ECLI:NL:RBLEE:2008:BG4321

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880202-07 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van een minderjarige aan wettelijk gezag en mishandeling van ouders met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 12 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken van zijn minderjarige kind aan het wettig gezag, mishandeling van zijn ouders en vernieling. De verdachte, geboren in 1972, heeft op 2 juni 2007 in Wolvega een minderjarige, geboren in 2004, met geweld onttrokken aan de moeder, die het wettelijk gezag uitoefende. Tevens heeft hij zijn moeder en vader mishandeld en schade veroorzaakt aan andermans eigendommen. De rechtbank heeft gelet op meerdere zittingen en rapportages van deskundigen, waaronder het Pieter Baan Centrum, waaruit bleek dat de verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat de feiten hem slechts in verminderde mate konden worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en ter beschikking gesteld met oplegging van gedragsvoorwaarden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder van de minderjarige en de ouders van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van schadevergoedingen. De uitspraak is gedaan in het kader van de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak tot behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880202-07
ter berechting gevoegd parketnummer 17/757073-07
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 november 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op de ter terechtzitting gehouden onderzoeken van 18 september 2007, 13 december 2007, 6 maart 2008, 3 juni 2008, 10 juli 2008, 20 augustus 2008 en 29 oktober 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand-Sappemeer.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. telastegelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de preventieve hechtenis;
- oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling met voorwaarden;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 2.935,40, ten aanzien van de schade in de woning en immateriële schade;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.295,00;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 505,00;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 809,20.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. en 4. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. (parketnummer 17/880202-07)
hij op 2 juni 2007, te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf, opzettelijk een minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaar oud, te weten [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004, met gebruik van geweld heeft onttrokken aan de moeder van die [minderjarige], te weten [slachtoffer 1], die het wettig over die minderjarige gestelde gezag uitoefende en die het opzicht over die minderjarige desbevoegd uitoefende,
immers heeft verdachte zich begeven naar de woning te weten perceel [adres] waar die [minderjarige] zich bevond en is verdachte vervolgens die woning binnengedrongen en heeft verdachte vervolgens die [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen en die [slachtoffer 1] bij haar keel vastgepakt en vervolgens haar keel gedurende korte tijd dichtgedrukt en vervolgens die [minderjarige] zonder toestemming van [slachtoffer 1] uit die woning meegenomen en vervolgens zonder toestemming van die [slachtoffer 1] die [minderjarige] naar een voor haar onbekende plaats weggevoerd;
2. (parketnummer 17/880202-07)
hij op 2 juni 2007, te Oldeholtpade, in de gemeente Weststellingwerf, opzettelijk mishandelend
-een persoon te weten zijn, verdachtes, moeder: [slachtoffer 2] meermalen in haar gezicht heeft geslagen en zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag tegen haar lichaam heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden en
-een persoon te weten zijn, verdachtes, vader: [slachtoffer 3] meermalen met gebalde vuist tegen zijn hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3. (parketnummer 17/757073-07)
hij op 5 mei 2007, te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf, telkens opzettelijk en wederrechtelijk
- in een pand [adres] een raam, toebehorende aan een ander,
en
- in het bureau van politie, gevestigd aan de Grote Weegbree nummer 2 een ruit, deel uitmakende van een ophoudkamer,
heeft vernield;
4. (parketnummer 17/757073-07)
hij op 5 mei 2007, te Oldeholtpade, in de gemeente Weststellingwerf, opzettelijk en wederrechtelijk het gaas van een vogelvolière en een raamkozijn, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of woningbouw Stellingwerfen, heeft vernield.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
2. Mishandeling begaan tegen zijn moeder en
Mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het psychiatrisch rapport d.d. 18 augustus 2007, het psychologisch rapport d.d. 18 augustus 2007, de rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 2 juni 2008, de voorlichtingsrapporten d.d. 12 september 2007, 12 december 2007 en het maatregelrapport d.d. 28 oktober 2008;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan het overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feit te hebben schuldig gemaakt, welke zaak derhalve hiermee is afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn minderjarig kind aan het wettig gezag, aan mishandeling van zijn ouders en aan vernieling. Daarnaast heeft hij een diefstal van geld bij zijn ouders toegegeven. Deze delicten hielden verband met relatieproblemen tussen verdachte en zijn familie. Door zijn handelwijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op het door de moeder uitgeoefende gezag over het kind, en heeft hij de lichamelijke integriteit van anderen en andermans eigendomsrecht geschonden.
Over verdachte is gerapporteerd door het Pieter Baan Centrum. De conclusie van het onderzoeksteam luidt dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten leed aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met alcohol- en cannabisafhankelijkheid) dat de feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De deskundigen adviseren verdachte ter beschikking te stellen met bevel tot verpleging.
De rechtbank deelt de conclusie van de deskundigen van het PBC dat verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat de bewezenverklaarde feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Zij is er echter niet van overtuigd dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verpleging van verdachte eist. Zij heeft daarom de reclassering verzocht te rapporteren op welke wijze de -ook naar de mening van de rechtbank noodzakelijke- behandeling van verdachte gestalte zou kunnen krijgen in de vorm van gedragsvoorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling. De reclassering adviseert verdachte wel ter beschikking te stellen, maar niet een bevel tot verpleging te geven, en aan verdachte een aantal gedragsvoorwaarden op te leggen. De officier van justitie heeft in zijn slotrequisitoir in gelijke zin gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de normschendingen die verdachte heeft gepleegd vanwege de ernst van met name de eerste twee bewezenverklaarde feiten een vrijheidsstraf rechtvaardigen. Het is nodig verdachte te doen behandelen om herhaling van deze feiten te voorkomen. De veiligheid van anderen eist in dit verband dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Gelet op de uitgebrachte rapportage meent de rechtbank dat de behandeling van verdachte het best kan geschieden in het kader van gedragsvoorwaarden die worden opgelegd bij een terbeschikkingstelling. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat verdachte na zijn invrijheidstelling geen ongewenst of strafbaar gedrag heeft vertoond en dat hij ook zelf tot het inzicht is gekomen dat behandeling nodig is en dat hij daaraan - ook in het kader van een terbeschikkingstelling - wil meewerken.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen en hem daarnaast ter beschikking stellen met oplegging van na te noemen gedragsvoorwaarden.
Benadeelde partijen
Namens [slachtoffer 1] heeft mr. B.E. Dijkstra zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade ad € 500,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Ten aanzien van het materiële deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering, die wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 250,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 250,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Namens [slachtoffer 4] heeft [gemachtigde] zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de [slachtoffer 4] geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 37a, 38, 57 (oud), 279, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3. en 4. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Stelt als voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij de AFP of een vergelijkbare instelling en/of zonodig een ambulante behandeling in het kader van zijn verslavingsproblematiek;
- toestemming aan medewerkers van de reclassering en de AFPN geeft om medische informatie over hem uit te wisselen en meewerkt aan het tot stand komen van nadere afspraken;
- meewerkt aan (urine)controles wanneer de reclassering dit nodig acht;
- niet zonder overleg met zijn reclasseringsbegeleider van adres of werkgever verandert.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderd vijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderd vijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 809,20 (zegge: achthonderdnegen euro en twintig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 809,20 (zegge: achthonderdnegen euro en twintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 809,20 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2008.