Motivering
Feiten
1.1 Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
1.2 Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
1.3 Aan een verzoek als dit kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
1.4 In Leeuwarden wordt op grond van het in februari 2001 vastgestelde 'coffeeshopbeleid gemeente Leeuwarden' (het coffeeshopbeleid) een maximumaantal van twaalf coffeeshops in de binnenstad gedoogd. [naam] is eigenaar van het pand aan het Herenwaltje 12 te Leeuwarden. Op 8 december 2006 heeft hij een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor het exploiteren van een coffeeshop als bedoeld in art. 2.3.1.2. van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Leeuwarden.
1.5 Bij besluit van 26 maart 2007 heeft verweerder aan [naam] een 'gedoogverklaring coffeeshop' verleend, op grond waarvan de verstrekking en het gebruik ter plaatse van softdrugs in de horeca-inrichting aan het Herenwaltje 12 onder voorwaarden wordt gedoogd. Bij besluit van 27 maart 2007 (gewijzigd op 30 mei 2007) heeft verweerder aan [naam] de gevraagde exploitatievergunning voor het exploiteren van een coffeeshop verleend.
1.6 Tegen het besluit van 26 maart 2007 heeft verzoeker bezwaar gemaakt, stellend dat hij al op 23 november 2006 een verzoek om afgifte van een gedoogverklaring heeft ingediend en dat daarom niet [naam], maar hij in aanmerking komt voor de twaalfde gedoogverklaring voor het centrum van Leeuwarden. Tegen het besluit op dat bezwaar heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank en tegen de uitspraak van de rechtbank heeft hij hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS).
1.7 Bij brief van 21 november 2007 heeft verzoeker verweerder verzocht hem een gedoogverklaring te verlenen voor het jaar 2008.
1.8 Verweerder heeft bij brief van 14 december 2007 besloten aan [naam] en aan verzoeker een tijdelijke gedoogverklaring af te geven tot de dag nadat de uitspraak van de AbRS in het hoger beroep als bedoeld in rechtsoverweging 1.6 bekend is gemaakt. Bij uitspraak van 30 juli 2008 heeft de AbRS uitspraak gedaan, waarin is overwogen dat het verzoek van verzoeker van 23 november 2006 niet als een aanvraag om een gedoogverklaring kan worden aangemerkt. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 20 augustus 2008 aan verzoeker meegedeeld dat, gelet op de uitspraak van de AbRS van 30 juli 2008, de handel in softdrugs in zijn etablissement niet langer gedoogd zal worden.
1.9 Op 15 juli 2008 heeft [naam] bij verweerder een nieuwe gedoogverklaring aangevraagd. Bij besluit aan 19 augustus 2008, verzonden op 1 september 2008, heeft verweerder aan [naam] een 'gedoogverklaring coffeeshop' verstrekt voor de periode 19 augustus 2008 tot 1 januari 2009.
1.10 Tegen het besluit van 19 augustus 2008 heeft verzoeker bij brief van 1 september 2008 bezwaar gemaakt.