen/suggereren dat de geleende 340,- euro terugbetaald zal worden en
- zich in de periode van 20 september 2007 tot en met 25 september 2007, te Berg en Dal, ten opzichte van een medewerkster van een Bed en Breakfast, voorgedaan als bonafide huurders en leners door te zeggen/suggereren dat de huurpenningen en het geleende geld zullen worden terugbetaald en door te zeggen dat de bankpasjes thuis lagen en
- zich, met gebruikmaking van de valse naam [naam 5] en woonplaats [woonplaats], in de periode van 29 november 2007 tot en met 4 december 2007, te Sint Nicolaasga, ten opzichte van een medewerkster van een Bed en Breakfast, voorgedaan als bonafide huurders van een kamer en leners van 150,- euro door te zeggen dat verdachte en haar mededader de bankpasjes thuis hadden laten liggen en door te zeggen/suggereren dat de huurpenningen en het geleende geld terugbetaald zullen worden en
- zich op 13 maart 2008, te Doetinchem, ten opzichte van [naam 6] voorgedaan als bonafide leners van 50 euro, te weten door belangstelling te veinzen voor de Apostolische genootschap en door te zeggen dat verdachte en haar mededader de bankpasjes thuis hadden laten liggen en door te zeggen dat de geleende 50 euro op 15 maart 2008 na het bijwonen van de kerkdienst zou worden terugbetaald en
- zich, met gebruikmaking van de valse naam [naam 7] en de woonplaats [woonplaats], in de periode van 7 april 2008 tot en met 23 april 2008, te Elim, ten opzichte [naam 8] voorgedaan als bonafide huurders van een caravan en leners van 100,- euro, door te zeggen/suggereren dat de huurpenningen en het geleende geld terugbetaald zullen worden en
- zich op 2 mei 2008, te Hoogezand, ten opzichte van [naam 9] voorgedaan als bonafide leners van 250,- euro door te zeggen dat zij op zoek waren naar een oud-collega van de luchtmacht en door te zeggen dat verdachte en haar mededader de bankpasjes thuis hadden laten liggen en door te zeggen dat de geleende 250 euro terug zal worden betaald en
- zich met gebruikmaking van de valse namen [namen] en de woonplaats [woonplaats], in de periode van 3 mei 2008 tot en met 21 mei 2008, te Schildwolde, ten opzichte van een medewerkster van een Bed en Breakfast voorgedaan als bonafide huurders van een kamer en leners van 200,- euro door te zeggen/suggereren dat de huurpenningen en het geleende geld terugbetaald zullen worden en door te zeggen dat verdachte en haar mededaders de bankpasjes thuis hadden laten liggen en
- zich op 20 juni 2008, te Holwerd, ten opzichte van [naam 10], de bewoner van de [adres], voorgedaan als bonafide leners van 50 euro, te weten door te zeggen lid te zijn van de doopsgezinde kerk en door te zeggen dat verdachte en haar mededaders de bankpasjes thuis hadden laten liggen en dat de geleende 50 euro zou worden terugbetaald bij de kerkdienst op 22 juni 2008 en
- zich met gebruikmaking van de valse naam [naam 11] en de woonplaats
[woonplaats], in de periode van 27 juni 2008 tot en met 29 juni 2008, te Metslawier, ten opzichte van [namen 12 en 13], de bewoners van [adres], voorgedaan als bonafide leners van 100 euro, te weten door te zeggen katholiek baptist te zijn en door te zeggen dat verdachte en haar mededader de bankpasjes thuis hadden laten liggen en door te zeggen dat de geleende 100 euro de volgende dag in de kerk zou worden terugbetaald
terwijl zij, verdachte en haar mededader, voornoemde huurpenningen en rekeningen en geleend geld niet terug hebben betaald, waardoor genoemde personen/bedrijven telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij in de periode van 20 juni 2006 tot en met 6 juni 2008, op nader te noemen plaatsen in Nederland, meermalen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk de hierna te noemen goederen toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, welke goederen verdachte en haar mededader anders dan door een misdrijf, te weten als gebruiker, onder zich hadden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend, te weten:
- in de periode van 20 juni 2006 tot en met 1 juli 2006, te Wierum, een aantal fietsen en een fietsreparatiesetje, toebehorende aan [naam 14] en
- in de periode van 1 juli 2006 tot en met 10 juli 2006, te Ferwert, een aantal fietsen, toebehorende aan [naam 15] en
- in de periode van 11 juli 2006 tot en met 18 juli 2006, te Den Andel, een aantal fietsen, toebehorende aan [naam 16] en
- op 7 augustus 2007, te Eelde, een aantal fietsen, toebehorende aan [naam 17] en
- in de periode van 7 april 2008 tot en met 23 april 2008, te Elim, een aantal fietsen, toebehorende aan [naam 8] en
- in de periode van 5 juni 2008 tot en met 6 juni 2008, te Marum, een aantal fietsen, toebehorende aan [naam 18];
4.
