ECLI:NL:RBLEE:2008:BG4022

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1044
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering standplaatsvergunning en vergunning voor verwijsborden door gemeente Smallingerland

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 10 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kenmerk Autoruitenservice en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland. Kenmerk had een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning en voor het plaatsen van 16 verwijsborden in de gemeente. Het college heeft deze aanvraag op 24 januari 2008 afgewezen, met als reden dat de aanvraag niet voldeed aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente. Kenmerk, dat zich bezighoudt met het graveren van kentekens en het repareren van autoruiten, voerde aan dat het aantal toegestane verwijsborden te laag was en dat andere bedrijven wel vergunningen voor vergelijkbare borden hadden gekregen, wat volgens hen in strijd was met het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank overwoog dat Kenmerk nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn beroep, ondanks het feit dat de gevraagde data al waren verstreken. De rechtbank oordeelde dat het college bij de afwijzing van de vergunningen binnen zijn discretionaire bevoegdheid handelde en dat het beleid van de gemeente niet onredelijk was. De rechtbank wees de argumenten van Kenmerk af, waaronder de lange duur van de procedure en de samenstelling van de hoorcommissie. De rechtbank concludeerde dat het college in overeenstemming met zijn beleid de gevraagde vergunning had geweigerd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep van Kenmerk ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen ruimte was voor schadevergoeding in deze procedure. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de APV en de beoordelingsvrijheid van het college bij het verlenen van vergunningen voor tijdelijke reclame-uitingen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/1044
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2008 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], handelend onder de naam Kenmerk Autoruitenservice,
gevestigd te Groningen,
eiser (hierna: Kenmerk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigde: J.H. Jonker, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2008 heeft het college Kenmerk in kennis gesteld van zijn besluit tot afwijzing van een aanvraag om 16 verwijsborden te plaatsen op diverse data in 2008. Hiernaast heeft het college besloten een aanvraag om een standplaatsvergunning buiten behandeling te stellen.
Op 11 april 2008 heeft het college het hiertegen door Kenmerk ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Kenmerk bij brief van 21 mei 2008 beroep aangetekend. Namens het college is bij brief van 2 juli 2008 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 28 oktober 2008. Namens Kenmerk heeft [X] het woord gevoerd, namens het college J.H. Jonker.
Motivering
Feiten
1.1 Kenmerk houdt zich bezig met het graveren van kentekens in autoruiten en het repareren en vervangen van autoruiten. Deze activiteiten vinden in heel Nederland plaats. Kenmerk zoekt voor zijn activiteiten naar locaties in de nabijheid van winkelcentra en vraagt hiervoor bij de bevoegde autoriteiten standplaatsvergunningen aan, alsmede vergunningen voor het plaatsen van verwijsborden, waarmee potentiële klanten naar de ingenomen standplaats worden verwezen.
1.2 Op 15 november 2007 heeft Kenmerk bij de gemeente Smallingerland een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning ten behoeve van kenteken graveren en autoruit repareren op 8 en 9 april, 6 mei, 17 en 18 juni, 2 juli en 9 en 10 september 2008. Bij de aanvraag heeft Kenmerk tevens gevraagd verwijsborden te mogen plaatsen op de aangegeven data. Het gaat hier om 20 verwijsborden met een afmeting van 120 x 61 centimeter.
1.3 Bij brief van 13 december 2007 heeft het college aangegeven dat hij voornemens is de aanvraag voor het plaatsen van verwijsborden af te wijzen gelet op het bepaalde in artikel 2.1.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Smallingerland (hierna: APV). Het college is wel bereid vergunning te verlenen voor maximaal 4 verwijsborden in de directe nabijheid van de standplaats. Kenmerk heeft in zijn zienswijze op dit voornemen aangegeven dat 4 verwijsborden in de nabijheid van de standplaats geen toegevoegde waarde hebben. Kenmerk is wel bereid om het formaat van de aangevraagde borden aan te passen naar 60 x 40 centimeter en het aantal aangevraagde borden te verlagen tot 16.
1.4 Bij besluit van 24 januari 2008 heeft verweerder de aanvraag om een vergunning voor 16 verwijsborden afgewezen. Gelet op de door Kenmerk gemaakte koppeling met de verwijsborden heeft het college de aanvraag voor een standplaatsvergunning buiten behandeling gelaten. Het door Kenmerk tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder ongegrond verklaard.
Het geschil
2.1 Het college stelt zich met verwijzing naar zijn op de APV gebaseerde beleid op het standpunt dat behoudens in uitzonderingsgevallen geen reclame- en verwijsborden worden toegestaan. Kenmerk valt niet onder de in het beleid genoemde gevallen waarin vergunning verleend kan worden. Verweerder stelt dat op basis van eerdere toezeggingen wel eenmalig voor de genoemde data in mei en juni 2008 vergunning verleend kan worden voor het plaatsen van 4 verwijsborden van 60 x 40 centimeter.
