RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880311-08
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, locatie De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 18 november 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Eigenberg, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor de primair telastegelegde moord;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen priem;
- teruggave aan de rechtmatige eigenaar van de inbeslaggenomen kleding en vier mobiele telefoons.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot het telastegelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2008, onder meer inhoudende:
Op 2 augustus 2008 heb ik te Leeuwarden, [slachtoffer] in zijn lichaam gestoken met een priem. Deze priem heb ik gepakt uit de garage bij de woning van [getuige 4].
2. het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie, nr. 2008081737, d.d. 2 oktober 2008, bevattende diverse verklaringen, geschriften en processen-verbaal, waaronder:
2.1 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, nr. 2008081737-6, (pag. 77) onder meer inhoudende:
Als verklaring van [getuige 1]:
Ik woon samen met [slachtoffer], we hebben bijna 4 jaar een relatie.
Op vrijdag 1 augustus 2008 zijn [slachtoffer] en ik naar een feestje gegaan. We zijn omstreeks 01.30 uur weggegaan. We waren op twee fietsen.
Ter hoogte van een woning welke schuin tegenover de Shell staat, stonden twee jongens op straat. [slachtoffer] zei toen "midje". Dit is Fries voor goedemiddag.
Een van deze jongens, die later [slachtoffer] heeft neergestoken, reageerde heel agressief. Ik zag dat de jongen naar [slachtoffer] liep en hem begon te duwen. Plots vielen er over en weer klappen.
De vrienden van die jongen kwamen uit een huis dat daar stond en haalde de jongen bij [slachtoffer] weg. We zijn toen naar huis gefietst. Voordat wij weg fietsten, hebben wij een jas van de jongen meegenomen. De jongen had de jas uitgetrokken voordat hij begon te duwen.
Toen we thuis kwamen zagen wij dat er in de jas huissleutels zaten. Wij hadden toen zoiets van laten wij de jas terugbrengen. Kort hierop zijn we teruggelopen om de jas van de jongen terug te brengen.
We kwamen aangelopen en zagen dezelfde jongen achterop een scooter wegrijden in de richting van het centrum. Toen ze ons zagen zijn ze gelijk gestopt. De jongen achterop de brommer werd direct vijandig. We hebben uitgelegd dat wij zijn jas kwamen terugbrengen. De jongen begon gelijk [slachtoffer] te duwen. Ik zag dat de jongen duwbewegingen maakte naar [slachtoffer]. Ik weer niet meer of [slachtoffer] hem heeft geduwd. Opeens zag ik dat die jongen wegrende in de richting van het winkelcentrum. Ik ben direct achter de jongen aangerend. Tijdens het achterna rennen viel ik op straat. Toen ik opstond en omdraaide zag ik [slachtoffer] op straat liggen.
Ik zag in de nek en buik van [slachtoffer] steekwonden.
2.2 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, nr. 2008081737-34, (pag. 81) onder meer inhoudende:
Als verklaring van [getuige 1]:
Vlak nadat we thuis waren gekomen, hoorde ik van [slachtoffer] dat in het vest dat hij had meegenomen sleutels zaten. We besloten het vest gelijk terug te brengen. Vervolgens zijn [slachtoffer] en ik beiden in de richting van de [straat] gelopen. Dit was ongeveer 5 a 10 minuten nadat wij thuis waren gekomen.
Op de [straat] aangekomen, zag ik dat de jongen waar [slachtoffer] eerder die avond mee had gevochten, net wegreed op een scooter.
Bij ons aangekomen zag ik dat jongen 1 van de scooter afsprong. Hij reageerde zeer agressief. Ik heb het vest aan de jongen gegeven, doch volgens mij gooide hij dit gelijk weer op de grond. Jongen 1 begon hierna opnieuw ruzie met [slachtoffer] te zoeken door hem te duwen. Tevens zag ik dat de jongen meerdere malen slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer] maakte. Voordat ik het wist lag [slachtoffer] op de grond.
2.3 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, nr. 2008081737-53, (pag. 93) onder meer inhoudende:
Als verklaring van [getuige 2]:
Ik heb [verdachte] van die jongen getrokken. Nadat ik [verdachte] los liet ging hij weer vechten en toen hebben we hem met zijn allen van die jongen getrokken en zijn we naar binnen gegaan.
[verdachte] pakte een mes uit het keukenblok. [getuige 3] pakte meteen het mes van hem af en deed dit terug in het messenblok. We zijn naar buiten gegaan om het vest van [verdachte] te zoeken. Ik zag dat [verdachte] naar buiten kwam. Ik zag dat hij weer een mes in zijn hand had. Ik zag dat dit een mes uit het messenblok was.
[verdachte] riep dat hij zijn vest ging zoeken.
Ik hoorde dat hij riep: "Ik maak hem af".
