ECLI:NL:RBLEE:2008:BG4162
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.W. Keuning
- H.J. Haanstra
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op lijfrente-uitkeringen in het kader van testamentaire bepalingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 31 oktober 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de belastingheffing van lijfrente-uitkeringen die eiseres ontving op basis van een testament. Eiseres ontving in 2004 en 2005 lijfrente-uitkeringen van respectievelijk € 39.895,-- en € 40.367,--, die volgens haar als inkomsten uit sparen en beleggen belast moesten worden. De inspecteur was van mening dat deze uitkeringen moesten worden belast als inkomsten uit werk en woning, specifiek als periodieke uitkeringen volgens artikel 3.101 lid 1 sub c van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de lijfrente-uitkeringen in rechte vorderbaar zijn en niet de tegenwaarde voor een prestatie vormen. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen in het testament van eiseres' tante, waarin de uitkeringen zijn vastgelegd als 'derde bevoordelende lasten'. De rechtbank oordeelde dat de uitkeringen, ondanks dat ze onder bewind zijn gesteld, niet gelijk zijn aan het onderbrengen van vermogen bij bepaalde personen. De rechtbank heeft de stelling van eiseres verworpen dat de verzorging van de graven van haar tante en haar echtgenoot een tegenprestatie zou vormen voor de uitkeringen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de lijfrente-uitkeringen belast zijn als belastbare periodieke uitkeringen die tot het belastbaar inkomen uit werk en woning behoren. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Leeuwarden binnen zes weken na de verzenddatum.