2.2 Kenmerk voert in beroep aan dat de activiteiten in Drachten al sinds 1995 worden uitgevoerd en dat in het verleden ook altijd gebruik werd gemaakt van verwijsborden. Het toegestane aantal van vier verwijsborden is volgens Kenmerk veel te laag om klanten te trekken. Kenmerk vindt het vreemd dat andere reclame-uitingen in de gemeente wel zijn toegestaan, zoals driehoeksborden, circusborden en diverse vormen van lichtbakreclames. Kenmerk heeft informatie ingewonnen waaruit blijkt dat in de periode vanaf 2006 tot en met 2008 aan andere bedrijven wel vergunning verleend is voor verwijsborden en dat bij overeenkomst aan een bedrijf het exclusieve recht is gegeven om lichtmastreclames te plaatsen. Hiernaast vraagt Kenmerk zich af waarom de bezwaren uit de APV niet gelden voor de evenementen waarvoor in het beleid een uitzondering wordt gemaakt. Kenmerk maakt voorts bezwaar tegen de samenstelling van de hoorcommissie onder voorzitterschap van de burgemeester en tegen de lange duur van de procedure. Tenslotte stelt Kenmerk dat als gevolg van het niet in Drachten mogen werken met verwijsborden inkomstenderving heeft plaatsgevonden. De hoogte van de schade wordt door Kenmerk begroot op 15 dagen á € 1500,= per dag, in totaal € 22.500,=.
Beoordeling van het geschil
3.1 De rechtbank overweegt als eerste dat de data waarvoor vergunning is gevraagd al zijn verstreken. Kenmerk heeft echter nog steeds belang bij een beoordeling van zijn beroep door de rechter, gezien de mogelijke consequenties van een rechterlijke uitspraak voor de toekomst en gelet op de ingediende schadeclaim.
3.2 Kenmerk heeft voorts geklaagd over de lange duur van de procedure. In de stukken refereert Kenmerk aan een eerdere aanvraag van 1 maart 2007, waarop niet door het college zou zijn beslist. De rechtbank deelt de mening van Kenmerk dat de wijze waarop met de aanvraag van 1 maart 2007 is omgegaan niet de schoonheidsprijs verdient. De onderhavige zaak betreft echter alleen de na bezwaar gehandhaafde beslissing op de aanvraag van 15 oktober 2007. Op die aanvraag heeft het college naar het oordeel van de rechtbank binnen een redelijke termijn beslist.
3.3 Het bezwaar van Kenmerk tegen de samenstelling van de hoorcommissie slaagt niet. De Awb voorziet in twee verschillende procedures voor het horen in bezwaar. Artikel 7:5 Awb regelt het horen door het bestuursorgaan zelf. Daarnaast is in artikel 7:13 Awb de mogelijkheid geregeld om het horen over te laten aan een onafhankelijke adviescommissie. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat in Smallingerland voor dit soort zaken geen onafhankelijke hoorcommissie is ingesteld. Deze keuze is niet in strijd met de wet.
3.4 Ten aanzien van de na bezwaar gehandhaafde weigering om Kenmerk vergunning te verlenen voor verwijsborden overweegt de rechtbank als volgt.
3.4.1 In artikel 2.1.5.1 APV, met het opschrift "voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg" is in het eerste lid bepaald dat het verboden is zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
Ingevolge artikel 2.1.5.1, vijfde lid, onder a en b van de APV kan een vergunning worden geweigerd, indien:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b. het beoogde gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
3.4.2 In de "Beleidsregels tijdelijke reclameborden", zoals vastgesteld op 16 november 2004, is het gemeentelijke beleid ten aanzien van tijdelijke reclameborden, spandoeken en verwijsborden uiteengezet. In de toelichting op het beleid is aangegeven dat de laatste jaren een wildgroei aan reclameborden is ontstaan. De nieuwe regels zijn met name gesteld om het uiterlijk aanzien van de openbare weg te verfraaien. Ter zitting is desgevraagd benadrukt dat de regels vooral zien op het aspect welstand, zoals bedoeld in artikel 2.1.5.1, vijfde lid, onder b, van de APV. Gelet op het gevoerde beleid worden maximaal 10 verwijsborden toegestaan voor grootschalige evenementen, open dagen van bedrijven die aan de criteria voldoen die genoemd zijn in de beleidsregels tijdelijke reclameborden en voor rommelmarkten en vlooienmarkten. Het beleid bepaalt voorts dat verwijsborden geen reclameteksten mogen bevatten, maximaal 80 x 40 centimeter mogen zijn en geplaatst mogen worden op de dag van aanvang van het evenement of de activiteit.