Nadat ik binnen was, zag ik dat [verdachte] bij [getuige 4] achter op de scooter ging zittten.
2.4 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, nr. 2008081737-23, (pag. 101) onder meer inhoudende:
Als verklaring van [getuige 3]:
Ik zag dat [verdachte] een mes pakte uit het messenblok in de keuken. Hij zei: "Ik vermoord hem". De man en de vrouw waren al weggefietst. [verdachte] probeerde erachter aan te gaan. Doordat hij zoveel drank op had, struikelde hij en viel.
[verdachte] kwam ook naar binnen en zei dingen als: "ik pak hem nog wel en als ik hem zie steek ik hem neer". Hij was helemaal geflipt.
Hij kwam erachter dat zijn vest weg was. Hij begon weer te flippen.
Ik zag dat hij een heel groot mes uit het messenblok pakte.
2.5 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, nr. 2008081737-22, (pag. 116) onder meer inhoudende:
Als verklaring van [getuige 4]:
[verdachte] vroeg aan mij of ik samen met hem op de scooter wilde gaan kijken of zijn vest ergens in de buurt lag.
Toen wij wegreden zag ik dat de jongen en het meisje waar [verdachte] eerder woorden mee heeft gehad, aan kwamen fietsen en ik bemerkte dat [verdachte] zomaar van de scooter af was.
Ik hoorde dat de jongen tegen [verdachte] zei: "Hier heb jij je vest weer". Ik zag dat [verdachte] boos werd.
Ik heb toen mijn scooter op de bok gezet en ben gelijk tussen de jongen en [verdachte] in gaan staan. Ik keek met mijn gezicht richting [verdachte], ik heb geprobeerd [verdachte] weg te duwen en de boel te sussen. [verdachte] is sterker dan ik ben. Voor ik het wist lag de jongen op de grond.
2.6 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, nr. 2008081737-38, (pag 135) onder meer inhoudende:
Als verklaring van [getuige 5]:
Ik woon op de [adres], dit is naast de woning van [getuige 4].
Ik werd wakker van geschreeuw en bedreigingen. Ik hoorde iets in de strekking van: "Ik maak je helemaal af, kom maar hier, ik maak je helemaal kapot." Ik hoorde aan de stem dat dit [verdachte] was. Ik ken de vrienden van mijn buurjongen [getuige 4] wel. Ik ken de stem van [verdachte] ook. Het geluid ebde daarna wat weg. Ik viel weer in slaap.
Ik werd later weer wakker. Ik werd vooral wakker van de stem van [getuige 4]. Ik hoorde hem constant hard schreeuwen:"[verdachte] stop, [verdachte] hou op, [verdachte] opdonderen" en soortgelijke woorden.
Ik ben uit bed gegaan en heb vanachter het gordijn gekeken.
Ik zag het latere slachtoffer, waarvan ik later hoorde dat hij [slachtoffer] heet. De vriendin van [slachtoffer]. Ik zag [getuige 4] en [verdachte].
Ik zag dat [getuige 4] met gespreide armen voor [verdachte] stond. [getuige 4] stond met zijn gezicht naar [verdachte] en in zijn rug stonden [slachtoffer] en zijn vriendin. [verdachte] had een dreigende houding en [getuige 4] probeerde hem tegen te houden en te kalmeren. [getuige 4] heeft de hele tijd zijn armen zo gehouden en is er niet tussen uit geweest.
Ik zag dat [verdachte] om [getuige 4] heen met zijn rechterhand of vuist een klap of stomp aan [slachtoffer] gaf. [slachtoffer] begon terug te knokken. Doordat ze knokten, duwden ze [getuige 4] eigenlijk omver. Ik raakte in paniek en ben bij het raam weggegaan. Redelijk snel ben ik weer naar het raam toegegaan en ik zag toen [slachtoffer] op de grond liggen.
3 Een schriftelijk stuk, inhoudende een deskundigenrapport van het Ministerie van Justitie, Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 20 oktober 2008, met bijlagen:
Als verklaring van [naam], arts en patholoog:
Overledene: [slachtoffer]
Onderwerp: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] is het navolgende gebleken:
Er waren 4 recente littekens te onderscheiden die volgens ontvangen informatie niet het gevolg waren van medische handelingen. Ze waren gelokaliseerd:
B1 Aan de hals links net onder de kaakrand. De lengte van het wondkanaal was circa 5 cm.
