Beoordeling van het materiële geschil
4.5 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
4.6 Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
4.7 Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
4.8 Volgens vaste jurisprudentie komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De bestuursrechter dient zich bij de beoordeling van een verkeersbesluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuurorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen (vgl. AB 2007, 153).
4.9 Blijkens bijlage 3 van de in geding zijnde verkeersbesluiten worden hiermee de volgende doelstellingen beoogd:
- het beperken van de aantasting door het verkeer van het karakter en de functie van het historische stadsdeel van Stavoren;
- het beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade in het historische stadsdeel van Stavoren;
- het in stand houden van de straten in het historische stadsdeel van Stavoren en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
- te komen tot een oplossing voor een rechtvaardig en efficiënt parkeerbeleid waarvoor draagvlak binnen de gemeente Nijefurd;
- het vergroten van de duidelijkheid voor de verkeersdeelnemers met betrekking tot parkeren.
4.10 De rechtbank oordeelt dat het college hiermee op deugdelijke wijze voldaan heeft aan het bepaalde in artikel 2, leden 1 en 2, van de WVW 1994 en artikel 21 van het BABW. Voorts oordeelt de rechtbank dat het college een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt tussen de betrokken belangen, waaronder die van zogenoemde kortparkeerders en langparkeerders in het historische stadsdeel van Stavoren. Voor wat betreft de kortparkeerders is er enerzijds naar gestreefd om het parkeren voor korte(re) tijd nog mogelijk te maken, terwijl dit anderzijds gereguleerd wordt door het korte parkeren slechts op bepaalde plekken toe te staan. Aldus worden onnodige verkeersbewegingen zoveel mogelijk voorkomen en wordt de leefbaarheid en toeristische waarde van de historische kern vergroot. Ten aanzien van het langparkeren is er naar gestreefd dit zoveel mogelijk aan de rand van de stad te doen plaatsvinden teneinde de historische kern zoveel mogelijk te beschermen. Ook is rekening gehouden met de belangen van de permanente bewoners van woningen in de straten die geraakt worden door de verkeersbesluiten, zoals eisers. Zij kunnen blijven parkeren binnen het historische stadsdeel van Stavoren met een vergunning voor het gebruik van de daartoe aangewezen parkeerplaatsen of een vergunning waarbij de gebruiker ontheffing wordt verleend voor het parkeren binnen een parkeerverbodszone of de parkeerschijfzone. Verder heeft het college zich ook rekenschap gegeven van de belangen van gehandicapte automobilisten. Al met al heeft het college naar het oordeel van de rechtbank een redelijke balans gevonden tussen de verschillende betrokken belangen.
4.11 Het betoog van eisers -kortgezegd- dat voor het nemen van de verkeersbesluiten geen noodzaak bestaat, faalt nu het college naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat wel aanleiding bestaat om door middel van de verkeersbesluiten regulerend op te treden ter zake van het parkeren in Stavoren.
4.12 De rechtbank realiseert zich dat -anders dan voorheen- aan het parkeren in het historische stadsdeel van Stavoren in de toekomst kosten zijn verbonden. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat het college in redelijkheid niet kon besluiten tot het nemen van de verkeersbesluiten. De rechtbank merkt in dit verband op dat de inwoners van het centrumgebied van Stavoren niet in dezelfde omstandigheden verkeren als de overige inwoners, zodat geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
4.13 Uit het voorgaande volgt dat de tegen de verkeersbesluiten gerichte beroepen van
[E14], [E15], [E16], [E17], [E18] en [E19],
[E20], [E21], [E22], [E23], [E24], [E25] en [E26], [E27], [E28] en [E29], [E30] en [E31],
[E32], [E33] en [E34], [E35] en [E36], [E37] en [E38], [E39], [E40], [E41], [E42] en
[E43], [E44], [E45] en [E46], en [E47] ongegrond zijn.