3.4.3 De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beantwoording van de vraag of zich weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 2.1.5.1, vijfde lid, van de APV een discretionaire bevoegdheid heeft. De wijze waarop het college invulling heeft gegeven aan deze bevoegdheid moet door de rechter terughoudend worden getoetst. De rechtbank is ten aanzien van het door het college gevoerde beleid van oordeel dat dit niet onjuist of onredelijk te achten is. Kenmerk heeft aangevoerd dat de bezwaren ten aanzien van welstand ook gelden voor de in het beleid opgesomde gevallen, waarin wél vergunning verleend kan worden. Volgens het college gaat het hier echter om activiteiten die in enig opzicht een gemeenschappelijk belang dienen. Het college heeft toegelicht dat in die gevallen een minder fraai uiterlijk aanzien van de openbare weg geaccepteerd wordt. De rechtbank acht het niet onredelijk dat op deze wijze de grenzen worden getrokken.
3.4.4 Het gestelde door Kenmerk dat in het verleden wel verwijsborden geplaatst mochten worden, leidt niet tot de conclusie dat daarmee ook voor de toekomst verwachtingen zijn gewekt. Aan het college kan niet de bevoegdheid ontzegd worden om zijn beleid op basis van gewijzigde inzichten bij te stellen. In dit geval heeft het college in de "wildgroei van reclameborden" aanleiding gezien voor de bijstelling van zijn beleid.
3.4.5 Kenmerk heeft aan de hand van foto's en stukken aan willen tonen dat het college in vergelijkbare gevallen wel verwijsborden toestaat en derhalve heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De verleende vergunningen aan Kiwo en Vitalis betroffen vlooienmarkten en open dagen, waarvoor gelet op het beleid vergunning verleend kon worden. Het getoonde reclamebord voor een circus is eveneens toegestaan. Dit maakt dat hier geen sprake is van gelijke gevallen. Kenmerk kan zich ook niet beroepen op de aan Kooistra verleende vergunning voor verwijsborden, omdat in dat geval een incidentele fout is gemaakt. Volgens vaste rechtspraak hoeft een bestuursorgaan een gemaakte fout niet opnieuw te maken. Kenmerk heeft voorts gewezen op een door de gemeente gesloten overeenkomst met JHD intermediair bv. inzake reclame aan lichtmasten en urinoirzuil. Op grond van deze overeenkomst heeft JHD het exclusieve recht gekregen om binnen de gemeente Smallingerland tegen betaling met lichtbakken c.q. reclameborden reclame te maken. De rechtbank overweegt dat deze overeenkomst ziet op permanente reclame-uitingen. Het gemeentelijk beleid zoals hier aan de orde ziet op tijdelijke reclameborden, spandoeken en verwijsborden. Gelet hierop is geen sprake van gelijke gevallen. Overigens moet aan de hand van de ter zitting getoonde foto's geconstateerd worden dat in de reclameborden aan lichtmasten ook verwijselementen terug te vinden zijn. De rechtbank kan zich daarom voorstellen dat bij Kenmerk het gevoel is ontstaan dat verschillende maatstaven gehanteerd worden. De rechtbank is echter van oordeel dat in de op foto's getoonde borden het element reclame op de voorgrond staat. Bij de borden van Kenmerk gaat het expliciet om de verwijzing.
3.4.6 De rechtbank komt tot de conclusie dat het college in overeenstemming met zijn beleid de gevraagde vergunning heeft geweigerd. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van zijn beleid had moeten afwijken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het voor Kenmerk gelet op het nieuwe beleid moeilijker wordt om op een rendabele manier zijn activiteiten in Drachten uit te oefenen, maar dat de handel op zich hiermee niet onmogelijk gemaakt wordt.
3.5 Hetgeen door Kenmerk is aangevoerd met betrekking tot het vinden van een alternatieve locatie voor zijn activiteiten in Drachten, valt buiten het bestek van deze procedure en moet daarom onbesproken blijven.
3.6 De conclusie is dat de beslissing op bezwaar van 11 april 2008 in stand kan blijven en dat het beroep van Kenmerk hiertegen ongegrond verklaard moet worden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
3.7 Kenmerk heeft ten slotte gevraagd om een veroordeling van de gemeente Smallingerland in de schade die hij heeft geleden door inkomstenderving. Voor een schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb is echter geen ruimte, omdat dit artikel slechts ziet op de situatie dat het beroep gegrond wordt verklaard. Die situatie is hier niet aan de orde.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. U. van Houten, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 10 november 2008, in tegenwoordigheid van P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. U. van Houten
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.