Links in de hals was er in relatie met een recent huidlitteken in het spierweefsel van de hals een circa 5 cm lang wondbed te herleiden. Dit wondbed liep door tot aan de wervelkolom. Er was met het blote oog geen perforatie te zien van het wervelkanaal. Het ruggenmerg was wel zichtbaar afwijkend, passend bij ernstige beschadiging. Bij revisie van in het ziekenhuis gemaakte beeldvormende onderzoek werd er door de door ons geconsulteerde radiologen wel een steekkanaal gezien tot in het ruggenmerg. Bij neuropathologisch onderzoek bleek er een traumatische onderbreking van het ruggenmerg ter plaatse van de zichtbare beschadiging aanwezig te zijn. De traumatische onderbreking toonde reactieve veranderingen passend bij beschadiging enkele dagen voor het overlijden. Er is door het aanvullende onderzoek van de neuropatholoog wel degelijk een directe relatie gebleken tussen het oplopen van steekletsel links in de hals en het ontstaan van de dwarslaesie. Het overlijden wordt verklaard als gevolg van het door de dwarslaesie veroorzaakte functieverlies van onder andere de ademhalingsspieren.
[slachtoffer] is overleden aan de gevolgen van een steekletsel links in de hals.
3.1 Bijlage 2 bij het onder 3 genoemde schriftelijk stuk, welke bijlage inhoudt, een checklist onderzoek en verslaglegging lijkschouw, d.d. 15 augustus 2008:
Als verklaring van de schouwarts:
Identiteit stoffelijk overschot
Naam [slachtoffer]
Voornamen [slachtoffer]
Algemene informatie stoffelijk overschot
Is de dood vastgesteld Ja Datum 15 augustus 2008
3.2 Bijlage 3 bij het onder 3 genoemde schriftelijk stuk, welke bijlage inhoudt, een deskundigenrapport, Ministerie van Justitie Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 16 oktober 2008:
Als verklaring van [naam 2], arts en patholoog:
Het neuropathologisch onderzoek van het ruggenmerg toont een volledige, enkele dagen oude onderbreking op hoog-cervicaal niveau met reactieve veranderingen en dus bij leven ontstaan.
3.3 Bijlage 4 bij het onder 3 genoemd schriftelijke stuk, welke bijlage inhoudt, een radiologisch verslag, d.d. 18-09-2008:
Als verklaring van [naam 3], autoriserend radioloog:
Er zijn sterke aanwijzingen voor een laesie van in ieder geval de dura aan de linkerzijde tussen C1 en C2. Het steekkanaal is op drie snedes te vervolgen tot precies de plaats waar de liquoruittrede uit het durakanaal zichtbaar is. De laesie in het myelum zelf zou veroorzaakt kunnen zijn door direct traumatisch geweld. Het steekvoorwerp is naar binnen gegaan tussen de condyl en de massa lateralis van C2.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter zitting bepleit dat verdachte van het primair en subsidiair telastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen sprake was van voorbedachte raad bij verdachte, nu niet is gebleken dat verdachte tijd heeft gehad om zich rekenschap te geven van zijn handelen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld, noch dat sprake was van voorwaardelijk opzet. Met betrekking tot het voorwaardelijk opzet heeft de raadsman kort gezegd betoogd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden door het handelen van verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven, leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte is na de eerste confrontatie met het slachtoffer de woning van [getuige 4] binnengegaan. De vrienden van verdachte hebben verklaard dat verdachte erg boos en opgefokt was en woorden riep die de strekking hadden dat hij het slachtoffer wilde doden. Verdachte heeft in de tijd tussen de eerste en de tweede confrontatie zeker éénmaal een mes gepakt, dat van hem werd afgepakt. Verdachte wilde zijn vest terug hebben en ging daarnaar met [getuige 4] op zoek. Voordat hij de woning wederom verliet, heeft hij naar eigen zeggen een priem gepakt uit de garage van de woning van [getuige 4]. Op het moment dat verdachte het slachtoffer en zijn vriendin in het oog kreeg, zocht hij direct wederom de confrontatie op. Verschillende getuigen hebben verklaard dat verdachte erg agressief reageerde in de richting van het slachtoffer. De rechtbank wijst hierbij met name op de verklaring van [getuige 4] en [getuige 5]. [getuige 4] heeft vervolgens steeds geprobeerd om verdachte bij het slachtoffer vandaan te houden, zowel met woorden als met daden. Niettemin heeft verdachte het slachtoffer meerdere malen gestoken, waarbij de steekwond in de linkerzijde van de hals het slachtoffer fataal is geworden, zo blijkt uit de deskundigenrapporten.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de bewijsmiddelen het verweer van de raadsman, zoals hiervoor weergegeven, weerlegt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bewijs dat verdachte opzettelijk, in de zin van willens en wetens, heeft gestoken. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk tijd heeft gehad om zich rekenschap te geven van zijn handelen. Verdachte was boos naar aanleiding van de eerste confrontatie met het slachtoffer en heeft meermalen bedreigingen met de dood geuit in de richting van het slachtoffer. Zijn vrienden hebben gedurende de periode tussen de eerste confrontatie en de tweede, uiteindelijk fatale, confrontatie, met zowel woorden als daden geprobeerd verdachte op andere gedachten te brengen, maar geen van hen heeft hem van zijn daad kunnen weerhouden. Verdachte heeft op meerdere momenten de mogelijkheid gehad om te besluiten niet opnieuw de confrontatie op te zoeken. Verdachte heeft derhalve voldoende tijd gehad om zich te beraden op het genomen besluit en heeft daarmee dus gelegenheid gehad om zich over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad te beraden en zich daarvan rekenschap te geven.