zij in de periode van 19 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2006, te Vorden, in de gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kasgeld van ongeveer 650,- euro, toebehorende aan [naam 19].
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Het medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd.
2. Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
3. Primair: Medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd.
4. Diefstal door twee verenigde personen.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de voorlichtingsrapporten en de rapportage van de psycholoog;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouwe.
Verdachte heeft zich vier maal schuldig gemaakt aan flessentrekkerij door consumpties te gebruiken die zij niet heeft betaald. Voorts heeft verdachte elf oplichtingen begaan. Zij heeft onder meer geld geleend door aan anderen verzonnen verhalen op te dissen. Zo heeft verdachte geld losgekregen met het verhaal dat zij geen geld kon opnemen, omdat zij haar bankpasjes was vergeten. Verdachte voegde hieraan toe dat haar zoon of dochter de volgende dag zou langskomen om het geleende geld aan de geldschieter terug te betalen. Ook maakte verdachte welbewust misbruik van de hulpvaardigheid van voorgangers van kerkgemeenschappen. Tegenover hen deed verdachte zich voor als geloofsgenoot, die het geleende geld 's zondags in de kerk zou terugbetalen. Verdachte en haar medeverdachte waren hierin zo bedreven, dat hen soms meer werd geleend dan zij hadden gevraagd. In zes gevallen heeft verdachte fietsen verduisterd. Verdachte en haar medeverdachte vertrokken dan uit een pension, met achterlating van een onbetaalde rekening en met medeneming van de fietsen die hen gratis ter beschikking waren gesteld. Verdachte en haar medeverdachte hebben ook kasgeld gestolen van een horeca-ondernemer. Deze horeca-ondernemer had verdachte en haar medeverdachte gratis onderdak verschaft; zij hielpen zelfs in zijn café. Toen de horeca-ondernemer het café op zijn vrije dag overliet aan verdachte en haar partner, zagen zij hun kans schoon om de dagopbrengst te stelen. Verdachte heeft bovendien erkend dat zij 42 ad informandum gevoegde oplichtingen heeft begaan. Aldus is ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen en de gastvrijheid van de slachtoffers.
Concrete oriëntatiepunten voor de strafoplegging ontbreken. Strafverzwarende factor is het strafblad van verdachte, waarop drie recente veroordelingen voor valsheidsdelicten zijn vermeld. Deze dateren van 2004, 2005 en 2006. In 2005 werd verdachte reeds een aanzienlijke gevangenisstraf opgelegd voor feiten die zij had gepleegd met dezelfde medeverdachte als in deze zaak .
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Gebreken of stoornissen in de geestvermogens ontbreken. Zij functioneert verstandelijk echter op benedengemiddeld niveau. Zij is labiel en stelt zich afhankelijk op. Bij problemen heeft zij sterk de neiging passief te blijven en deze niet aan te pakken. Haar medeverdachte heeft een grote invloed op haar. Verdachte is thans voornemens haar leven te beteren, onder toezicht van de reclassering. Bij adequaat toezicht acht de psycholoog het recidivegevaar klein. Op haar huisvesting en financiën moeten goed worden gelet. Het Exodus-project lijkt een goede optie na ommekomst van de straf, volgens de psycholoog.
