ECLI:NL:RBLEE:2008:BF0140

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1932
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in gedoogbeleid coffeeshop Leeuwarden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 4 september 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, had een aanvraag ingediend voor een gedoogbeschikking voor de verkoop van softdrugs in zijn coffeeshop. De burgemeester van Leeuwarden, vertegenwoordigd door mr. M.E. van der Helm, had deze aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 3 september 2008.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen beletselen waren om verzoeker te ontvangen en dat er voldoende spoedeisend belang was bij de gevraagde voorlopige voorziening. Echter, de rechter concludeerde dat de weigering van de burgemeester om een gedoogbeschikking te verlenen niet kon worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb, tenzij er bijzondere omstandigheden waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een rechtsplicht tot gedogen rechtvaardigden. De weigering om van het gedoogbeleid af te wijken werd als rechtmatig beschouwd.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. E. Pot, en er kon geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/1932
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 september 2008 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
het Leeuwarder Rookhuis,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoeker,
gemachtigde: mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden,
en
de burgemeester van de gemeente Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.E. van der Helm, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 26 augustus 2008 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een gedoogbeschikking voor de verkoop van softdrugs afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft verzoeker zich bij brief van 29 augustus 2008 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 3 september 2008. Namens verzoeker is eigenaresse [naam] verschenen, bijgestaan door verzoekers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Motivering
Feiten
1.1 Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
1.2 Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als dit kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
1.3 Verzoeker heeft op 22 november 2007 bij verweerder een aanvraag ingediend om een gedoogverklaring voor het jaar 2008 voor de verkoop van softdrugs in zijn coffeeshop aan de Waeze 30 in Leeuwarden. Bij brief van 14 december 2007 heeft verweerder verzoeker meegedeeld dat, alvorens een besluit te nemen op de aanvraag, hij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) wil afwachten. Op 30 juli 2008 is die uitspraak gedaan.
1.4 In Leeuwarden wordt op grond van het in februari 2001 vastgestelde coffeeshopbeleid een maximum aantal van 12 coffeeshops in de binnenstad gedoogd. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2008 is verweerder gebleken dat de gedoogverklaring voor de 12e coffeeshop aan een andere exploitant - [naam] - diende te worden afgegeven. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoeker dan ook meegedeeld dat er geen ruimte meer is om zijn een gedoogverklaring te verstrekken en heeft hij deze geweigerd.
Geschil
2.1 De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoeker door verweerder in zijn bezwaar kan worden ontvangen.
2.2 Verweerder heeft ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaar - onder meer en samengevat - naar voren gebracht dat naar vaste jurisprudentie van de Afdeling de weigering om een gedoogbeschikking te verlenen behoudens bijzondere omstandigheden niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Aangezien in dit geval voorts geen rechtsplicht tot gedogen bestaat zal verweerder verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn bezwaar.
2.3 Verzoeker stelt zich in dit verband - onder meer en samengevat - op het standpunt dat tegen de weigering een gedoogbeschikking af te geven in beginsel weliswaar geen rechtsmiddelen openstaan, maar dat in dit geval sprake is bijzondere omstandigheden die tot de conclusie leiden dat wél van een besluit in de zin van de Awb moet worden gesproken. De bijzondere omstandigheden zijn hierin gelegen dat verweerder ten aanzien van de afgifte van gedoogbeschikkingen in strijd met zijn eigen beleid heeft gehandeld.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 1:3 lid 1 Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3.2 Volgens bestendige jurisprudentie van de Afdeling, onder meer van 18 juni 2003, nr. 200205079/1, en 16 mei 2007, nr. 200608328/1, zoals door verweerder aangehaald, is de schriftelijke weigering om te gedogen niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb, behoudens bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien er zeer klemmende, concrete gronden zijn voor het aannemen van een rechtsplicht tot gedogen. Volgens de Afdeling kan onder meer geen sprake zijn van een bijzonder geval indien de weigering te gedogen dient te worden aangemerkt als een weigering van de burgemeester om van het terzake gevoerde gedoogbeleid af te wijken.
3.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan mede in het licht van genoemde jurisprudentie van de Afdeling in de weigering van verweerder om van het coffeeshopbeleid van de gemeente Leeuwarden af te wijken geen bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld worden gezien. Voorts kan uit het beroep op gewekt vertrouwen en op een zorgvuldige belangenafweging geen rechtsplicht tot gedogen worden afgeleid. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat verweerder in strijd handelt met het coffeeshopbeleid van de gemeente Leeuwarden door aan coffeeshophouders gedoogverklaringen te verlenen zonder dat zij daartoe een aanvraag hoeven in te dienen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder genoegzaam uiteen heeft gezet dat in dit verband sprake is van bestendige praktijk die gelet op de rechtszekerheid vooralsnog dient te worden gehandhaafd. Ook hierin kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond worden gevonden voor het aannemen van een rechtsplicht tot gedogen. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld.
3.4 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.5 Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter niet toe aan een beoordeling van hetgeen verzoeker overigens nog heeft aangevoerd.
3.6 Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2008, in tegenwoordigheid van mr. E. Pot als griffier.
w.g. E. Pot
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.