De verklaring van verdachte dat hij enkel zijn vest en sleutels terug wilde hebben, de priem meenam omdat hij bang was geworden voor het slachtoffer en zich moest verdedigen tegen diens aanval, wordt niet gesteund door enig bewijsmiddel. De rechtbank merkt op dat uit het bewijs juist volgt dat verdachte de agressor was. Verder merkt de rechtbank op dat uit het bewijs volgt dat verdachte zijn vest had teruggekregen, voordat hij tot aanval overging. Klaarblijkelijk ging het verdachte dus niet om het bezit van het vest. Zijn verklaring acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande wettige bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang beschouwd- de redengevende feiten en omstandigheden inhouden waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 augustus 2008 tot en met 15 augustus 2008, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een priem in de hals gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 15 augustus 2008 is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland, d.d. 16 oktober 2008, het psychiatrische rapport, d.d. 14 oktober 2008 en het psychologisch rapport, d.d. 3 november 2008;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft een achtentwintigjarige man van het leven beroofd. Hij heeft hem viermaal met een priem gestoken. Drie steekwonden, links aan de borst en buik, bleken niet levensbedreigend. Een steekwond links in de hals heeft echter een steekkanaal opgeleverd tot in het ruggenmerg, waardoor een hoge dwarslaesie is ontstaan. Het slachtoffer had bij het aantreffen door de politie geen ademhaling meer. Na reanimatie door politiemensen en ambulancepersoneel is hij vervoerd naar het ziekenhuis. Daar heeft hij met behulp van kunstmatige beademing nog dertien dagen geleefd. Omdat er geen zicht was op verbetering van zijn situatie, is besloten van verdere behandeling af te zien. Nadat de kunstmatige beademing werd beëindigd, is het slachtoffer overleden. Het overlijden wordt door de deskundigen het gevolg geacht van functieverlies van de ademhalingsspieren, veroorzaakt door de dwarslaesie.
Uit de mondelinge verklaring ter terechtzitting van de moeder van het slachtoffer en uit de schriftelijke verklaring van zijn vriendin blijken de aangrijpende gevolgen voor de nabestaanden. Zij zullen voortaan met dit gemis moeten "overleven", zoals de moeder van het slachtoffer dit heeft verwoord. Het betreft een zeer ernstig feit waarvoor slechts een langdurige gevangenisstraf passend is.
Verdachte is eerder door de kinderrechter veroordeeld tot een werkstraf voor bedreiging. Ook in die zaak had verdachte een steekwapen gehanteerd. De rechtbank houdt met deze strafverzwarende omstandigheid rekening bij de strafoplegging. Voorts zijn de volgende factoren van belang. Verdachte geeft weliswaar aan dat hij niet agressief is, maar in het strafdossier bevinden zich diverse verklaringen van personen uit zijn omgeving, die aangeven dat verdachte een "kort lontje" heeft. Zowel de psycholoog als de psychiater achten verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor het feit.
De reclassering geeft in haar rapportage het beeld van een bovengemiddeld intelligente jonge man uit een normaal ondernemersgezin. Op school ging het niet altijd goed, maar het leek juist de laatste tijd beter te gaan. Verdachte had ten tijde van het feit alcohol en cannabis gebruikt. Voorafgaand aan dit gebruik kon verdachte echter weten dat dit een negatieve invloed kon hebben op zijn wil en zijn handelen, zodat dit gebruik geen strafverminderende werking kan hebben.
De rechtbank heeft noch in het dossier noch bij de behandeling ter terechtzitting strafverminderende omstandigheden geconstateerd waarmee zij bij het opleggen van een straf rekening moet houden. De jeugdige leeftijd van verdachte beschouwt de rechtbank niet als zodanig. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf derhalve passend. Zij zal verdachte veroordelen overeenkomstig de eis.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen priem vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het feit is begaan met behulp van deze priem en zij van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht de onder [slachtoffer] inbeslaggenomen kleding en schoeisel, vatbaar voor teruggave aan zijn nabestaanden, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet langer verzet.
De rechtbank acht de onder verdachte inbeslaggenomen kleding, schoeisel en vier mobiele telefoons, vatbaar voor teruggave aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet langer verzet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1 primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen priem.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding, schoeisel en vier mobiele telefoons.
Gelast de teruggave aan de nabestaanden van [slachtoffer] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding en schoeisel van [slachtoffer].
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. K. Post en mr. Y. Huizing, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2008.