De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte graag wil veranderen. Zij is in het huis van bewaring gestart met een opleiding en werk. Verder is zij met hulp van de psycholoog en pastoor begonnen met de verwerking van oude trauma's. Verdachte is alleen gemotiveerd als haar medeverdachte samen met haar wil veranderen, maar de reclassering verwacht juist dat verdachte onder zijn invloed zal recidiveren.
Uit de reacties van verdachte ter zitting bleek nauwelijks van doorleefde spijt over de feiten. De rechtbank hecht dan ook niet bij voorbaat geloof aan verdachtes intentie tot verandering. Verdachte zal dat eerst moeten bewijzen. Gezien de uitgebreide recidive, het aantal en de ernst van de feiten acht de rechtbank slechts een forse gevangenisstraf passend, zulks uit het oogpunt van vergelding en preventie. De rechtbank zal dan ook de eis van de officier van justitie volgen. Hieraan doet niet af dat de rechtbank heeft vrijgesproken bij 11 aangiften. Het grote aantal resterende feiten rechtvaardigt oplegging van de gevorderde straf.
Benadeelde partij 1
[benadeelde partij 1], gemachtigde [naam 20], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van de diefstal van € 650,00 aan kasgeld. De rechtbank zal dan ook de vordering in zoverre hoofdelijk toewijzen. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De overige gevorderde schadeposten zien op de diefstal van goederen die de rechtbank niet bewezen acht. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze posten.
Benadeelde partij 2
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. en 2. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadeposten van het geleende geld, groot
€ 150,00, en de gevorderde schade van de overnachtingen, groot € 225,00, hoofdelijk voor toewijzing vatbaar zijn nu deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De overige schadeposten zijn niet voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze posten.
Benadeelde partij 3
[benadeelde partij 3], gemachtigde [naam 21], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade niet is voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Benadeelde partij 4
[naam 14] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2. en 3. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. Het is de rechtbank zonder nadere gegevens over de uitkering door de verzekering niet duidelijk welke schade vergoed is door de verzekering en aldus niet meer in aanmerking komt voor vergoeding in het strafgeding.
Benadeelde partij 5
[naam 17] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade van de gestolen fietsen hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is nu deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank is met de raadsvrouwe van mening dat matiging van de schade op zijn plaats is, aangezien de fietsen twee jaar voor de diefstal zijn aangeschaft. De rechtbank stelt, met inachtneming van een afschrijvingspercentage van 10% per jaar, de schade vast op een totaalbedrag van € 1278,40. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Benadeelde partij 6
[benadeelde partij 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade van € 100,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en hoofdelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Benadeelde partij 7
[benadeelde partij 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schadeposten van € 300,00 voor derving van logiesinkomsten, € 20,00 voor een sleutel en slot en € 30,00 aan geldlening, voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en hoofdelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht verder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 30,00 reiskosten gevorderd in het kader van de kosten van het geding. De rechtbank veroordeelt de verdachte in deze kosten van de benadeelde partij.
Benadeelde partij 8
[benadeelde partij 8], gemachtigde [naam 8], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. en 3. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadeposten van € 100,00 aan geleend geld, € 391,00 voor de huur van de caravan en de schade van € 250,00 voor de fietsen, voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en hoofdelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 11,00 voor een uitreksel uit het Handelsregister gevorderd in het kader van de kosten van het geding. De rechtbank veroordeelt de verdachte in deze kosten van de benadeelde partij.
Benadeelde partij 9
[benadeelde partij 9], gemachtigde [naam 16], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2. en 3. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade van € 400,00 voor de fietsen, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en hoofdelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De overige schadeposten zijn niet voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze posten.
Benadeelde partij 10
[naam 9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade aan geleend geld, groot € 250,00, hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is nu deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedings-maatregel aangewezen. De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 19,90 reiskosten gevorderd in het kader van de kosten van het geding. De rechtbank veroordeelt de verdachte in deze kosten van de benadeelde partij.
Benadeelde partij 11
[benadeelde partij 11], gemachtigde [naam 22], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. en 2. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade aan genuttigde consumpties, groot € 43,60 hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is nu deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedings-maatregel aangewezen.
De schadepost terzake de hotelkosten is niet voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze posten.
Benadeelde partij 12
[benadeelde partij 12] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. en 2. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. De kosten voor logies en sleutel zijn niet voor toewijzing vatbaar aangezien deze zijn niet voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten. De schadepost inzake de kosten voor het ontbijt zijn niet gespecificeerd en dus niet voor toewijzing vatbaar. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Benadeelde partij 13
[benadeelde partij 13] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade niet is voortgevloeid uit één van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Benadeelde partij 14
[benadeelde partij 14] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade aan geleend geld, groot € 50,00, hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is nu deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Benadeelde partij 15
[benadeelde partij 15] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2. en 3. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadeposten van de gestolen fiets, van het geleende geld en van het verblijf hoofdelijk voor toewijzing vatbaar zijn, nu deze schadeposten in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank is met de raadsvrouw van mening dat matiging van de schade op zijn plaats is, aangezien de fietsen 7 jaar voor de diefstal zijn aangeschaft. De rechtbank stelt, met inachtneming van een afschrijvingspercentage van 10% per jaar, de schade voor de fiets vast op een bedrag van
€ 152,29. De totale schade die voor vergoeding in aanmerking komt is € 666,29. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Benadeelde partij 16
[naam 18] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadeposten van de gestolen fietsen voor toewijzing vatbaar zijn, nu deze schadeposten in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank is met de raadsvrouw van mening dat matiging van de schade op zijn plaats is, aangezien de fietsen 9 jaar voor de diefstal zijn aangeschaft. De rechtbank stelt, met inachtneming van een afschrijvingspercentage van 10% per jaar en een aankoopwaarde van € 827,70 voor beide fietsen, de schade voor de fietsen vast op een bedrag van € 82,77. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedings-maatregel aangewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 47, 57 (oud), 310, 311, 321, 326 (oud), 326a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3 primair en 4. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf van tweeënveertig maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering te Zwolle;
- ervoor zorgt dat zij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
(1) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], gemachtigde [naam 20], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 20], te betalen een som geld ten bedrage van € 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 650,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam 20], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(2) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 405,00 (zegge: vierhonderdenvijf euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 405,00 (zegge: vierhonderdenvijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 405,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(3) Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3], gemachtigde [naam 21], niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
(4) Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 14] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
(5) Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 17], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1278,40 (zegge: twaalfhonderdenachtenzeventig euro en veertig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 17], te betalen een som geld ten bedrage van € 1278,40 (zegge: twaalfhonderdenachtenzeventig euro en veertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1278,40 ten behoeve van het slachtoffer [naam 17], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
(6) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6], wonende te [adres] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6], te betalen een som geld ten bedrage van € 100,00 (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 100,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(7) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdenvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 30,00.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7], te betalen een som geld ten bedrage van € 350,00 (zegge: driehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(8) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8], gemachtigde [naam 8], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 741,00 (zegge: zevenhonderdéénenveertig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 11,00.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 8], te betalen een som geld ten bedrage van € 741,00 (zegge: zevenhonderdéénenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 741,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam 8], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(9) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9], gemachtigde [naam 16], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 16], te betalen een som geld ten bedrage van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 400,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam 16], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(10) Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 9], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdenvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 19,90.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 9], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam 9], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(11) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11], gemachtigde [naam 22], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 43,60 (zegge: drieënveertig euro en zestig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 22], te betalen een som geld ten bedrage van € 43,60 (zegge: drieënveertig euro en zestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 43,60 ten behoeve van het slachtoffer [naam 22], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(12) Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 12] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
(13) Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 13] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
(14) Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 14] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
(15) Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 666,29 (zegge: zeshonderdzesenzestig euro en negentwintig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15], te betalen een som geld ten bedrage van € 666,29 (zegge: zeshonderdzesenzestig euro en negentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 666,29 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(16) Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 18], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 82,77 (zegge: tweeëntachtig euro en zevenenzeventig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 18], te betalen een som geld ten bedrage van € 82,77 (zegge: tweeëntachtig euro en zevenenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 82,77 ten behoeve van het slachtoffer [naam 18], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. W.K.F. Hangelbroek en mr. Y. Huizing, rechters, bijgestaan door mr. G.W. Roest, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2008.